Over deze Nederlandse oliereus is nog nooit een Kamervraag gesteld
Het Rotterdamse Vitol is met een omzet van meer dan 223 miljard euro na Shell het grootste Nederlandse bedrijf ter wereld. Het dreef handel met Saddam Hoessein en Slobodan Milošević en is recent aangeklaagd in een grote rechtszaak over manipulatie van de olieprijs. Toch kent nagenoeg niemand in Nederland het ‘FC Barcelona van de oliehandel’.
Op een doorsnee bedrijventerrein, op een minuut of tien rijden van het centrum van Rotterdam, gelegen aan de A16 en geflankeerd door de enorme witte toren van hotel Novotel, ligt een van de hoofdvestigingen van één van de grootste bedrijven ter wereld. De vlag met het bedrijfslogo wappert trots voor de ingang.
Toch kun je je niet voorstellen dat hier een bedrijf met een jaaromzet van meer dan 223 miljard euro is gevestigd. Het heeft niets van de grandeur van hoofdkantoren van andere Nederlandse multinationals als Shell (344 miljard euro omzet) op landgoed Oostduin in Den Haag of dat van ING (31 miljard euro omzet) aan de Amsterdamse Zuidas.
En dat is ook precies de bedoeling: dit Nederlandse bedrijf trekt liever niet de aandacht.
Het één na grootste Nederlandse bedrijf ter wereld
Het bedrijf in kwestie is de Nederlandse grondstoffenhandelaar Vitol, het één na grootste Nederlandse bedrijf ter wereld, met 38 vestigingen wereldwijd. De multinational heeft meer dan honderd dochterbedrijven, waaronder zeventien in belastingparadijzen als De Bahama’s en de Britse Maagdeneilanden. Vitol is niet beursgenoteerd. Ieder jaar keert het rond de half miljard euro uit aan zijn ongeveer 350 onbekende aandeelhouders. De onderneming werd in 1966 opgericht door twee Nederlandse oliehandelaars en de juridische zetel bevindt zich nog steeds in Nederland. Het hoofdkantoor is tegenwoordig in Genève gevestigd, in een anoniem, dertien-in-een-dozijn kantoorpand.
In mei van dit jaar berekende het zakenblad Fortune dat als Vitol wél op de beurs zou staan, het de zevende plek zou innemen op de Fortune 500, de lijst van grootste bedrijven ter wereld in termen van omzet. Bedrijven als Shell (1), Wall Mart (2) en Exxon Mobile (3) zouden de Rotterdamse oliehandelaar voorgaan, maar met een omzet van 223 miljard euro per jaar zou Vitol klinkende namen als Toyota, Apple, Samsung en General Motors achter zich laten.
Ooit iemand horen vertellen dat Vitol van grote invloed is op de mondiale olieprijs?
Vitol is de grootste onafhankelijke oliehandelaar ter wereld. Het verscheept meer dan 5 miljoen olievaten per dag, meer dan 260 miljoen ton olie per jaar. Dat is 6 procent van de totale wereldwijde olieconsumptie van 88 miljoen vaten per dag, vergelijkbaar met de jaarlijkse olieconsumptie van Duitsland, Groot-Brittanie en Italië bij elkaar.
Nederlanders zijn vaak trots op vaderlandse bedrijven die meedraaien met de wereldtop. Heineken, Philips, ASML: we kennen ze en weten wat ze doen. Heineken is het meest bekende biermerk ter wereld. Philips heeft de gloeilamp grootgemaakt en de cd-speler uitgevonden. En de computerchiptechnologie van ASML zorgt ervoor dat computers ieder jaar sneller en beter worden.
Maar Vitol? Wel eens van gehoord? Ooit iemand horen vertellen dat Vitol van grote invloed is op de mondiale olieprijs? Of dat het Nederlandse bedrijf een groot deel van de benzinestations op het Afrikaanse continent in bezit heeft? Of dat de Rotterdamse oliehandelaar de afgelopen jaren zo groot en machtig is geworden dat er onder denktanks en toezichthouders serieuze zorgen bestaan dat het bedrijf too big to fail is geworden en dat een mogelijke val van het bedrijf desastreus kan zijn voor de stabiliteit van de wereldeconomie?
Helemaal niet schimmig
Nee, waarschijnlijk niet. Maar wees gerust: je bent niet de enige. Bijna niemand in Nederland kent Vitol. We benaderden Kamerleden, Europarlementariërs, energie-experts en gespecialiseerde onderzoekers en kregen consequent nul op het rekest.
Liesbeth van Tongeren bijvoorbeeld, oud-directeur van Greenpeace en energiewoordvoerder in de Kamer voor GroenLinks, had ‘ooit’ wel eens van het bedrijf gehoord, maar daar hield het op.
Coby van der Linde, de voornaamste expert op het gebied van energiepolitiek in Nederland, directeur van het internationaal energieprogramma van Clingendael en hoogleraar geopolitiek en energiemanagement aan de Universiteit van Groningen, antwoordde: ‘We weten eigenlijk te weinig van deze specifieke sector in de energiehandel om een goede gesprekspartner te zijn.’
Noë van Hulst, oud directeur-generaal Energie op het ministerie van Economische Zaken, oud-directeur bij het International Energy Agency en thans Nederlands vertegenwoordiger bij de OECD, schreef in een e-mail ‘geen kennis’ over Vitol te hebben.
Bert de Groot, directeur van het Centre for Maritime Economics and Logistics van de Universiteit van Rotterdam, een club die zich buigt over het terrein waar het Rotterdamse Vitol actief is, zei: ‘Vitol is een groot bedrijf, zeker!’ Maar: ‘Ik ben op dit onderwerp niet degene die u zinnige informatie kan verstrekken. Ik weet ook niet direct wie de beste persoon is om te benaderen.’
Ook in de Nederlandse politiek is het één na grootste bedrijf van Nederland nooit onderwerp van gesprek. De naam Vitol is nog nooit tijdens een debat in de Tweede Kamer gevallen
Ook in de Nederlandse politiek is het één na grootste bedrijf van Nederland nooit onderwerp van gesprek. De naam Vitol is nog nooit tijdens een debat in de Tweede Kamer gevallen. In de internationale krantendatabank Lexis Nexis vonden we vooral korte berichten op de economiepagina’s van de landelijke kranten. In de Volkskrant bijvoorbeeld is de naam van het bedrijf sinds 1995 in slechts elf verschillende artikelen gevallen, waarvan in tien alleen in een bijzin. Zeker, opinieweekblad Elsevier had in oktober dit jaar een groter stuk over Vitol. Maar dat was vooral een bewonderend verhaal over de Hollandse ondernemingsgeest van het bedrijf. Elsevier prees de baas van de Nederlandse tak van Vitol, Klaus de Clercq, als een ‘uitstekende rekenaar’. Zelf mocht hij in het interview uitleggen dat zijn bedrijf zich netjes aan alle wetten houdt en er niets schimmigs is aan wat het doet.
Die onbekendheid is vreemd, gezien de enorme invloed die Vitol heeft op bijvoorbeeld de Russische energiemarkt. Het domineert samen met branchegenoot Glencore de Russische olie-exportmarkt. ‘Ik kan mij geen bedrijf herinneren dat zo dominant is geweest in de twintig jaar dat ik dit werk doe,’ vertelde een Russische oliehandelaar vorig jaar oktober aan persbureau Reuters.
Vitol doet in Rusland meer dan alleen maar olie halen en wegbrengen: in mei van dit jaar maakte het Russische staatsoliebedrijf Rosneft bekend dat het concurrent TNK-BP over had genomen voor 41 miljard euro, waardoor het bedrijf in één keer de grootste olieproducent ter wereld werd. Om de financiering rond te krijgen, leende Rosneft 7,5 miljard euro van Vitol en concurrent Glencore, die beiden zo de garantie kregen ruwe olie van Rosneft af te nemen.
Het bericht dat één Nederlands bedrijf een van de grootste deals uit de geschiedenis van de olie-industrie medefinancierde, haalde de Nederlandse kranten niet.
Zakendoen is politiek stelling nemen
Binnen de grondstoffenhandel is Vitol wereldberoemd en wordt het bedrijf geprezen. ‘Vitol is,’ zegt een oud-medewerker van een concurrent van Vitol die niet met naam wil worden genoemd, ‘het FC Barcelona van de oliehandel’. Ton Schurink, voorheen vice-president van de grootste voedselgrondstoffenhandelaar ter wereld Cargill en nu werkzaam voor CFT Advisory Services in Genève, een adviesbureau in de grondstoffenhandel, spreekt bewonderend over de ‘geest van innovatie, flexibiliteit, ondernemingszin, het vinden van oplossingen en de drang om geld te verdienen.’
Een aanzienlijk deel van dat geld wordt verdiend in landen waar de situatie politiek complex en wankel is. Zuid-Soedan, Nigeria en Irak, om er een paar te noemen. Vaak zijn dat landen die rijk zijn aan grondstoffen en die een partner zoeken om die op te halen en te verkopen, niet zelden om de hoge kosten van een burgeroorlog of crisis te financieren. Tegelijkertijd zijn deze instabiele regimes niet in staat zelf hun grondstoffen te verwerken tot producten - ruwe olie tot benzine bijvoorbeeld - omdat de raffinaderijen in puin liggen. En óók die producten nemen ze dan weer af van Vitol.
Tijdens de opstand tegen het bewind van Khadafi in 2011, sloot Vitol een deal met de leiders van de opstandelingen
Illustratief zijn de zaken die het bedrijf doet in Libië. Tijdens de opstand tegen het bewind van Moammar Khadafi in 2011, sloot Vitol een deal met de leiders van de opstandelingen. Vitol kocht de olie die zij in handen hadden en in ruil daarvoor leverde het Rotterdamse bedrijf brandstof. In een interview uit de Volkskrant zei directeur corporate affairs Mark Ware daarover: ‘Het kwam natuurlijk wel neer op een politieke stellingname. Je wordt meegezogen, en je verbindt je aan je klant, in dit geval de rebellen. Andere oliemaatschappijen hebben dat niet aangedurfd. Maar wij kloppen ons niet op de borst. Gelukkig hebben de good guys gewonnen in Libië.’ Maar in hetzelfde interview zei Ware dat Vitol vanaf 2001 al handel dreef met Libië - met het regime van Khadafi dus.
En waren de zaken die Vitol in de jaren negentig deed met het regime van Slobodan Milošević en Saddam Hoessein soms ook politieke stellingnames?
Machtige tentakels en gevoelige teentjes
De CEO van Vitol is Ian Taylor (1956), een Brit van Schotse afkomst. Hij werkt al bijna dertig jaar bij de oliehandelaar en was daarvoor verbonden aan Shell. Taylors invloed in Engeland reikt tot in Downing Street 10, de zetel van de regering. Sinds 2006 heeft hij zeker 550.000 pond aan de Conservatieve Partij gedoneerd. Op 2 november 2011 mocht hij aanzitten bij een gezellig privédiner met premier David Cameron.
Die intieme contacten tussen de hoogste baas van Vitol en de Britse premier, wekken verwondering. Want de Conservatieve Partij laat zijn kas spekken door een bedrijf dat regelmatig in opspraak is geraakt. In 1996 betaalde Vitol-directeur Marc Finch de Servische oorlogsmisdadiger Arkan 700.000 euro om een stukgelopen oliedeal met het Servië van Milošević olie te fiksen. In 2007 kreeg het bedrijf een boete van 17,5 miljoen opgelegd voor het betalen van smeergeld aan het regime van Saddam Hoessein om oliecontracten in de wacht te slepen.
Vorig jaar ontstond ophef rond Vitol, toen bekend werd dat het in juli dat jaar twee miljoen vaten stookolie van Iran had gekocht en de internationale sancties tegen dat land had omzeild. Vitol erkende dat het dochterbedrijf deze partij van Iraanse origine van een niet Iraanse tegenpartij had gekocht, maar zei dat het de internationale sancties niet had overtreden.
Ook op de financiële handel en wandel van het bedrijf bestaat kritiek. In 2010 kreeg Vitol een boete van 3,25 miljoen euro van de Amerikaanse toezichthouder van de grondstoffenhandel, wegens misleiding van de New York Mercantile Exchange (NYMEX), de New Yorkse beurs voor de handel in grondstoffen. In 2012 begon de Britse belastingautoriteit een onderzoek naar de Engelse poot van het bedrijf, dat meer dan een decennium lang miljoenen aan belastingen zou hebben ontweken.
Maar Vitol noch Cameron worden graag gewezen op deze pijnlijke feiten. Op 24 april 2013 zette Angus Robertson, de partijleider van de Schotse Nationalistische Partij, in het Britse parlement frontaal de aanval in op Cameron. De premier moest stoppen met meneer Taylor, die zaken had gedaan met een van de grootste oorlogsmisdadigers uit de recente geschiedenis, te ontvangen op Downingstreet en hem zijn donaties teruggeven. Cameron reageerde als door een horzel gestoken. Hij vond het ‘ongelooflijk spijtig’ dat Robertson ‘een politieke kaart probeerde uit te spelen’. Inhoudelijk ging hij niet op de aantijgingen in. Dat was ook lastig, want Vitol heeft erkend dat het in 1996 700.000 euro aan Arkan heeft betaald.
Marktmanipulatie
Op dit moment loopt er een nieuw proces, waarin onderzocht wordt of Vitol juridisch gezien over de schreef is gegaan. In oktober dienden de advocaten van een viertal handelaren op de NYMEX-beurs in New York bij de rechtbank van Manhattan een aanklacht in tegen een aantal oliebedrijven en oliehandelaren, zoals Shell, BP en Vitol.
De aanklacht is dat ze de olieprijs zouden hebben gemanipuleerd. Regelmatig duiken er geruchten op dat Vitol zich zou bezondigen aan marktmanipulatie. Het bedrijf beschikt via een netwerk van dochterbedrijven over een enorme opslagcapaciteit. Het kan grote hoeveelheden olie opkopen, een tijdje vasthouden, en dan, als schaarste de prijs omhoog stuwt, de gasolie weer verkopen.
En dat is dan nog de meest simpele vorm van marktmanipulatie. De warboel van financiële technieken op de oliemarkt maakt het mogelijk veel sluwer te werk te gaan. Dat die ook werkelijk benut worden, is niet alleen de fantasie van kwaadsprekers. In mei 2013 begon de Europese Commissie een grootschalig onderzoek naar de manipulatie van benzineprijzen. De Commissie deed onder meer invallen bij Shell en BP en verzocht oliehandelaren als Vitol en Glencore ‘om informatie’. Welke is niet bekend gemaakt.
De Commissie wil niet toelichten of dit verzoek ook betekent dat ze verdenkingen heeft jegens Vitol. Dat hebben de vier NYMEX-handelaren dus wel. De aanklacht: ondernemingen als Shell, BP en Vitol zouden samen de prijs van Brent Crude Oil hebben beïnvloed, door grote nep-orders te plaatsen bij Platts, een bedrijf dat dagelijks de prijzen van verschillende type olieproducten publiceert. De Financial Times vergeleek het met het Libor-renteschandaal, waarbij het rentetarief van leningen tussen banken op ongeveer dezelfde manier werd gemanipuleerd.
De 85 pagina’s lange aanklacht tegen onder andere Vitol is een pittige les in financiële abracadabra. In een toelichting zei de advocaat van de aanklagers: ‘Het is een zeer obscure markt. Voor buitenstaanders kan het ondoordringbaar lijken. Specialisten en handelaars in deze markt kunnen misbruik maken van deze duisterheid.’ De reactie van de woordvoerder van Vitol is kort en krachtig. ‘No comment.’
Niet te veel opvallen
Geheimzinnigheid. Niet te veel opvallen. Nauwelijks verantwoording afleggen. Niet met de pers praten. Grondstoffenhandelaren als Vitol zijn er groot mee geworden. ‘Het zijn gigantische bedrijven die niemand kent,’ vertelt Ton Schurink. ‘Het is een kleine, gesloten wereld waar je niet makkelijk in komt. Het is niet in hun voordeel om open te zijn. Want daarmee leggen ze uit wat ze doen. Aan het publiek en ook aan hun concurrenten, en dat willen ze niet.’
Maar dat lijkt te veranderen. De roep om meer transparantie van de goeddeels ongereguleerde grondstoffenhandel zwelt aan. The Financial Stability Board (FSB), de overkoepelende Europese financiële toezichthouder, doet op dit moment onderzoek naar de grote handelshuizen als Vitol, Glencore en Trafigura. Eén van de vragen die de FSB wil beantwoorden is: zijn de bedrijven die de belangrijkste grondstoffen vervoeren niet te belangrijk geworden voor de wereldeconomie? En moeten zij niet onder speciale regulering komen te vallen?
Ze willen invloed van bron tot bestemming. Dan kun je pas echt controle over de markt hebben
De grondstoffenhandelaren zijn de afgelopen jaren inderdaad gigantisch geworden. TheFinancial Times berekende een aantal maanden geleden dat de omzet van de tien grootste handelshuizen vorig jaar ongeveer 885 miljard euro bedroeg. De krant berekende ook dat de winst van de twintig grootste handelshuizen de afgelopen twaalf jaar met zestienhonderd procent is toegenomen. Vooral door de opkomst van China is de vraag naar grondstoffen als olie, graan en metalen enorm toegenomen. Handselshuizen als Vitol varen daar wel bij.
Daarnaast handelen de handelshuizen niet alleen in grondstoffen, maar breiden ze hun werkterrein ook steeds meer uit: Vitol bijvoorbeeld bezit zelf of via dochterbedrijven verschillende olieraffinaderijen, olieterminals en een energiecentrale. Het is al lang niet meer slechts een intermediair tussen producent en afnemer: het neemt steeds grotere delen van de hele productieketen van het zwarte goud over. ‘Vitol en andere traders krijgen steeds meer controle over de hele value chain,’ legt Ton Schurink uit. ‘Ze willen invloed van bron tot bestemming. Dan kun je pas echt controle over de markt hebben.’
‘Too big to fail’
‘Het gevaar van zo’n machtige speler is dat een val van het bedrijf een mogelijke bedreiging van het hele systeem is,’ zegt onderzoeker Diego Valiante van The Center of European Policy Studies (CEPS), een Brusselse denktank. ‘Dat het net als sommige banken too big to fail is geworden.’ Deze zomer publiceerde CEPS een rapport over de hele commodity trading-wereld. De boodschap: er is te weinig kennis over en nauwelijks toezicht op deze groeiende bedrijfstak die steeds grotere delen overneemt van de productieketen van de belangrijkste grondstoffen ter wereld. Het rapport spreekt over een ‘tipping point,’ een moment waarop de handelshuizen zo groot zijn geworden dat de zekerheid van levering niet meer onafhankelijk is te toetsen.
Het gevaar van zo’n machtige speler is dat een val van het bedrijf een mogelijke bedreiging van het hele systeem is
‘Vitol hoeft zich niet echt te verantwoorden over haar activiteiten,’ legt Valiante uit in zijn kantoor in Brussel, ‘behalve naar de eigen 350 aandeelhouders. Verder weet niemand eigenlijk precies wat het bedrijf allemaal doet. Overheden niet, toezichthouders niet. Maar we hebben het hier over een bedrijf dat tussen de 20 en 30 procent van de Europese markt voor ruwe olie verhandelt. En we weten ook dat het bedrijf haar enorme hoeveelheden geld gebruikt om steeds meer te investeren in de fysieke wereld.
Wat gebeurt er als Vitol omvalt, om welke redenen dan ook? Als je een omzet van 223 miljard hebt en op zoveel verschillende plekken actief bent, dan zijn heel veel verschillende partijen van jou afhankelijk. Die hebben dan allemaal een probleem. Dan moet je denken aan tekorten van de belangrijkste ingrediënten aan de wereldeconomie.’
Deze en volgende week zullen Tomas en Maurits verschillende artikelen publiceren over Vitol. Tips kunnen (versleuteld) gemaild worden naar maurits@decorrespondent.nl of tomas@decorrespondent.nl.
Morgen: een reconstructie van een politiek spel rond de aanleg van een grote olieterminal in Rotterdam van een dochteronderneming van Vitol.