Wat heeft vijftien jaar terreurbestrijding opgeleverd?

Herman van Gunsteren
Politicoloog
New York, Ground Zero, 11 september 2001. Foto: Frank Schwere / Getty

Vijftien jaar na nine eleven is veel hetzelfde gebleven: aanslagen, analyses, en het taboe op vergelijkingen met het Hitler-regime. Maar er is ook veel veranderd. De houding van staten tegenover ‘risicoburgers’ bijvoorbeeld.

Het is bijna vijftien jaar na nine eleven. Vijftien jaar terreurbestrijding. Wat heeft dat opgeleverd? Wat heeft het veranderd in de politiek en het dagelijkse leven in democratieën? Is de terreurbestrijding zelf in die periode veranderd?

Veel is hetzelfde gebleven.

Aanslagen werden gewoner. Met gepaste afschuw werden ze verwelkomd

Aanslagen bleven komen. Er trad een zekere gewenning op. Plegers zijn uit op Hun succes hangt af van de hevigheid waarmee op hun daden wordt gereageerd. Geen enkele aanslagpleger wist de reacties en publiciteit te evenaren die de daders en organisatoren van nine eleven ten deel viel. Aanslagen werden gewoner. Met gepaste afschuw werden ze verwelkomd. Maar algauw werd door velen ook gezegd dat het speldenprikken zijn, waardoor de democratische samenleving niet hoeft te worden verstoord. De taal van totale oorlog, die George W. Bush en de zijnen nog hanteerden, werd minder gehoord.

Gebleven zijn ook de analyses en remedies. Officieel onderzoek naar aanslagen leidt steevast tot de constatering dat als we dit stukje informatie met dat stukje bijeen hadden gebracht, dat dan de aanslag waarschijnlijk had kunnen worden voorkomen. Die analyses acht ik juist. Dat geldt evenwel niet voor de steevast aangedragen remedies: delen van informatie en centraliseren van besluitvorming. Hun bronnen kunnen erdoor in gevaar komen en opdrogen. Het in een verzameling brengen van informatie maakt het ook moeilijker om fouten erin op te sporen en te En vergaande centralisatie leidt tot een centrum dat overweldigd wordt en daardoor fouten maakt of verlamd raakt. Dat was vroeger zo met de centrale planning in de Sovjet-Unie en dat is nu het geval met het ministerie van Veiligheid en Justitie. De vergissingen en nalatigheden die in debatten in de Tweede Kamer breed worden uitgemeten zijn een te verwachten gevolg van de gekozen structuur.

Gebleven zijn ook de rustige reacties van de bevolking. Autoriteiten en commentatoren dachten aanvankelijk dat angst onder de burgers zou toeslaan. Dat bleek niet zo. Mensen waren niet acuut bang, hoogstens wat meer op hun hoede. Dat laatste kan op den duur ook nare gevolgen hebben voor het verkeer in de publieke ruimte. In een mooi artikel in zet Rutger Lemm uiteen hoe een wedloop van negatieve verwachtingen kan leiden tot radicalisering en vervreemding. Laat u niet in de hoek drijven, doorbreek de wedloop van wantrouwen, blijf in het midden – zo houdt hij ons voor.

Gebleven zijn ook de drogredenen. Wie moeten vrezen voor de nieuwe bevoegdheden? Alleen kwaadwillenden – zo verzekert ons Ronald Prins van beveiligingsbedrijf Dit is het aloude refrein van ‘Wie niets heeft misdaan heeft niets te vrezen.’ Een gotspe in het licht van ervaringen in de twintigste eeuw, waarin heel veel onschuldigen door hun eigen overheid zijn omgebracht.

Gebleven is ook het taboe op vergelijkingen met het Hitler-regime

Gebleven is ook het taboe op vergelijkingen met het Hitler-regime. Kritiek en satire mag, maar een vergelijking met Hitler gaat te ver. Die wordt buiten de orde verklaard. Zodoende snijden we ons af van een unieke bron van informatie en lering. Het naziregime was niet alleen gruwelijk, maar ook bijzonder doordat de werking ervan rijk is gedocumenteerd - door betrokkenen zelf en later door onderzoekers ervan. Uit die documentatie kan iedereen leren zien hoe een reëel bestaande tirannie werkt.

Naast bekende continuïteiten zijn er ook verrassende constateringen. Zo kwamen aanslagen niet enkel van vijanden, maar ook van vrienden, van medeburgers. Lezers van Shakespeare en de Bijbel wisten dit wel, maar waren het even vergeten. Vergeten was ook even dat de staat niet alleen beschermt, maar ook martelt (de Verenigde Staten) en onwaarheden vertelt (minister Ronald Plasterk (PvdA, Binnenlandse Zaken) op de televisie om de mensen gerust te stellen).

New York, Ground Zero, 11 september 2001. Foto: Frank Schwere / Getty

Vergeten was even ook dat intellectuelen makkelijk meebuigen met de macht, zoals Michael Ignatieff die na nine eleven de grenzen van de definitie van martelen oprekte. Wat vroeger martelen was, is het dan ineens niet meer.

Verrassend is ook dat het de rechter is die een halt toeriep aan de staat die zijn eigen burgers bespioneert en stalkt en vijandelijke strijders in een juridisch niemandsland gevangenhoudt. Het Britse Hogerhuis heeft antiterreurwetten onverbindend verklaard en het conservatieve Amerikaanse Supreme Court heeft het recht op een eerlijk proces hersteld.

Na nine eleven is er ook veel veranderd.

De staat is terug van weggeweest. In de jaren negentig van de twintigste eeuw, na de val van de Muur door Berlijn en het einde van de Koude Oorlog, dachten velen dat de soevereine staat steeds minder belangrijk zou worden en misschien zelfs zou afsterven. Meer democratie en civil society, en meer internationaal recht. Na nine eleven is de staat herrezen. Niet de zachte democratische, maar de meer autoritaire die gedecideerd en gewapend optreedt. Wie nu via Schiphol op reis gaat, moet in de rij om zich te legitimeren en te laten fouilleren. Hij weet zich omringd door gezagsdragers met wapens in de aanslag. Alles om hem gerust te stellen.

De nieuwe sterke staat richt zich op veiligheid, preventie en controle. Mijn eerste boek uit 1972 heette The Quest for Control. Daarin liet ik zien hoe het streven naar centrale controle doorgaans leidt tot verstrikking, verlamming en onzin. Dit was een kritiek op het toen nog gangbare maakbaarheidsdenken. Dat was progressief, het stond in dienst van emancipatie, van bevrijding en verbetering. De hedendaagse hang naar centrale controle is conservatief, wil voorkomen dat wat er is wordt beschadigd of teloorgaat. Maar er ligt eenzelfde veronderstelling van maakbaarheid, van beheersbaarheid, aan ten grondslag.

We maken één ministerie van Veiligheid. Ook als diverse experts op de gevaren van zo’n superministerie wijzen

We maken één ministerie van Ook als diverse experts, zoals twee voormalige chefs van Israëlische inlichtingendiensten (in The Economist) en in ons land op de gevaren van zo’n superministerie wijzen. En ja hoor, op dit ministerie gaat van alles mis. Net als in de Verenigde Staten op het ministerie van De meest betrouwbare terreurbestrijder bleek het dat zich wel moest organiseren omdat New York na nine eleven hét doelwit bij uitstek was. Het NYPD werd aanvankelijk tegengewerkt door de FBI en het ministerie, maar die moesten bakzeil halen toen bleek dat daar de betere informatie en talenkennis Onze minister van Veiligheid en Justitie dacht onlangs nog dat berichten die van het NYPD kwamen van de FBI afkomstig waren. Ironisch genoeg werd juist die vergissing hem door sprekers in de Tweede Kamer zwaar aangerekend. Was er niets belangrijkers om over te twisten?

Keer op keer wordt na een aanslag vastgesteld dat inlichtingendiensten de vermoedelijke daders al in het vizier hadden, maar met die kennis niets hebben gedaan. Als inlichtingendiensten op alle informatie die ze hebben actie zouden ondernemen, dan zouden ze zichzelf en hun omgeving gek maken. Ze weten naar mijn oordeel te veel. Ze verdrinken in informatie. Ze moeten leren nee te zeggen tegen verzoeken en opdrachten om niet kopje onder te gaan.

Arthur Docters van Leeuwen, baas van de in de jaren negentig, weigerde vaak onderzoeken in te stellen omdat die onrust zouden creëren in de omgeving van de betrokkene, waartegen die zich niet kan verweren. Ook als suggesties om te onderzoeken afkomstig waren van andere ministeries dan dat van zijn eigen baas, Ien Dales (PvdA, Binnenlandse Zaken), hield hij die af. Overwegingen van juridische en morele zorgvuldigheid leidden zodoende ook tot wijze zelfbeperking en het vermijden van overreaching.

Het verwijt dat inlichtingendiensten wel wisten maar niet handelden veronderstelt dat ze meer kunnen en mogen doen dan waarschuwingen onder de aandacht van het bevoegde gezag brengen. Vroeger werden inlichtingendiensten als een noodzakelijk kwaad kort gehouden en gewantrouwd. Gevaarlijk spul.

New York, Ground Zero, 11 september 2001. Foto: Frank Schwere / Getty
Een foutloze dienst eisen is levensgevaarlijk

In 2016 zijn ze een deel van het dagelijkse leven geworden. Hun bevindingen worden als bewijs in strafzaken gebruikt; ze keuren de betrouwbaarheid van een groot aantal personen in publieke dienst; ze berichten over verijdelde aanslagen. En er wordt geëist dat ze foutloos werken. Maar elke organisatie maakt fouten.

Inlichtingendiensten maken er, gezien de aard van hun werk, meer dan gemiddeld. Een foutloze dienst eisen is levensgevaarlijk – zo zei Docters van Leeuwen. Het samenvoegen van diensten en informatie biedt niet enkel voordelen, het kan ook de betrouwbaarheid verminderen. Stel je hebt als minister twee diensten, bijvoorbeeld de en de die betrekkelijk onafhankelijk van elkaar opereren. Stel dat de foutenmarge van elk van beiden 10 procent is. Met moeite, bijvoorbeeld door samenvoeging van de twee diensten, kan dit misschien tot 9 procent worden teruggebracht. Dat haalt het niet bij het voordeel van twee diensten met een foutenmarge van 10 procent. Als die beiden een gevaar signaleren is de kans dat dit een misser is 1 procent (een tiende van een tiende).

Preventie is ook buiten de sfeer van terreurbestrijding allengs de norm geworden. De Nederlandsche Bank toetst aspirant-bestuurders in de financiële sector op hun geschiktheid. Schokkende gevallen van verwaarlozing van kinderen voeden de roep om screening van aankomende ouders. Als er iets fout is gegaan leidt onderzoek in Den Haag tegenwoordig steevast tot de conclusie dat het toezicht heeft gefaald. De standaardremedie is dan: meer en beter toezicht. Maar hoe doe je dat, beter toezichthouden? Eenvoudig de regels toepassen? Met een stiptheidsactie als uitkomst? Moet de toezichthouder er bovenop zitten? Maar wel zonder op de stoel van bestuurders te gaan zitten? Willen we door een verzameling brave Hendriken worden bestuurd?

Preventie lijkt onschuldig – voorkomen is beter dan genezen – maar heeft bij nadere beschouwing kwalijke kanten. Preventie kan zelf schade veroorzaken – een infectie opgedaan bij een gezondheidsscan, beveiligers die een onschuldige doodschieten. Er zijn nog meer bezwaren. Achteraf reageren op gebleken schade is empirisch. Vooraf ingrijpen is veel sterker door theorieën bepaald. Het gebeurt op grond van kenmerken die het waarschijnlijk maken dat zich een schade zal voordoen. Die waarneming van waarschijnlijkheid is door theorie bepaald. Theorieën, zo weten we, veranderen. Dertig jaar geleden werden borstamputaties verricht waar dit nu niet meer zou gebeuren. Ook trouwens het omgekeerde – amputatie op grond van erfelijkheidsinformatie.

Om het plat samen te vatten: preventie is ideologischer gekleurd, meer bepaald door heersende opvattingen, dan ingrijpen na gebleken schade. Preventie kijkt naar profielen, niet naar concrete personen. Iemand die in het profiel past wordt een risicoburger, die door zijn eigen overheid wordt lastiggevallen, geobserveerd en gewantrouwd. Een bijkomend nadeel openbaart zich als preventie gecombineerd wordt met de thans gangbare gedachte dat het handelen van mensen door hun cultuur wordt bepaald. Aangrijpingspunt voor verandering van hun onwenselijke gedrag wordt dan gezocht in het veranderen van hun culturele vanzelfsprekendheden. Sommigen noemen dat overtuiging, anderen hersenspoeling of heropvoeding.

New York, Ground Zero, 11 september 2001. Foto: Frank Schwere / Getty
Regels van recht, democratie en privacy zijn geen luxe die we ons enkel kunnen permitteren voor zover de veiligheid dat toelaat

De indruk van vijftien jaar terreurbestrijding is al met al: versterking van de staat en disciplinering van de burger. Wat in dit beeld ontbreekt is vertrouwen in democratie. Volgens ligt hier een Zij ziet democratie als de beste verdediging tegen terreur. Regels van recht, democratie en privacy zijn geen luxe die we ons enkel kunnen permitteren voor zover de veiligheid dat toelaat. Het zijn de krachten en instituties waaraan de rechtsstatelijke democratie veerkracht ontleent. Veerkracht waardoor terreur beter buiten de deur kan worden gehouden en waardoor, als die zich voordoet, de impact ervan beter kan worden verwerkt.

Privacy is in deze visie niet enkel luxe, louter lust voor het individu. Een democratie die niet totalitair wil zijn heeft een private sfeer nodig waarin de burger zich vanuit de publieke sfeer kan terugtrekken. Daar, in de eigen woning, moet hij veilig zijn – ook veilig voor publieke bemoeienis. Innerlijkheid is nodig om als individu zelfstandig naar buiten te treden. Een vitale democratie koestert de eigenwijze en irritante burger. Die verschaft informatie die een autoritair regime niet zou bereiken.

De visie van Richardson op de gemiste kans in de terreurbestrijding wordt door velen gedeeld. In ons land, als ik het goed zie, onder anderen door Beatrice De Graaf en Tjibbe Joustra. In Duitsland door de schrijfster Juli Zeh en talrijke demonstranten die week na week in Berlijn demonstreren. Bij ons gaat de strijd nu over die grootscheepse verzameling van data en administratieve maatregelen (verkapte straffen) jegens ‘risicoburgers’ mogelijk moeten maken. Bezwaren tegen deze ontwerpen van wet zijn van diverse kanten naar voren gebracht. Maar de autoriteiten zetten, naar het zich laat aanzien, toch door. Ze tonen daadkracht.

De strijd rond deze wetsontwerpen is van meer dan incidenteel en lokaal belang. Hij zou weleens richtingbepalend kunnen zijn. Wij leven in een tijd waarin informatieverwerking revolutionaire veranderingen brengt - in organiseren, in de economie, de politiek, de cultuur, in het recht. Informatisering is, om met Marx te spreken, een productiekracht waardoor de productieverhoudingen en onze voorstellingen omtrent passend gedrag, onze cultuur, ingrijpend aan het veranderen zijn. Eerder had ik het over een gemiste kans in de terreurbestrijding. Vandaag is er een nieuwe kans. Jammer als ook die weer wordt gemist.

Om die te grijpen is het wel nodig de valse tegenstelling tussen vrijheid en veiligheid achter ons te laten. Om te zien hoe vrijheid van burgers in de republiek ook bron van veiligheid kan zijn. Die vrijheid is geen louter privézaak. Het gaat altijd ook om gelijke vrijheid voor medeburgers. In gevangenschap vocht Nelson Mandela tegen de verplichting een korte broek te dragen. Toen hij toestemming kreeg een lange te dragen bleef hij in korte broek lopen, tot al zijn medegevangenen op Robbeneiland ook in het lang mochten gaan.

Tegen het einde van zijn leven hield mijn vriend een toespraak in Jeruzalem. Daarin vroeg hij zich af op welk moment de vernietiging van medeburgers nog afgewend had kunnen worden. Hij meende dat dit was toen in registers en beleid onderscheid tussen soorten burgers werd gemaakt. Tegenwoordig wordt onderscheid tussen gewone burgers en risicoburgers gemaakt. In de oorlog was het zogezegd niet leuk om Jood te zijn. Nu is het niet leuk om in Nederland een jonge Marokkaanse man te zijn. Risicoburgers worden door profiling opgespoord en door de eigen overheid voortdurend lastiggevallen. ‘Verstoren’ heet dat. Sijes zou daartegen zijn geweest.

Dit is een geredigeerde versie van de , die ieder jaar op 5 mei door Bits of Freedom, De Correspondent en Artis wordt georganiseerd.

Meer lezen?