Hoe Afrikaanse jongens in het Europese voetbal terechtkomen (en wat ze daar te wachten staat)

Emma Lesuis
Journalist & filmmaker
Spelers op weg van het metrostation naar het voetbalveld. Beeld: Bas Rozenbeek

Elk jaar komen duizenden Afrikaanse voetballers onder valse voorwendselen én op eigen gelegenheid naar Europa om het te maken. Velen beginnen bij de Belgische club La Roue, waar de tussenpersonen langs de lijn staan. Maar wie helpt hen als ze falen?

Het voetbalveld nabij metrostation La Roue in het Brusselse Anderlecht verdient geen schoonheidsprijs. Aan de zijkant staan woonwagens, aan de overkant sombere flats. De vervuilde bosjes eromheen kunnen de boel niet opvrolijken.

Elke dag verzamelen zich hier voetballers afkomstig uit landen als Guinee, Kameroen, Ghana of Burkina Faso. De een is onder valse voorwendselen naar Europa gelokt, de ander is op eigen houtje gekomen. Maar bijna allemaal hebben ze gemeen dat ze hier illegaal zijn, profvoetballer willen worden en een club zoeken.

Dus kleden ze zich om op het veld - een kleedkamer is er niet - en hangen hun kleding over het hek. Terwijl een enkeling alvast wat sit-ups doet, zet coach Séraphin Fodjo de pionnen neer. Hij is de grote baas van de onofficiële voetbalclub die vernoemd is naar de metrohalte. Gehesen in een Anderlechttrainingspak geeft de Kameroener dagelijks twee uur gratis training.

Vimeo plaatst cookies bij het bekijken van deze video Vimeo
Coach Séraphin Fodjo van de Belgische club La Roue. Beeld: Bas Rozenbeek (camera) en Emma Lesuis (regie en montage)

En daar maken de Afrikanen tussen de zeventien en zevenentwintig jaar gretig gebruik van. Op een mooie dag staat er gerust vijfentwintig man op het veld. Ze trainen hard, hier wordt immers gewerkt aan die droom om een miljoenencontract binnen te slepen. Een droom die, zegt Fodjo, bijna onhaalbaar is. ‘De jongens zien voorbeelden als of op televisie, sterren bij wie het wel gelukt is. Maar als Afrikaan zonder papieren een voetbalclub binnenkomen, is vrijwel onmogelijk.’

Volgens de Verenigde Naties is er sprake van mensenhandel als de jongens minderjarig (gedwongen of vrijwillig) vanuit Afrika naar Europa worden gelokt. Dat gebeurt op La Roue niet. Wat er wel veelvuldig voorkomt, is oplichting: tussenpersonen die geld van meerderjarige voetballers opstrijken en ze laten vallen als ze niet goed genoeg blijken. Wie daar de winnaars en verliezers van zijn, wordt op geen enkele plek zo duidelijk als hier: La Roue is zowel begin- als eindstation voor veel Afrikaanse voetballers.

Op de zolderkamer van Laye (rechts) wordt er voetbal gekeken met Abou (links). Beeld: Bas Rozenbeek

Hoe de jongens gescout worden...

Maar hoe begin je? Ondanks hun illegale status hopen veel Afrikaanse jongens via spelersmakelaars of tussenpersonen het professionele circuit te betreden. Tussenpersonen die gemiddeld zo’n 5 tot 10 procent van het Maar de jongens zijn ervan afhankelijk; zelf aankloppen bij een club is kansloos. Daarom trainen ze bij La Roue, waar elke maand dergelijke tussenpersonen langs de lijn staan.

Wij Afrikanen helpen elkaar

Deze keer staat Aurélien Lebeau er, die zichzelf voorstelt als ‘agent de football professionnel.’ Gefocust kijkt hij naar de spelers die Fodjo laat rondrennen. Hij wijst met vingers vol goud twee jongens aan. ‘Die vind ik interessant. Zij kunnen goed anticiperen.’

Lebeau werkt in een groep van zo’n zeven Afrikaanse ‘agents,’ waar Fodjo geen deel van uitmaakt, die voor ruim twintig jongens een club zoekt. Ze zijn niet verbonden aan de FIFA, want dat is volgens Lebeau ‘maffia.’ Dat hoeft ook niet meer: de FIFA versoepelde 1 april 2015 zijn regels voor Sindsdien is het niet meer nodig een FIFA-licentie te hebben om aan te mogen kloppen bij een

Maar hoe doe je dat? ‘Je moet de juiste contacten hebben.’ En die contacten heeft Lebeau, zegt hij, in Azië, Oost-Europa en ‘zelfs’ in Groot-Brittannië. Op zijn telefoon laat hij Facebookfoto’s zien waarop hij poseert met en Yaya Touré. Na de training gaat de Louis Vuittontas open. Voor kleine prijsjes kunnen de spelers mannengeurtjes kopen. ‘Wij Afrikanen helpen elkaar,’ aldus Lebeau.

Vimeo plaatst cookies bij het bekijken van deze video Vimeo
‘Agent de football professionnel’ Aurélien Lebeau. Beeld: Bas Rozenbeek (camera) en Emma Lesuis (regie en montage)

Een week later staat Lebeau met zakenpartner Georges Ndeb’i in trainingstenue op het veld. Samen trainen ze twee jongens uit Liberia en Kameroen. ‘Vite! Vite!’ roept Ndeb’i, die op zijn slippers aanwijzingen geeft. De jongens rennen de longen uit hun lijf. Het gerucht gaat dat ze naar een club in Thailand kunnen.

Na de training vraag ik Lebeau hoeveel hij aan deze jongens kan verdienen. Hij lacht hardop en roept ‘genoeg.’ Waarna hij ernstig zegt dat het hem niet om het geld gaat. ‘De jongens zijn verdwaald en komen van ver, wij helpen ze,’ herhaalt hij. Gepassioneerd vertelt hij verder dat hij met Ndeb’i een voetbalacademie in Kameroen is begonnen. ‘De academie is nog niet geregistreerd bij de overheid, maar dat zal snel gebeuren.’

Maar dan betreedt Fodjo het veld en pakken de makelaars hun spullen. Ndeb’i geeft nog een Kameroens visitekaartje mee met een, zal later blijken, niet bestaande website en nummer erop. Bij die academie hebben ze naar eigen zeggen tientallen jongens onder hun hoede die klaar worden gestoomd voor de voetbalmarkt in Europa of Azië. ‘Met een uitnodiging van een club kunnen ze een visum krijgen om daar een proeftijd te spelen. Als de test niet succesvol is, keren ze terug naar Kameroen om daar verder te werken,’ aldus Ndeb’i.

Op La Roue trainen spelers van allemaal verschillende nationaliteiten. Beeld: Bas Rozenbeek

...en wat er gebeurt als ze het (niet) maken

Journalist van Paris Match deed jarenlang onderzoek naar Afrikaanse voetballers in Afrika, Europa en Azië en begon bij La Roue. Als hij het kaartje van Ndeb’i ziet, schudt hij zijn hoofd. Hij kent de mooie praatjes en de aktetassen. Ze zeggen dat ze je beroemd gaan maken, maar is dat echt zo? Wat als, zoals Loore in Thailand zag, je paspoort wordt afgepakt? Wie is er voor je als je op straat belandt?

Toch ligt de kern van het probleem volgens Loore in Afrika. ‘Iedereen kan een academie beginnen en er commissie voor vragen. Iedereen kan zich voordoen als coach door te zeggen dat hij goede contacten heeft of door valse papieren te laten zien. Er is niemand die hen controleert. De dromen van die jongens zijn vaak het enige wat ze hebben om aan de ellende te ontsnappen en daar maken zogenaamde makelaars gebruik van.’

De dromen van die jongens zijn vaak het enige wat ze hebben om aan de ellende te ontsnappen

Exacte cijfers over hoeveel Afrikaanse jongens slachtoffer worden van mensenhandel binnen de voetbalwereld zijn er niet. Niet alle jongens zijn ook slachtoffer, sommigen komen met een toeristenvisum en blijven dan illegaal, anderen komen op uitnodiging van een club maar zijn niet goed genoeg.

Loore: ‘In België zijn er naar schatting drie- tot vierhonderd. Maar ze komen en gaan. Slechts een aantal gaat terug naar Afrika; de schaamte als ze niet slagen is te groot. Bovendien hebben ze hier in de tussentijd een leven en een vriendenkring opgebouwd.’

Zo zijn er in Europa naar schatting duizenden illegale jonge Afrikaanse en Zuid-Amerikaanse voetballers die niet goed genoeg zijn of geen club kunnen vinden. Ze zijn afhankelijk van familie, vrienden of belanden op straat. Een minderheid komt volgens Loore in de criminaliteit terecht.

Vimeo plaatst cookies bij het bekijken van deze video Vimeo
Jurist Sophie Jekeler van mensenrechtenorganisatie Samilia Foundation. Beeld: Bas Rozenbeek (camera) en Emma Lesuis (regie en montage)

Terug naar La Roue. Hoewel veel jongens die bij aankomst in België als startpunt zien, noemt Loore de plek ook een eindstation. Loore: ‘Als spelers van La Roue blessures oplopen of andere fysieke problemen hebben, kunnen ze nergens terecht. Ze zijn immers illegaal.’ Er zijn wel hulpverleners actief rondom het veld, die de jongens zo veel mogelijk proberen te helpen. Ook om ze te laten integreren in de samenleving door samen met hen werk te zoeken. ‘Maar buiten La Roue zijn de jongens veelal verloren.’

Fodjo noemt voorbeelden van jongens die via La Roue wel zijn doorgebroken, zoals Moussa Traoré en Armand Niankou, beiden afkomstig uit Ivoorkust en beiden spelers bij RWS Bruxelles. Maar over het algemeen zijn op La Roue de verlorenen te vinden die geen club noch een inkomen hebben, die tussen droom en daad gevangen zitten.

Fodjo heeft ze jarenlang thuis opgevangen. Op het veld noemen ze hem niet voor niets ‘papa.’ ‘Als ze ‘s ochtends het veld oplopen, weet je niet hoe hun nacht is geweest. Of ze hebben geslapen, of ze hebben gegeten. Ze hebben altijd zorgen. De realiteit is bovendien dat ze die droom niet gaan waarmaken. Ik weet wel dat ik die droom in stand houd, maar ik wil ze ook niet wegsturen. Waar moeten ze dan naartoe?’

Vimeo plaatst cookies bij het bekijken van deze video Vimeo
Speler Abou. Beeld: Bas Rozenbeek (camera) en Emma Lesuis (regie en montage)

Tussen droom en daad

Laye Camara (25) uit Guinee voetbalt nu drie jaar bij La Roue. Tien jaar geleden scoutte een Nigeriaanse makelaar hem en vrienden bij de voetbalacademie FC Feindouno in Senegal. De makelaar beloofde hun een gouden toekomst in Rusland.

‘Ik was zestien en veel te jong. Na drie dagen trainen bij de club Spartak Moskou ging de makelaar ervandoor, we hebben nooit meer iets van hem gehoord. Daar zaten we in een koud en onbekend land. Toen zijn we naar de ambassade gegaan.’

Camara had geluk. De ambassadeur bracht hem in contact met een andere makelaar die regelde dat hij bij de Russische jeugdacademie Zenith Moscow terechtkwam en vanaf zijn achttiende mee mocht voetballen met de eerste divisie van Bulgarije, PFC Beroe Stara Zagora. Waar hij na twee jaar zelf is weggegaan door het aanhoudende racisme. Via omzwervingen kwam hij in Brussel terecht. Binnenkort wordt hij 26, de tijd tikt door. Maar opgeven doet hij niet. ‘Ze noemen me Makélélé [naar oud-profvoetballer Claude Makélélé, EL]; ik ben net als hij een vechter.’

Samy Benson werd op La Roue gescout door Ndeb’i en Lebeau. Maar hij ging niet met ze in zee en vond een andere makelaar. Nu speelt hij in Turkije. Beeld: Bas Rozenbeek

Brahim (20) uit Ghana had minder geluk. Zijn familie zamelde 2.000 dollar in om hem naar Europa te sturen. Via Italië in België aangekomen, verdween de makelaar met zijn paspoort. Brahim vroeg asiel aan, maar mocht niet blijven. ‘Mijn ouders willen niet dat ik terugkom. Ze willen dat ik voetballer word. Wat moet ik in Ghana doen?’ Zijn ouders zijn bang dat hij in Ghana het verkeerde pad op gaat. Hij heeft zijn school niet afgemaakt en kan volgens hen dus beter blijven.

Sindsdien verblijft hij illegaal in Brussel bij een kennis, traint hij bij La Roue en stuurt zijn familie geld om hem te onderhouden. Hij blijft vastberaden. ‘Ik weet dat ik het kan. Ik kan niets anders dan voetballer worden.’

Ik weet dat ik het kan. Ik kan niets anders dan voetballer worden

Chakir Lkiya (20) is de enige Belg die bij La Roue traint. Naar eigen zeggen omdat hij graag met Afrikanen voetbalt: ‘Die werken hard. Maar je moet wel goede scheenbeschermers hebben.’ Hij is een jaar gestopt met zijn bachelor accountancy om profvoetballer te worden. Fodjo heeft hem ‘beloofd’ dat hij een club voor hem zal vinden.

Dat belofte schuld maakt, blijkt een aantal maanden later. De Kameroense profvoetballer Serge Branco was komen scouten bij La Roue. Fodjo raadde Lkiya aan, waarna Branco voor hem een club vond in Tsjechië, SC Znojmo FK, waar hij op proef mocht voetballen. Prijs: 1.200 euro, inclusief vervoer, vijfsterrenhotel en training.

Dus haalde Lkiya zijn spaargeld van zijn rekening, betaalde Branco contant en werd hij met een andere jongen uit het team op de trein gezet. Lkiya begreep niet waarom ze niet gewoon met het vliegtuig gingen. ‘Dat is toch veel gemakkelijker? Een retourtje Brussel-Praag is minder dan honderd euro.’

Bij aankomst werden ze door iemand van de voetbalclub naar een herberg gereden. ‘Niks geen vijfsterrenhotel. Er was helemaal niets. Geen eten. Vieze kamers. We hadden geen geld. Toen heb ik de coach opgebeld. Branco belde mij toen boos terug. Toen kwam iemand van de club ons wat Tsjechische munten brengen.’

Bij Znojmo werd hij na vijf dagen bedankt. Hij was niet goed genoeg. Daarna sms’te Branco hem nogmaals, dat hij een andere club voor hem had gevonden in Polen. Hij moest 1.000 euro vooraf betalen. Gedesillusioneerd toont hij de sms’jes, op de telefoonnummers is Branco niet meer

Een speler die al een club gevonden heeft, kijkt naar de spelers van La Roue in de regen. Beeld: Bas Rozenbeek

Dus: wie haalt de eindstreep?

De spelers bij La Roue zijn kwetsbaar. En de lijn tussen misbruik en hulp is dun. Ndeb’i laat via WhatsApp vanuit Thailand weten dat hij er met Lebeau een nieuwe voetbalacademie gaat openen: ARENA élite football académie de Douala. ‘We nodigen de minister en alle autoriteiten van het Kameroense voetbal uit. Het wordt de beste en grootste academie,’ stuurt hij. Wat hij in Thailand doet? Hij heeft daar vier spelers ondergebracht. Op de vraag bij welke club, komt geen antwoord.

Helpen ze de jongens nu echt? Hoeveel tussenpersonen of spelersmakelaars zoals Ndeb’i en Lebeau zijn er wel niet? Waar belanden de jongens als ze niet goed genoeg zijn? Of als ze een blessure oplopen?

Terug naar eigen land is voor velen door schaamte geen optie. Maar hier zijn de toekomstperspectieven gering door hun illegale status. Zogenaamde of zelfbenoemde spelersmakelaars scheppen hoge verwachtingen bij de jonge spelers, maar door de regels voor niet-Europese voetballers blijft de kans klein om door te breken. Daarom wordt er ook uitgeweken naar landen buiten de EU.

Maar hoe klein ook, dat die kans bestaat kunnen we elke week in de voetbalwedstrijden op televisie zien. En daarom sluiten er iedere dag nieuwe jongens aan. Wie of wat je bent en hoe je ook op het veld terechtkomt, voor iedereen gelden dezelfde regels en Fodjo is streng. Als hij op zijn fluitje blaast, sprinten de jongens alsof hun leven ervan afhangt. Het is de vraag wie als eerste de eindstreep zal halen.

Dit verhaal kwam tot stand met steun van het en is onderdeel van het Europese project Playing with Childhood. Dank verder aan Bas Rozenbeek voor het filmen, Neal Leemput voor het vertalen en Nicolas Franchomme voor het fixen en vertalen.

Verder lezen: