Waarom bedrijven op stagiairs draaien en mensen in de bijstand de straten moeten schoonvegen

Roel Griffioen
Onderzoeker, gespecialiseerd in stedelijke planning
Voor dit project werk ik samen met kunstenaar Bent Vande Sompele. Hij zal visuele interpretaties geven van de door mij besproken onderwerpen. Beeld: Bent Vande Sompele

Bestaansonzekerheid is in mijn ogen een van de cruciale thema’s van deze tijd. De komende weken wil ik het onderwerp op dit platform vanaf verschillende kanten benaderen. Wat willen jullie erover weten?

Wie kent, kent de verhalen over onbetaald werk en uitbuiting. Over het bureau van de bekende modeontwerper dat draait op vijftien stagekrachten en twee werknemers. Bij een show in het buitenland wordt die stagiair(e)populatie nog eens aangevuld met extra wegwerpexemplaren. Ze krijgen geen vergoeding en dienen hun eigen reis en verblijf te regelen en te betalen. Maar ze doen natuurlijk wel een pak ervaring op.

Beeld: Bent Vande Sompele

Ik geef gelijk toe: dit is van horen zeggen. Maar de frequentie waarmee dergelijke verhalen opduiken, fascineert mij. De culturele sector lijkt op stagekrachten te draaien. En dat geldt niet alleen voor het commerciële circuit van modehuizen, galeries, architectuur- en grafisch ontwerp-studio’s. Van verschillende publieke instellingen is bekend dat ze een even intensief publieksprogramma draaien als voor de serie cultuurbezuinigingen van de afgelopen jaren, terwijl er nog maar één derde van de staf werkzaam is, aangevuld met een roulerend bataljon stagiair(e)s en vrijwilligers.

Je kunt je er iets bij voorstellen: instellingen moeten overleven en zich blijvend onderscheiden om de laatste subsidierestanten te Maar het effect is averechts. Terwijl deze organisaties het alleen maar overleven door roofbouw te plegen op een brede onderlaag ambitieuze jonge mensen, wordt naar de buitenwereld toe met terugwerkende kracht de rabiate cultuurbezuinigingspolitiek van Halbe Zijlstra gelegitimeerd, die handenwrijvend vaststelt dat het inderdaad allemaal met minder

Waar dit voor staat

Zo wordt een ‘alles voor niets’-cultuur gecreëerd waarin het normaal is om in ruil tegen ‘ervaring’ of ‘exposure’ werk te doen dat daarmee onttrokken wordt aan het aanbod van regulier werk. Bestaansonzekerheid is normaal geworden voor de aantredende generatie cultuurprofessionals.

Beeld: Bent Vande Sompele

Dat werd onlangs gestaafd in het Verkenning arbeidsmarkt culturele sector (2016), uitgevoerd door de Sociaal-Economische Raad en de Raad voor Cultuur. Banen en regelingen verdwijnen en het aantal schijnzelfstandigen neemt explosief toe. De instituties brokkelen aan de onderkant af, hoewel de façades soms nog glimmen als weleer.

Dat beperkt zich allerminst tot de culturele sector. Het denken over bestaansonzekerheid is in de afgelopen periode honderdtachtig graden gedraaid. In de welvaartsstaat werd bestaansonzekerheid bestreden, of in elk geval buiten zicht gehouden, weggestopt in buitenlanden waar we – niet zelden onder de kostprijs – onze consumptiegoederen lieten fabriceren. Nu is het ook in onze huiseconomie aan de orde van de dag. En het wordt niet alleen geduld, het wordt tot nut gemaakt.

In participatiecentra zitten bijstandsgerechtigden verplicht vrijwillig snoepjes in te pakken die bij grote supermarktketens in de schappen komen. Studenten en kunstenaars krijgen een goedkope woonruimte in ruil voor leefbaarheidsprojecten in probleemwijken. Maar kijk bijvoorbeeld ook naar de onderwerpen die het televisieprogramma aansnijdt, een goede afspiegeling van de wijze waarop er munt wordt geslagen uit vormen van economische of sociale kwetsbaarheid: verdringing op de arbeidsmarkt, de druk op mantelzorgers, de stapeling van tijdelijke huurcontracten, de wildgroei van stages en werkervaringsplekken en de handel in andermans schulden door incassobureaus.

En wat ik wil onderzoeken

Beeld: Bent Vande Sompele

Bestaansonzekerheid is in mijn ogen een van de cruciale thema’s van deze tijd. De komende weken wil ik het onderwerp op dit platform vanaf verschillende kanten benaderen. Bijvoorbeeld wat het verband is tussen baanonzekerheid en de bredere, meer existentiële bestaansonzekerheid; hoe de alomtegenwoordigheid van bestaansonzekerheid een nieuwe vorm van ‘bestuurlijkheid’ inluidt; maar ook hoe de oude sociaaldemocratische instituties zoals de vakbonden en de centrum-linkse partijen worstelen met het vraagstuk van de bestaansonzekerheid.

De reeks bijdragen waarvan dit artikel het startschot is, zal de basis vormen van een e-publicatie die aan het begin van de zomer zal verschijnen, met steun van De Correspondent en de bemiddelaarsregeling van het Mondriaan Fonds.

Lees ook: