Hoe je honderd huishoudens kunt voeden zonder er een cent voor neer te leggen
Ze halen etenswaar op bij supermarkten die het voedsel anders in de afvalcontainer smijten. Ze bezorgen de boodschappen nog diezelfde avond bij mensen die niet rond kunnen komen. Zo voeden ze honderd huishoudens in een week.
Op maandag, dinsdag, woensdag en donderdag zijn ze met zijn tweeën. Op vrijdag en zaterdag is hij alleen. Ze komen met een grote auto. De achterbank hebben ze tevoren naar beneden geklapt.
Ze parkeren de auto naast de eerste supermarkt. Als ze te vroeg zijn, wachten ze geduldig. Ze kijken hoe het personeel geroutineerd de planten binnenhaalt en de stoep veegt. Ze zien de laatste klanten zich naar binnen haasten. Om tien voor acht precies stappen ze uit.
Ze heten Tom en Marjo, Arthur en Harry, Leo en Henry, Koos en Joey. En Ebe, de man alleen. Hun achternamen hoeft niemand te weten. Ze opereren het liefst in de schaduw. ‘Dagelijks Brood’, zo noemen ze zich.
Bij twee supermarkten in Dordrecht halen ze de levensmiddelen op waarvan de verkoopdatum die dag verstrijkt. Die boodschappen bezorgen ze nog dezelfde avond bij mensen die geen geld hebben voor goed voedsel. Bij een kleine honderd huishoudens in een week.
De levensmiddelen ophalen
Net voor sluitingstijd lopen ze de eerste supermarkt binnen in de wijk Dubbeldam. Achter de automatische toegangspoortjes, achter de stapels met winkelmandjes, begint de broodafdeling. Daar staat de eerste winkelwagen al klaar, vol dozen met allerlei soorten brood. Verpakte broden, luxe broden, stokbroden en broodjes. Ook koffiebroodjes, vegetarische minipizza’s en croissants.
Achter in de winkel wijdt een van de jonge personeelsleden - ‘ik help u graag’ staat er achterop zijn appelgroene T-shirt - zich in stilte aan zijn taak. Eén voor één scant hij de producten die op de uiterste verkoopdatum onverkocht zijn gebleven. Ondanks een rode sticker met opschrift ‘Profiteer vandaag nog: 50 procent korting.’
Hij begint bij het schap met verpakt vlees. Daarna volgen de schappen met vleeswaar, zuivel, kaas en verpakte groenten. Elk afgeschreven product verdwijnt in de boodschappenkar die hij gedachteloos voor zich uit schuift. ‘Dagelijks Brood’ neemt de kar onder dankzegging van hem over. Ze informeren nog even naar de overgebleven kranten van die dag. Alleen het AD ontbreekt vandaag.
Bij de tweede supermarkt, in de wijk Stadspolders, zijn nog volop AD’s. Ze liggen bovenop de twee bomvolle winkelwagens die paraat staan. Het personeel maakt schoon. De winkel is al dicht.
Op een doorsneedag verzamelen ze bij de twee supermarkten tien tot dertien dozen, vol met goede etenswaar. De uitbater van de twee supermarkten vindt dat zonde. Levensmiddelen waarvan de uiterste houdbaarheidsdatum nadert, schenkt hij ook al aan de voedselbank. Maar overschotten horen nu eenmaal bij een supermarkt die niet graag ‘nee’ verkoopt.
De oogst varieert per dag. Brood is er bijna elke dag in overvloed. Groente en fruit zijn bijna altijd ondervertegenwoordigd
De oogst varieert per dag. Brood is er bijna elke dag in overvloed. Groente en fruit zijn bijna altijd ondervertegenwoordigd. Verder is er geen peil te trekken op het aanbod. Vandaag hebben ze een doos vol toetjes. Bessenvla, vanillevla. Veel mousse van Mona. Zeker een voordeelactie die niet goed liep.
En dan zijn er ook nog altijd de losse producten. Blikken bruine bonen met een deuk. Een doos eieren waarvan er een kapot is. Een gescheurd pak wc-papier waarin één rol ontbreekt. En het onvermijdelijke pak rijst met een gaatje en de flacon wasmiddel die lekt. Als je niet oppast zit de hele auto eronder en vind je weken later nog rijst.
De levensmiddelen verdelen
Ze beginnen hun avondlijke ronde. Namen, telefoonnummers en adressen staan op een geplastificeerd papier. Ze bellen altijd dat ze komen. ‘Kun je nog boodschappen gebruiken? We zijn er over vijf minuten.’ De klanten staan dan meestal op straat al te wachten. Met een grote boodschappentas.
Ze kennen de voorkeuren van de meeste klanten. Tegen twee twintigers die begeleid wonen in een pand van het Leger des Heils: ‘Jullie willen toch maar witbrood. En frikandellenbroodjes, zeker? Geen krant?’
Tegen een alleenstaande moeder: ‘Jij hebt vast het liefst bruin brood. Jouw dochter was toch dol op koffiebroodjes? Moet je nog wat extra vla? En sap? Om mee te geven naar school?’
‘Je mag twee soorten vlees nemen. En twee soorten vleeswaar. Hausmacher of ham? Nog wat afbakbroodjes? Je weet dat je ze kunt invriezen? We hebben meer dan genoeg.’
Een vrouw van in de vijftig moet worden aangemoedigd. ‘Neem maar. Kijk maar. Kies maar wat je wilt. En blief je kip-Hawaii? Boerenkool? Mosterd? Nog wc-papier?’ Van achter de gordijnen kijken de buren mee.
Anderen moeten worden afgeremd. Zoals die monumentale man met een stem als een kerkklok. ‘Ik zeg geen ‘nee.’ Gooi maar in mijn tas. Ik ben niet kieskeurig. Wie wil overleven, kan niet kieskeurig zijn.’ Maar De Telegraaf slaat hij resoluut af. ‘Dat is niet goed voor mijn geestelijke gezondheid. Geef mij maar Trouw.’
Hoe weten ze wie deze boodschappen het hardst nodig heeft? Dat krijgen ze door van sociale wijkteams, van het Leger des Heils, van de diaconie. Het zijn vaak mensen die tussen wal en schip zijn terechtgekomen. Onopvallende stadsbewoners die je op straat straal voorbij zou lopen. Een jonge vrouw met kanker die is uitbehandeld, in financiële problemen gekomen omdat ze maandenlang rekeningen niet betaalde. Een andere vrouw met drie kinderen die huiselijk geweld is ontvlucht. Geen idee waarom de voedselbank haar aanvraag afwees. Een ondernemer die weigert zijn bedrijf failliet te laten gaan en dus ook geen recht op een uitkering heeft.
Het zijn allemaal mensen met een verhaal. En soms willen ze een flard van dat verhaal maar al te graag kwijt. Vooral als het even goed gaat. Zoals bij die oudere vrouw die vorige week vertelde dat ze alle speelgoed aan buurkinderen had weggegeven omdat ze haar eigen kleinkinderen toch nooit meer mocht zien. ‘Moet je horen,’ zegt ze deze week. ‘Ik was jarig. Stond opeens mijn jongste dochter op de stoep. Met mijn kleinzoon. En zóóóó’n bos bloemen. Moet ik toch weer speelgoed kopen. Leuk, hè? Dat had ik nooit verwacht.’
Of zoals die jonge vent die het wel van de daken zou willen schreeuwen. Hij roept het al van verre. Hij heeft zijn heftruckrijbewijs gehaald. Niet slecht voor iemand die drie jaar dakloos is geweest. Zijn familie wilde niks meer met hem te maken hebben. Dat kan hij wel begrijpen. ‘Ik had het ernaar gemaakt.’ Nu heeft hij weer uitzicht op werk, op een eigen huisje. Die drie jaar in de schuldsanering komt hij ook nog wel door.
Bij de afgeschreven boodschappen van vanavond zit een enkele taart. Die appel-citroenvlaai gaat naar een hoogblonde moeder van eind dertig. Wil ze nog salami? ‘Super.’ Italiaanse kaas, misschien? ‘Geweldig.’ ‘Kun je nog muesli gebruiken?’ ‘Fantastisch, mijn dochter is juist op de gezonde toer.’ Ze mag geen ‘dank je wel’ meer zeggen. ‘Oeps, heb ik het toch weer gedaan.’
Waarom krijgt juist zij die taart? ‘Categorie: opbeuren,’ zegt Tom van ‘Dagelijks Brood.’ Ze komt uit een moeilijke situatie. Ze heeft weinig te vieren. Daarom dus.
Het laatste adres is van een gezin met zes kinderen, allemaal in de groei. Die mensen hebben een grote diepvries. Daar kunnen ze de rest van de boodschappen altijd kwijt. Om een uur of elf rijden ze naar huis.
De mensen die rondbrengen
Tien jaar lang maakte Ebe Bruinsma (54) deze rondes in zijn eentje, boodschappen brengend bij hen die ze nodig hadden. Tweeënvijftig weken per jaar (minus drie weken vakantie), zes dagen in de week.
Alles wat ik rondbreng, zou in de kliko zijn beland
Hij is accountmanager bij Paardekooper Verpakkingen B.V., actief in de voedselsector, met grote klanten als Shell en La Place. Misschien kan hij daarom zo slecht tegen voedselverspilling. ‘Van wat wij hier weggooien, daar kan de derde wereld van eten. Alles wat ik rondbreng, zou in de kliko zijn beland.’
Hij had al die avonden natuurlijk ook thuis kunnen blijven. Maar hij kan niet stilzitten, niet op de bank een boek gaan lezen. Daar heeft hij het geduld niet voor. En hij is gezegend met een goede gezondheid. Van zijn vrouw hoeft hij thuis niks te doen. Dan kan hij er toch beter op uit gaan om iets voor anderen te doen. Mensen die hem altijd graag zien komen. Zo krijgt hij ook nog frisse lucht.
Bruinsma is voorzitter van de Stichting Dordtse Evangelisatie. De acht mensen die hem sinds vorige herfst helpen bij het rondbrengen, vormen een werkgroep van die stichting, leden van verschillende kerken. Maar als ze boodschappen bezorgen, doen ze niet aan evangeliseren. ‘Daar is geen tijd voor,’ zegt Bruinsma, ‘veertien adressen op een avond, ik moet altijd door.’
De formule lijkt zo simpel. Twee supermarkten. Een beperkt aantal vrijwilligers. Honderd huishoudens een week aan boodschappen geholpen. Die aanpak zou in elke stad, in elk dorp, in elke buurt kunnen worden gekopieerd.
Zo simpel is dat niet, zegt Bruinsma. ‘Je moet een ondernemer hebben die zijn waar beschikbaar stelt en die bereid is zijn personeel te instrueren. Je moet vrijwilligers hebben met een grote auto. En die vrijwilligers moeten altijd beschikbaar zijn of iets geregeld hebben. Continuïteit is belangrijk. Aan ‘af en toe’ heb je niks. Ze moeten ook affiniteit met de supermarkt hebben. En met de mensen bij wie ze de boodschappen brengen. Ze moeten persoonlijk geraakt zijn. Dan doe je dit werk elke avond met een brede glimlach.’
Bruinsma is blij dat hij sinds vorig jaar versterking heeft gekregen. Hij rijdt alleen op vrijdag en zaterdag nog zijn ronde. ‘Daar draai ik mijn hand niet voor om.’ En elke avond voelt hij zich gezegend. ‘Elke dag is belangrijk. Daar krijg je een dag van je leven voor.’