Dit leerde ik in 72 uur op een open dementie-afdeling van een Zeeuws verpleeghuis
Op je oude dag in een verpleeghuis wonen, hoe is dat? Om daarachter te komen laat ik mij opnemen in het Zeeuwse zorgcentrum Vremdieke. Op de open dementie-afdeling leerde ik dat je je als oudere wel moet overgeven aan de afhankelijkheid, stille momenten én onderbemanning bij een onverwachte situatie.
De tijd gaat langzamer dan ooit. Ik woon 72 uur in een woonzorgcentrum en maak deel uit van een groep van zeven dementerende ouderen. We zitten in de huiskamer van een Zeeuws dorpsverpleegafdeling, grenzend aan de Alzheimertuin. Onze fauteuils, het tweezitsbankstel en de krukken van de zorgverleners vormen een kring.
Het is alsof we op een typisch Nederlandse verjaardag zijn, behalve dat je bij ons een speld kunt horen vallen en er geen leverworst of bier rondgaat. Af en toe kucht de enige man in het gezelschap, daarna stilte.
Twee dames zitten naast elkaar. De ene bekijkt in het blad Vorsten de Egyptefoto’s van prinses Beatrix en prins Claus, het is de editie uit 1977. Haar buurvrouw is sinds vanochtend bezig met een woordzoeker in de Provinciale Zeeuwse Courant van vandaag. Bij elke geringe beweging klinkt een hoge fluittoon uit haar linker gehoorapparaat.
Niemand kijkt ervan op, de helft van de bewoners is ingedut. Ik voel zelf ook mijn oogleden zwaar worden. Het is ook zo warm. En het ruikt naar verpleeghuis: filterkoffie, lang gekookte groente, oude boeken, schoonmaakmiddelen en iets onbestemds.
Het huis waar ik ben, is het kleine zorgcentrum Vremdieke (63 cliënten, plaats voor 80) in het Zeeuws-Vlaamse plattelandsdorp Hoek (3.000 inwoners). Dit knusse dorp ligt onder de rook van het piepjonge stadje Terneuzen (25.000 Terneuzenaren) en heeft buurdorpen als Boerengat (één inwoner) en Phillippine (2.000 bewoners, die soms post ontvangen bestemd voor de Filipijnen). Als je in Hoek de straat uit loopt, kom je vanzelf in het Paradijs (400 zielen). Buiten de dorpskernen is de wereld vooral groen, vlak en door dijken omzoomd.
Zeeland is een van de allergrijste provincies van Nederland, 20 procent van de inwoners is ouder dan 65 tegen ruim 10 procent in Flevoland. Naar verwachting blijft Zeeland de komende decennia hierin vooroplopen. Jonge Zeeuwen blijven hier meestal niet wonen. Veel werk is er ook niet, arbeidsplaatsen zijn vooral te vinden in de fabrieken, boerderijen of zorginstellingen. Zorgsaam, de instelling waar Vremdieke onder valt, is met ruim tweeduizend werknemers de grootste werkgever in de regio.
Een plek waar ik zit in navolging van Henk Nies. De zorgprofessor die ook 72 uur in een verpleeghuis doorbracht om erachter te komen hoe je waardig oud wordt. Want oud worden is wat steeds meer Nederlanders doen: ze vergrijzen. Nu al zijn ruim 2,7 miljoen Nederlanders ouder dan 65, straks 4,7 miljoen. Hoe is het leven als een van hen? Hoe voelt het om van zorg afhankelijk te zijn? Wat merk je van de bezuinigingen in de zorg? Dit en meer hoop ik met mijn experiment te weten te komen.
De afhankelijkheid
Bij mijn intake krijg ik, een gezonde dertiger, een zo gemiddeld mogelijke diagnose: ‘lichte vorm van alzheimer, herstellend van een halfzijdige verlamming aan de linkerkant, loopt moeilijk.’
Dus loop ik met een rollator, wordt mijn brood gesmeerd en in vier stukken gesneden, moet ik in en uit de stoel geholpen worden, moet ik gewassen en gekleed worden en ben ik bij elk besluit afhankelijk van de zorgverleners, die hier nog zusters genoemd worden.
Bij mijn intake krijg ik de diagnose: ‘lichte vorm van Alzheimer, herstellend van een halfzijdige verlamming aan de linkerkant’
De afspraak is wel dat mijn aanwezigheid op geen enkele manier ten koste gaat van de zorg van de bewoners, wat betekent dat ik altijd als laatste word geholpen.
Na mijn diagnose krijg ik kamer 0.22 toegewezen en een rollator, ik woon aan het eind van de galerij, om de hoek van de gezamenlijke huiskamer.
Daar zijn we oud. Gemiddeld negentig. En wachten we. Ja, waarop? Niets. De dood? Misschien. Eerder de dagelijkse activiteit waar we met frisse tegenzin naartoe gaan, de volgende broodmaaltijd om 17.00 uur of bedtijd.
De verveling
Maar nu gaat de tijd langzamer dan ooit. We zijn als reptielen in een terrarium, traag bewegend, loom. Niets hoeft meer, het is goed zo. De dag verloopt in een strak schema met vaste tijden voor opstaan, wc, wassen, ontbijt, koffie, wc, soep, warme lunch, rusten, wc, een activiteit, koffie, wc, avondeten, tv, chocomel, wc, naar bed. En morgen, overmorgen, de dag daarna, volgende week, volgende maand, volgend jaar, gaat het nog steeds zo.
Aan mijn inmiddels wakkere buurvrouw vraag ik of ze zich niet verveelt. Ze is een charismatische, intelligente dame met spierwit haar en dito tanden - waarschijnlijk een kunstgebit. Ik moet mijn vraag een paar keer herhalen voor ze die verstaat. ‘Ik verveel me niet, hoor, ik vind het wel lekker rustig zo, ik heb geen klagen. Ik ben negentig, wat wil je? Ik heb mijn tijd gehad.’
Het is mevrouw Berusten. Zo noem ik haar omwille van haar privacy en omdat ze dagelijks zegt dat ze het goed heeft in het huis. Dat ze wordt geleefd, maar dat ze hier goed zit en dat het de kunst is om overal in te berusten.
Ik krijg al binnen 24 uur zin om te rebelleren. Tijdens de lange stiltes fantaseer ik over reuring veroorzaken. Stiekem alle schilderijen ondersteboven hangen en kijken of iemand het merkt (uit het boek Paaz van Myrthe van der Meer), oudbakken cake bij de goudvissen in de kom gooien (uit de bestseller Pogingen iets van het leven te maken, het geheime dagboek van Hendrik Groen 83 ¼ jaar) of desnoods de afdeling barricaderen (uit de telefilm Nooit te Oud met Aart Staartjes in de hoofdrol), íets.
De regels
Voordat ik begin aan mijn 72 uurs-experiment vraag ik zorgprofessor Henk Nies om praktische tips. Hij suggereert een logboek bij te houden en goed met de medewerkers af te stemmen wat voor zorg ik vraag.
Daarnaast houd ik mezelf voor dat het mee moet vallen. Immers, als je naar een restaurant gaat, ben je toch ook aan de koks en bediening overgeleverd? Gewassen worden? Als ik naar de spa ga, betaal ik grif voor ongeveer hetzelfde.
Ik merk vrijwel meteen zodra mijn experiment begint, dat ik heb onderschat hoe het is om als gezond persoon afhankelijk te zijn van zorg. Je kunt relativeren wat je wilt, maar dit blijft gênant en ongemakkelijk. Je door iemand in en uit de stoel laten helpen, gaat nog wel. Maar zodra een zuster mijn brood voor me smeert en in stukken snijdt, staat het schaamrood me op de kaken.
Als je als oudere daadwerkelijk van zorg afhankelijk bent en geen keuze hebt, is dit natuurlijk heel anders. Mijn medebewoners wekken de indruk dat hierin berusten en het personeel vooral dankbaar zijn.
Je kunt relativeren wat je wilt, maar dit blijft gênant en ongemakkelijk
Ondertussen ziet mijn overbuurvrouw van in de tachtig de kans schoon haar bruine boterham die met boter en jam belegd is, ook te beleggen met fricandeau. Ze eet de ongebruikelijke belegcombinatie met pretogen, maar zodra de zuster het ziet, krijgt ze een standje. ‘Dat is niet de bedoeling, u doet óf jam óf vlees op uw brood, niet allebei.’
Er zijn voor bewoners meer regels: je mag niet zonder begeleiding de afdeling aflopen (als je dat kunt), het wordt op prijs gesteld als je aardig bent voor elkaar en een paar minuten voor, of tijdens etenstijd kun je niet even gauw naar de wc met begeleiding.
Als we zijn uitgegeten volgt na het dankwoord een vast ritueel van de afdeling. De vaatdoek gaat rond, waarmee elke bewoner zijn of haar eigen stukje tafel moet afnemen om hem vervolgens door te geven aan de volgende bewoner.
Het samenleven
De zusters stellen vooral grenzen die in positieve zin bijdragen aan de sfeer en het welzijn van de bewoners. Mijn overbuurvrouw moet na het eten haar hagelwitte stoffen handschoenen weer aandoen. Dit is tegen het krabben. ‘Zo ben ik net Sinterklaas,’ grapt mevrouw Jeuk, zoals ik haar noem.
Even later zegt ze uit het niets: ‘Liefde overwint alles.’ De dame naast mij, die bijna dagelijks voor en na het eten het dankwoord zegt - laten we haar mevrouw Dankwoord noemen - reageert zoals gewoonlijk pinnig op mevrouw Jeuk. ‘Liefde? Dat heb ik niet nodig.’
De zuster glimlacht: ‘U zou het vast niet leuk vinden als we de hele dag boos tegen u doen.’ De ogen van de frêle mevrouw Dankwoord staan fel. ‘Ik heb op de boksschool gezeten,’ zegt ze en ze steekt haar vuist in de lucht. ‘Ik zou geen mens kwaad doen, maar ik sla ze zo een slag in de rondte, ze zijn allemaal bang voor me, dus kom maar op.’
Mevrouw Dankwoord komt behalve voor zichzelf, ook voor anderen op. Ook voor mij. Meneer Zang , een vrijwilliger van in de negentig is op dat moment oud-Hollandse liederen met de bewoners aan het zingen uit het boek Meezingers voor de Jeugd van Toen. We zingen een uur lang liederen zoals het Zeeuwse volkslied en ‘Daar bij die molen.’ Vooral mevrouw Jeuk zingt mee uit volle borst, ik en de zuster neuriën mee omdat we de teksten meestal niet kennen, een paar ouderen dommelen af en toe weg.
Als we zijn uitgezongen, vraagt Meneer Zang waarom ik hier ben. Ik leg aan hem uit dat ik journalist ben en een paar dagen in het huis woon en leef zoals de rest. ‘Je mag alles doen hier, maar je moet je wel aanpassen,’ zegt hij afstandelijk. Mevrouw Dankwoord reageert: ‘Aanpassen? Jij bent hier niet de baas, dat zijn wij hier allemaal en zij dus ook.’ De enige man van de groep, meneer Jongste Broer, doet ook een duit in het zakje: ‘Ze spreekt wel heel goed Nederlands.’
De zorgmedewerkers van Vremdieke hebben wel aan een half woord genoeg als ik uitleg waarom ik hier ben. Ze zijn vorig jaar in een zorglab ook allemaal 24 uur in de huid van hun cliënten gekropen. Dit praktijkgerichte project werd door de Europese Unie gesubsidieerd. Het bestaat behalve in Nederland en België ook in Groot-Brittannië en Frankrijk.
Het ongemak
Wat het grote verschil is met je laten bedienen in een restaurant, merk ik als vegetariër algauw. In dit huis wordt tussen de middag warm gegeten, waarbij keuze is uit twee menu’s, allebei met vlees. Het eten is zoals veel Nederlandse ouderen dat gewend zijn: aardappels, groente en vlees. De eerste dag kan ik kiezen uit worst of tartaar, aardappels of aardappelpuree, spinazie of Chinese kool, vleesjus of stroganovsaus. Het smaakt aardig, wel vlak.
De eerste dag kan ik kiezen uit worst of tartaar, aardappels of aardappelpuree, spinazie of Chinese kool, vleesjus of stroganovsaus
Het ‘s ochtends gewassen worden, dat me vooraf het ongemakkelijkst leek, valt mee. Na het aan moeten trekken van een nachtinco , midden in de nacht wakkerschrikken door controle van de nachtzuster en gereden worden in een rolstoel waarbij vrijwilligers over je hoofd bespreken dat je zwaar bent,is gewassen worden een eitje.
Het wassen valt vooral mee omdat zuster Cootje mij aan de praat houdt door te vertellen hoe zij haar 24 uur als cliënt heeft ervaren. ‘Ik heb dingen geleerd over mijn werk waar ik nooit bij stilstond, ondanks mijn ruim dertig jaar werkervaring,’ vertelt ze enthousiast. Zij en haar collega’s kwamen erachter hoe irritant het is als een medewerker aan je rollator trekt om je mee te krijgen, of als iemand tijdens het eten schuin achter je gaat zitten, of hoe koud het is als je gewassen wordt en een andere zuster de douchedeur opentrekt. Na afloop bekent ze dat ze mij bewust heeft afgeleid tijdens het douchen, in het logboek van de zusterpost van gisteren staat namelijk dat ik het krijgen van zorg gênant vind.
De sfeer
Die middag, we mogen eindelijk het terrarium uit, staat bloemschikken gepland. Ik ga erheen met mevrouw Jeuk, met onze rollators. Mevrouw Bijna Jarig, die morgen 88 jaar wordt, is ook mee in de rolstoel. De andere bewoners hebben vandaag geen zin.
De tafels in de recreatiezaal zijn bekleed met blauw plastic en bezaaid met hoopjes twijgen uit eigen tuin. ‘Ik vind het inspannend en ontspannend tegelijk,’ zegt mevrouw Jeuk als ze een bloempot heeft uitgekozen.
In de praktijk zijn vooral de vrijwilligers aan het bloemschikken en kijken de bewoners toe omdat op elke vrijwilliger vier ouderen aanwezig zijn. Mevrouw Jeuk vindt dit juist fijn. ‘Ik heb er niet genoeg concentratie voor,’ bekent ze. Een vrijwilliger vraagt aan mevrouw Jeuk of ze de paarse bloem rechtop of schuin in haar stuk wil hebben. ‘Doe maar schuin,’ antwoordt ze. ‘Ik vind rechtop mooier,’ reageert de vrijwilliger en ze steekt de bloem alsnog rechtop in het groene steekschuim.
De ochtend erna weet mevrouw Jeuk al niet meer van het bloemschikken af. Als ik haar foto’s laat zien, zegt ze weifelend: ‘Ja, nu staat me er wel iets van bij.’
Meneer Jongste Broer heeft een manier gevonden om om te gaan met het feit dat hij gezichten van mensen slecht onthoudt. Als hij iemand ontmoet, dan zegt hij steevast dat hij diegene al jaren kent, ook tegen mij. ‘Jaaa, jou ken ik nog uit Sluiskil, van het dansen,’ zegt hij opgewekt. ‘En we kennen elkaar ook van de kerk in de Phillippine.’ Vooraf is mij verteld dat het niet goed is mensen die dementeren te verbeteren, dit blijkt ook uit de algemene communicatie-tips van Alzheimer-Nederland, dus knik ik vriendelijk.
Op mindere momenten wordt meneer Jongste Broer onrustig en ijsbeert hij door de huiskamer. Gelukkig is zijn broer van 94, meneer Oudste Broer - zelf ook dementerend en bewoner van Vremdieke -, overdag altijd bij hem. Jongste Broer: ‘Ik moet gaan, ik moet naar werk.’ Oudste Broer: ‘Welnee, je hebt allang geen werk meer.’ Jongste Broer: ‘Straks wordt onze vader boos.’ Oudste Broer: ‘Die is er ook niet meer, kom nou maar zitten.’ Gelukkig is meneer Jongste Broer met een kwartier weer kalm, later zal blijken dat hij tegen een griep aanzit.
Omdat de sfeer gemakkelijk vat krijgt op de bewoners, draagt het zorgpersoneel van Vremdieke in principe geen uniform. De gedachte is dat dit de huiselijke sfeer bevordert. De bewoners denken hierdoor wel dikwijls dat ik ook een zuster ben. Zo ook meneer Jongste Broer de volgende ochtend. ‘Ik ken jou,’ zegt hij tegen mij. ‘Jij was vannacht nog bij mij op de kamer.’
Vandaag is het de 88ste verjaardag van mevrouw Bijna Jarig, dus zingen we ‘Lang zal ze leven’ na het ontbijt. Het voelt ergens wat wrang om iemand die al behoorlijk op leeftijd en aan het aftakelen is zoiets toe te zingen. Mevrouw Bijna Jarig straalt, die middag krijgt ze een verjaardagsmenu waarvan ze alleen de patat met moeite, want pijn aan haar mond, opeet en aan het einde van de dag komen haar achterkleinkinderen langs, tot groot plezier van de dames van de groep die de kinderen allemaal een hand willen geven.
Als de laatste dag van het experiment is aangebroken en ik met mijn tassen het zorgcentrum ben uitgestapt, valt een last van mijn schouders. Ik kan weer naar buiten gaan wanneer ik wil, alles zelf doen, weer vegetariër zijn. Ik weet nu ook: verpleegd moeten worden als ik oud word, wil ik zo lang mogelijk uitstellen. Vrijheid voel je pas echt als je het even kwijtraakt. Maar mocht ik negentig en hulpbehoevend worden, dan zou ik ongetwijfeld voor een verpleegafdeling als deze tekenen.
Wat ben ik te weten gekomen?
Wie berichten in de media volgt, kent de horrorverhalen over de ouderenzorg: de pyjamadagen door personeelstekort of ouderen die na een val uren onopgemerkt gewond op hun kamer liggen. Mijn indruk is dat dit eerder uitzondering dan regel is.
Dat de zorg in het zorgcentrum waar ik verblijf ogenschijnlijk in orde is, was te verwachten. Een huis waar veel zaken mislopen, zou wellicht niet kort van tevoren een journalist te logeren uitnodigen. Zorginstelling ZorgSaam, waar Vremdieke onder valt, heeft deze maand opnieuw een accreditatie ontvangen voor haar ouderenzorg.
Net als mevrouw Berusten geven ook andere bewoners van Vremdieke ongevraagd aan dat ze het goed hebben of dat ze gelukkig zijn. Dit strookt met het algemene beeld. EenVandaag hield vorige maand nog een enquête onder ruim vijfhonderd oudere verpleeghuisbewoners van over het hele land, waaruit blijkt dat acht van de tien ouderen dik tevreden zijn met hun verpleeghuis. Ze geven hun huizen gemiddeld een 7,3.
Als ze iets mochten veranderen aan hun leefomstandigheden, dan is dat vooral meer personeel, meer persoonlijke aandacht voor een praatje, naar buiten kunnen, ander eten (vaker Hollandse kost, zoals vroeger) en minder lang moeten wachten om naar de wc te kunnen. Deze bevindingen komen in grote lijnen overeen met het rapport ‘De Cliënt Centraal’ van het College voor de Rechten van de Mens uit februari 2016.
Dat de zorg in Vremdieke gebaat is bij meer personeel is ook mijn conclusie. Uit gesprekken met medewerkers, de bewoners en uit wat ik zelf gezien heb, constateer ik dat een extra kracht ‘s nachts en overdag op de groep nodig is. De nachtzuster werkt alleen, waardoor ze gegarandeerd handen tekortkomt als toevallig twee van de 63 bewoners haar tegelijkertijd nodig hebben.
Uit gesprekken met medewerkers, de bewoners en uit wat ik zelf gezien heb, constateer ik dat een extra kracht ‘s nachts en overdag op de groep nodig is
Dat er krapte is in het personeelsbestand is een logisch gevolg van overheidsbezuinigingen in de zorg. Zorgsaam, de zorginstelling waar Vremdieke onder valt, is financieel door het oog van de naald gekropen en heeft miljoenen moeten bezuinigen door aanvankelijk zorgpersoneel en vervolgens ondersteunend personeel te ontslaan. Het personeel is met een kwart teruggebracht naar 2.400 medewerkers.
Een extra kracht op de afdeling waar ik 72 uur heb verbleven, betekent dat er meer ruimte is voor onverwachte situaties. Zoals dat alle bewoners allemaal tegelijkertijd al om 19.00 uur naar bed willen. Of voor het geval dat een bewoner die het plasmoment voor het eten heeft overgeslagen enkele minuten voor etenstijd alsnog aangeeft dat diegene moet plassen.
Medewerkers vinden zelf dat er vooral gesneden kan worden in hun administratieve lasten. Ze schetsen dat delen van het administratieve systeem, waarin ze dagelijks verantwoording afleggen, ongebruiksvriendelijk en overbodig zijn. De afgelopen jaren is de administratie rond de zorgtaken danig toegenomen, schetst ook Thea Willems, het hoofd van Vremdieke. ‘Dit bijhouden is wettelijk verplicht, maar de zorg wordt niet beter van elk detail borgen en protocoliseren. Daar wordt echt in doorgeschoten.’