Waarom je de pornoproducent die fetishfilms maakt met slakken niet kunt vervolgen
Alleen ‘ons soort beestjes’ is bij wet enigzins beschermd. Dit zijn de pluizige gewervelden, goed voor 2 procent van de diersoorten op aarde. Die overige 98 procent ongewervelde diersoorten lijkt niet op ons. Dat maakt hun lijden onbelangrijk.
Dieremancipatie is leuk voor chimpansees, dolfijnen en eekhoorns, maar in het gehele dierenrijk vormen zij als gewervelde diersoorten slechts het topje van de ijsberg – een knuffelbare 2 procent. Hoe zit het met de kreeften, de kwallen en de kakkerlakken? Is de dieremancipatie geen schijnemancipatie te noemen, als die er alleen is voor ‘ons soort beestjes’?
‘Waarom zouden we een kakkerlak precies hetzelfde behandelen als een chimpansee?’ vraagt Steven Wise, de Amerikaanse advocaat van vier chimpansees. Maar is de vraag niet eerder: waarom niet? Waar baseren we ons dierenvoorkeursbeleid op? Kennis?
Niet alleen in emancipatoire dierbewegingen, maar ook binnen wet- en regelgeving nemen die 2 procent gewervelde diersoorten al langer een uitzonderingspositie in. Wetten zijn daar vrijwel nooit expliciet over, maar dat wordt wel tijd.
Gewervelde wetten
Dierenwet- en regelgeving in Nederland — maar zeker ook in de rest van Europa en elders in de wereld — is een onoverzichtelijk zooitje.
Om te beginnen hebben dieren geen fundamentele rechten, zoals mensen mensenrechten hebben — denk aan het recht op leven, of op die fijne vrijheid van meningsuiting. Wél zijn er regels die voorschrijven hoe de mens dieren dient te behandelen. Dit noemen we welzijnsregels.
Afhankelijk van waar beesten voor worden gebruikt, vallen ze voor de Nederlandse wet in vier verschillende categorieën: die van wild dier, huisdier, proefdier of productiedier.
Van het ene dier blijven we af en van het andere slachten we er een miljoen per dag
Elke categorie komt met eigen regels. Van het ene dier moeten we afblijven en van het andere slachten we er een miljoen per dag. Hetzelfde varken kan zo onderhevig zijn aan vier totaal verschillende mores, afhankelijk van waar z’n trog staat.
Maar nog voordat je kijkt in welke categorie een dier hoort, is er de vraag wanneer een levend organisme eigenlijk telt als dier, in wettelijke zin. Geen enkel buurjongetje dat mieren verbrandde en wormen uit elkaar trok werd ooit opgepakt, dus voor deze beesten zal de wet er wel niet zijn. Helaas definiëren de meeste wetten niet op welke dieren ze dan wél doelen met ‘het dier’.
Wat is een dier?
Een uitzondering op de dierdefinitievaagte is de proefdierwet. Volgens EU-wetgeving tel je mee als proefdier als je een gewervelde bent of — recentelijk opgenomen als enige ongewervelde — een inktvis. ‘Een experiment met ongewervelden wordt gezien als een alternatief voor een dierexperiment,’ meldt Frauke Ohl telefonisch in 2013, destijds voorzitter van de Raad voor Dierenaangelegenheden.
‘Dieren als kreeften, insecten, wormen en kwallen genieten dezelfde status als bijvoorbeeld de weefselkweekjes van een muis: nul wettelijke bescherming.’ Onderzoekers kunnen met ongewervelden doen wat ze willen, zonder dat daar toestemming voor nodig is.
In algemene zin geldt dat gehouden noch ongehouden dieren onnodig pijn of letsel toegebracht mag worden. Zo staat in artikel 2.1 in de Wet dieren: ‘Het is verboden om zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar is, bij een dier pijn of letsel te veroorzaken dan wel de gezondheid of het welzijn van het dier te benadelen.’
En daar zit de crux. Want stel je kookt een kreeft levend, dan is het blijkbaar maar de vraag of er bij een ongewervelde diersoort — die kreeft — sprake is van handelen in strijd met artikel 2.1. Voelen ongewervelden wel pijn bij letsel?
Pijn en de kreeft
‘Al vroeg in mijn carrière besefte ik dat wanneer de wet spreekt van dieren, ze het niet heeft over ongewervelde diersoorten,’ zegt Antoine Goetschel, dierenadvocaat uit Zürich en voorzitter van het Global Animal Law Project. ‘Dit is de prijs van Jeremy Benthams gedachtengoed.’
De Britse filosoof Jeremy Bentham wordt algemeen beschouwd als een van de vroegste voorstanders van dierenrechten. In 1780 schreef hij in de verdediging van dierenrechten de beroemde regels: ‘De vraag is niet, kunnen ze denken? Noch, kunnen ze praten? Maar, kunnen ze lijden?’
Om de belangen van een dier te reduceren tot slechts een belang van niet-lijden, is arrogant
‘Toen was dat een grote stap voorwaarts’, zegt Goetschel. ‘Maar om de belangen van een dier te reduceren tot slechts een belang van niet-lijden, is arrogant. En nu, zolang de algemeen heersende opinie is dat ongewervelde dieren geen pijn lijden — opinie, aangezien niemand dit kan bewijzen — staat 98 procent van de diersoorten buitenspel.’
In Duitsland en Zwitserland is de intrinsieke waarde van álle diersoorten vastgelegd in de grondwet, wat ook het misbruik van ongewervelde dieren illegaal maakt. Goetschel: ‘Maar op een ander niveau van de rechtspraak, is toch alleen het doden of mishandelen van gewervelde dieren ook écht strafbaar — opnieuw als gevolg van dit vermeende gebrek aan lijden in ongewervelden.’
Eens probeerde een Zwitserse dierenwelzijnsorganisatie een pornofilmproducent veroordeeld te krijgen. De man maakte crush fetish films waarin rode hoge hakken slakjes pureren. Het lukte niet de man te vervolgen. Slakken zijn geen konijntjes.
Het vermogen tot lijden is obscuur
De wetenschap is verdeeld over wat pijn precies is. Er schijnt een verschil te zijn tussen het ervaren van pijn enerzijds en het detecteren en in een reflex afstand nemen van schadelijke stimuli — ook wel nociceptie geheten — anderzijds. Zonder nociceptie is pijn niet mogelijk, maar de aanwezigheid van nociceptie wijst niet per se op pijn.
Nociceptieve receptoren en neuronen vind je in vrijwel het hele dierenrijk, van mens tot fruitvliegje. Pijn daarentegen is een subjectieve ervaring, wat betekent dat er nooit zekerheid kan zijn over of het zich voordoet in een individu of niet, zelfs niet in een medemens.
We zien onze medegewervelden als medelijders omdat ze sterke gelijkenissen met ons vertonen in lichaamsbouw, hersenstructuur en in aan pijn gerelateerde gedragingen. Ongewervelden ontberen deze gelijkenissen en voelen zodoende geen pijn, is de gedachte. Toch wijst steeds meer ongewerveldenonderzoek uit dat ze dezelfde pijngedragingen vertonen als bijvoorbeeld honden en katten.
En wat betreft die lichaamsbouw en hersenstructuur: ondanks hun totaal andersoortige ogen en visuele centra in de hersenen, wordt niet ontkend dat ongewervelden wel degelijk zien. Dus hoe belangrijk zijn uiterlijke overeenkomsten eigenlijk? Niemand die het weet.
Dierwetproblematiek, een praktijkvoorbeeld
Juridische duidelijkheid over de ongewervelde situatie is wel geboden, want we maken elk jaar enthousiaster gebruik van ongewervelde diersoorten. Veel proefdierexperimenten worden niet langer uitgevoerd op gewervelden, zoals zoogdieren of vissen, maar op ongewervelden, zoals insecten of kreeften. Verder is Europa, met Nederland voorop, fors aan het investeren in de overstap van vlees eten naar insecten eten.
Maar voor het insect als productiedier is wettelijk niks geregeld. Er zijn geen regels voor hoe je ze mag houden, vervoeren of doden. Arnold van Huis, hoogleraar tropische entomologie en entomofagie aan de Universiteit Wageningen, constateerde toen hij een insectenwelzijnsadvies moest uitbrengen voor Economische zaken, dat er ook nauwelijks onderzoek naar pijnbeleving bij insecten beschikbaar is.
We geven de insecten het voordeel van de twijfel bij doding: het wordt aanbevolen om ze in te vriezen of snel te doden door vermalen of blancheren
Van Huis: ‘We geven de insecten wel het voordeel van de twijfel bij doding: het wordt aanbevolen om de koudbloedige dieren in te vriezen of ze snel te doden door vermalen of blancheren.’
Verdere wetgeving waar insecten onder vallen, zit contradictionair in elkaar. Mensen kunnen voor eigen consumptie meelwormen kopen bij de Sligro, maar insectenconsumptie door gevestigde productiedieren — zoals varkens — is verboden. ‘Dieren mogen niet aan dieren gevoerd worden’, legt Van Huis uit. ‘Dat heeft de Europese Unie ooit bedacht in het kader van de gekkekoeienziekte. Ze stonden er niet bij stil dat insecten ook dieren zijn.’
Sinds 2013 mogen insecten wel aan vissen gevoerd worden. EU volente kunnen binnenkort ook varkens en kippen legaal insecten eten, want het veevoer van nu – vismeel, visolie, soja en granen – wordt te schaars en te duur. ‘En er zit nóg een voordeel aan mini-vee etend vee.’
Van Huis: ‘Insecten als de wapenvlieg kun je kweken op organisch afval, op stront.’ Door poep te transformeren tot een hoogwaardig eiwitproduct — zichzelf — reduceert de vlieg ons mestoverschot drastisch. Man eet kip. Kip eet vlieg. Vlieg eet poep. (Alleen is het inzetten van meststoffen op deze wijze, juridisch óók nog niet mogelijk.)
Fantastisch. Hopen dat insecten geen pijn voelen.
Hoe nu verder?
‘Een belangrijke stap voorwaarts lijkt mij om vooral naar die tegenstrijdigheden binnen onze wetgeving te gaan kijken,’ zegt Ohl , ‘en na te denken over waarom er bijvoorbeeld wel een heldere scheidslijn tussen gewervelden en ongewervelden wordt getrokken in de wet op de dierproeven, maar een andere of geen scheidslijn binnen andere contexten.’
Volgens Ohl heeft het geen zin om deze discussie te beginnen met de stellingname dat we vanaf nu ook ongewervelde diersoorten moeten beschermen. ‘Ik zou liever beginnen met de vraag: waarom hebben we bepaalde criteria vastgelegd en hoever komen deze criteria nog overeen met onze morele kaders en staat van kennis?’