Flexwerken en freelancen leert ons: stabiliteit was altijd een illusie
De toename van freelance- en flexwerk maakt onze carrières onzekerder. Dat merken we ook thuis. Wonen, trouwen: het staat allemaal op losse schroeven. Pijnlijk. Maar, zo schrijf ik in deze bespiegeling: we leren door die onzekerheid wel een belangrijke levensles.
Bestaansonzekerheid is een van de grootste thema’s van deze tijd, schreef ik zo’n drie weken geleden. Ik deed toen een oproep: wat willen jullie erover weten?
Ik kreeg veel, heel veel reacties. En lang niet alleen van mensen die in de onstabiele cultuursector werken. Sterker nog: de meeste reacties kwamen van leden die heel ander werk deden, maar zich wel herkenden in de mechanismen die ik beschreef:
- De flagrante toename van onderbetaald of zelfs onbetaald werk, ten koste van reguliere arbeidsplaatsen
- Het eindeloos schakelen tussen stages en werkervaringsplekken
- De schijnbaar onstuitbare toename van flexwerk
Dit gaat allemaal over werk. Maar wat juist opvalt aan al die reacties, is dat lezers ook talloze interessante dwarsverbanden leggen met andere terreinen: tussen onzekerheid op de arbeidsmarkt en sociale zekerheid (die is vaak beperkt), de positie op de woonmarkt (meestal ook niet best) en bepaalde demografische en sociale geografische trends als: van stedelijke segregatie tot de leegloop van krimpgebieden.
In dit artikel neem ik een van de dwarsverbanden die ik regelmatig voorbij zag komen nader onder de loep: de invloed van bestaansonzekerheid op hoe we toekomstplannen maken.
Want dat viel op: lezers koppelen het onderwerp bestaansonzekerheid aan een ‘haperende levensplanning’ en een wegvallend toekomstperspectief. De teneur: met al dat korte-afstandswerk is het moeilijk vooruitkijken.
Wie geen stabiel werk heeft, kan niet stabiel leven
Ik zet een paar reacties op een rij. Een lezer schrijft dat het eindeloos stapelen van tijdelijke arbeidscontracten verandert hoe gedreven jongeren levenskeuzes maken:
‘Het krijgen van kinderen, het kopen van een huis of het op andere manieren investeren in de toekomst wordt een riskante bezigheid als de kans op enige zekerheid van inkomen tot dik in de dertig niet of nauwelijks is gewaarborgd.’
Eenzelfde analyse zie ik terug in een andere lezersbijdrage:
‘Zodra je wat zekerder voelt qua inkomen, toekomst et cetera, durf je keuzes te maken en te investeren: trouwen, kinderen krijgen, vrijwilligerswerk, klaar staan voor anderen. En daar wordt de wereld beter van.’
Het is duidelijk: bestaansonzekerheid is meer dan baanonzekerheid of armoede. Het heeft niet alleen betrekking op je arbeidssituatie en koopkracht, maar is een conditie die zich vernevelt over je hele bestaan. En daarom heeft het grote invloed op de manier waarop je naar de toekomst kijkt.
Een voorbeeld. De meerderheid van mensen met flexibel werk ondervindt problemen op de woningmarkt. Een precaire arbeidssituatie leidt bij hen tot een precaire woonsituatie, zelfs als ze hoogopgeleid zijn en werk doen dat in principe goed betaald zou moeten worden. Ze trekken van tijdelijke woning naar tijdelijke woning en glijden van tijdelijke baan in tijdelijke baan. In zo’n situatie is het knap lastig na te denken over dingen die zich buiten het hier en nu bevinden.
Bestaansonzekerheid is in dat geval, om nogmaals een lezer te parafraseren: proberen iets op te bouwen, zonder ergens op te kunnen bouwen.
Waarom bestaansonzekerheid tot massale woede leidt
Ik zat onlangs op Google Afbeeldingen wat te bladeren door foto’s van de nachtbrakersbetogingen van Nuit Debout, die momenteel in de meeste grote Franse steden plaatsvinden. Een leus, geschilderd op een kartonnen bord trok mijn aandacht: ‘Ma vie vaut plus que vos profit’. Vrij vertaald: mijn leven is meer waard dan uw winst.
In het afgelopen anderhalve decennium hebben jongeren over de hele wereld sociale bewegingen aangezwengeld die bestaansonzekerheid uitriepen tot het centrale sociale probleem van onze tijd. Denk aan EuroMayDay: de alternatieve 1 mei-vieringen voor studenten, flexwerkers, parttimers, studenten, uitzendkrachten en vluchtelingen die sinds het begin van de eenentwintigste eeuw in verschillende Europese steden gehouden worden. Of denk aan de 15M-beweging in Spanje, Occupy, of de recente universiteitsbezettingen in Nederland en daarbuiten.
Nuit Debout schaart zich in die jonge traditie. Niet toevallig begon de eerste doorhaalnacht op 31 maart als een betoging tegen een wet die de Franse arbeidsmarkt verder moet flexibiliseren. De vonk sloeg trouwens algauw over naar België, waar een soortgelijke wet op stapel staat.
Wat is het toch met die bestaansonzekerheid, dat die leidt tot zulke massale woede?
Jongeren over de hele wereld hebben bestaansonzekerheid uitgeroepen tot het centrale sociale probleem van onze tijd
De zoektocht naar het antwoord moet denk ik beginnen bij het woord ‘precariteit’.
Wie ook maar zijdelings bij een van deze bewegingen betrokken is geweest, is er onherroepelijk mee in aanraking gekomen. Precariteit (of: précarité / precariedad / precarietà / prekarität / precarity – aankruisen wat in jouw taalgebied van toepassing is) is in betrekkelijk korte tijd uitgegroeid tot een overkoepelend begrip waarmee activisten en academici het huidige tijdsgewricht proberen te duiden.
Het is afgeleid van het Franse ‘précaire’, dat zoveel betekent als onbestendig, onzeker of kwetsbaar. ‘Précaire’ is weer afgeleid van het Latijnse ‘precari’, dat zowel bidden als smeken omvat.
Het begrip deed in de jaren tachtig opgeld in Frankrijk en Italië in de sociale wetenschappen. Daar werd het afwisselend in positieve en negatieve zin gebruikt. Positief om de bevrijding uit het lopendebandregime van de fabriek te vieren, negatief om de nieuwe vormen van onbestendigheid ten gevolge daarvan aan te kaarten.
Die laatste opvatting is gangbaar geworden. De Nuit Debout-betogers die over precariteit spreken, hebben het over een gebrek aan veiligheid en stabiliteit. En over een soort kwetsbaarheid, één die het gevolg is van een eenzijdige afhankelijkheid van de liefdadigheid of de goede bedoelingen van anderen. Het woord wordt gebruikt om te beschrijven hoe de ‘baan voor het leven’ uitzondering is geworden en onregelmatig werk en inkomen de norm. Maar het beschrijft ook hoe de instabiliteit op de arbeidsmarkt samenvalt met andere vormen van onzekerheid: emotionele, politieke en ethische.
Dat je kortom altijd afhankelijk bent van anderen.
Je blijft jakkeren, maar waarheen?
Dit laatste punt is cruciaal. Precariteit wordt door politiek wetenschapper Isabell Lorey wel gedefinieerd als ‘leven met het onvoorziene’, het onplanbare. De Amerikaanse literatuurwetenschapper Lauren Berlant heeft het over leven in afwezigheid van een toekomstperspectief.
Beiden wijzen erop dat dit samenvalt met een verlies van zelfbeschikking.
In de jaren negentig en het begin van de eenentwintigste eeuw bereikte het idee dat je meester bent over je eigen toekomst een hoogtepunt. De keuze van studie, stage, baan, partner, woonplaats, huis, kleding, vakantiebestemming: in het ‘ik-tijdperk’ stond alles in het teken van het schrijven van je eigen levensverhaal.
In de twintigste eeuw werd meermaals het einde van de Grote Verhalen afgekondigd. Tegenwoordig zou je kunnen zeggen dat ook de kleine verhalen, de levensverhalen, in crisis zijn. Eerder genoemde Lauren Berlant beschrijft dit in haar invloedrijke boek Cruel Optimism (2011) als het haperen van het alledaagse: het besef dat de verhaallijn van het leven niet verder wil uitrollen, dat je blijft hangen in een soort voortdurende improvisatiesessie, zonder uitzicht op een ontknoping.
Het doet me denken aan een gesprek dat ik onlangs over dit onderwerp voerde met generatiegenoten in Antwerpen, mijn huidige woonplaats. Twee levenslijnen lopen door elkaar, zegt iemand. Enerzijds leven we in een hele snelle tijd, zegt ze, en die versnellingen maken alles vloeibaar. Ook je identiteit en je relaties. Je professionele leven verstuift zich in privébestaan en je werk vernevelt zich via al die zakapparaten en beeldschermen over de hele dag.
Je hoeft niet meer in te klokken, maar dat betekent ook dat je niet meer uit kunt klokken.
We hebben nooit echt regie gehad over ons leven
Een vriend die ook bij ons aan tafel zit, fluit ons terug. Natuurlijk, hij wil zich niet voor lange tijd committeren en vindt het moeilijk om zich voor te stellen wat hij over een halfjaar doet. Daarin verschilt hij flink van zijn ouders. Maar hij wil ook voor geen geld zijn onzekerheid inruilen voor meer comfort, als dat betekent dat hij ook zijn vrijheid en wendbaarheid moet inleveren.
De vriend wil ook voor geen geld zijn onzekerheid inruilen voor meer comfort
Hij vindt het maar vreemd dat mensen over zijn baantjes en levenskeuzes ongevraagd advies geven en zeggen dat iets wel of niet ‘toekomst heeft’. Waar wijst dat op, dat woord ‘hebben’? Dat je er al over beschikt, terwijl het nog voor je ligt? Hetzelfde geldt voor zinsneden als ‘een leven opbouwen’. Het wekt de suggestie dat je alleen maar de pijlen hoeft te volgen. Hij gelooft er niet in.
Hij heeft een punt.
Maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het gevoel van soevereiniteit – van meesterschap over je eigen leven – ook in de hoogtijdagen van het ik-tijdperk een farce was.
Pas nu onze levens kwetsbaarder worden, zien wij welgestelden hoe kunstmatig onze geprivilegieerde enclave eigenlijk was (en is). We deden alsof armoede, honger, uitbuiting, racisme, ongelijkheid niet bestonden, simpelweg omdat we het buiten beeld wisten te houden.
Denk niet dat je de eerste bent die ‘precair’ leeft
Dit gevoel, dat sowieso altijd al een privilege is geweest, is nu met een noodgang aan het verdampen. Dat komt doordat bestaansonzekerheid nu ook in het hart van de samenleving voelbaar is. Zij die, als de zaken anders waren gelopen, tot de veilige en van problemen gevrijwaarde middenklasse hadden behoord, belanden nu ook midden in die onzeker- en kwetsbaarheid. Terwijl dat voorheen alleen gold voor mensen in de vanuit het centrum nauwelijks zichtbare periferie van de samenleving – migranten zonder papieren, alleenstaande moeders, arbeidsongeschikten, mensen met schulden, mensen uit wijken met verkeerde postcodes. Met andere woorden: anderen.
Dat laat zien dat precarisering nu definitief is gedemocratiseerd, stelt politiek wetenschapper Lorey. Tegelijk is het een onderwerp dat vooral in de verf wordt gezet door hoogopgeleide jonge mensen. Daardoor is het gemakkelijk te vergeten dat er groepen zijn die dezelfde of nog heftigere problemen het hoofd moeten bieden. Mensen die minder privileges genieten en minder hebben om op terug te vallen.
Het zou daarom zonde zijn als we het alleen hebben over het krimpen van de middenklasse. Want dat is maar een symptoom van de ‘democratisering’ van bestaansonzekerheid.
Mijn volgende artikel borduurt hierop voort: waarom komen Nederlandse flexibelen en precairen niet op voor hun rechten, waarom is er hier geen Nuit Debout?
Correctie 2-6-2016: Een eerdere versie vermeldde de twintigste eeuw waar dat de eenentwintigste eeuw moet zijn. Dit is aangepast.