Hoe meer ik leer, hoe minder ik van de politie snap

Bart de Koning
Correspondent Politie & Criminaliteit
Illustratie: Jacob Stead (voor De Correspondent)

Komt het ooit nog goed met de politie? In de anderhalf jaar dat ik correspondent Politie ben, heb ik veel politiemensen ontmoet en veel geleerd. Maar hoe meer ik van de politie weet en hoe dieper ik de organisatie in duik, hoe minder ik ervan snap.

Anderhalve maand geleden was ik op een politiebijeenkomst over cybercrime. De bedoeling was dat ik een ‘korte, pittige wake up call’ zou uitspreken. Strekking: de politie moet ophouden met praten over cybercrime en het nu eens echt gaan doen.

Maar terwijl ik naast het podium stond te wachten, kwam de ene na de andere spreker met precies die boodschap. ‘Laten we als politie niet de V&D van de toekomst worden,’ hield een recherchechef zijn collega’s voor. Hoe kun je daar nog overheen, zonder onbeleefd te worden?

Iemand van de High Tech Crime Unit benadrukte bijvoorbeeld dat de politie niet zonder hulp van experts uit het bedrijfsleven kan om cybercrime op te sporen. Om dat te illustreren liet hij een filmpje zien van een

Youtube plaatst cookies bij het bekijken van deze video Bekijk video op Youtube
Bekijk het filmpje hier.

We zien een jong, dapper maar ook beetje dommig dasje tevergeefs naar honing zoeken. Hij steekt zijn kop in een boomstronk, valt eraf, snuffelt in een schedel van een dode buffel, valt van een rots, snuffelt in een gat in de grond – allemaal tevergeefs. Pas op het moment dat hij de lokroep van een vogeltje volgt dat hem naar een bijennest leidt, vindt hij de honing.

Het is een karikatuur, maar daarmee niet minder waar: het gaat niet goed met de

De politie vraagt om kritiek

Sinds ik bij Quote in 1997 De slappe arm schreef over bureaucratie en magere opsporingsprestaties ben ik altijd heel kritisch geweest over de politie – en dat is sinds ik anderhalf jaar geleden voor De Correspondent ging schrijven niet minder geworden. Dat vinden ze bij de politie kennelijk geen enkel probleem. Sterker nog: ze nodigen me graag uit om het ze nog eens persoonlijk te vertellen.

Ik heb voor zalen gestaan met honderden politiemensen, in informele in een talkshow gezeten op de Politieacademie, gehad met de korpsleiding en met consultants en rechercheurs een paar dagen ‘op de hei’ gezeten.

Waarom doe je dat als journalist? IJdelheid speelt vast een rol, maar die wordt redelijk in toom gehouden doordat ik bij lezingen altijd moet denken aan twee onsterfelijke typetjes van Kees van Kooten: de universele deskundige en (‘ik word genoemd’).

Geld? Ik heb me voor twee bijeenkomsten, die veel tijd en voorbereiding kostten, laten betalen. Maar voor Omgerekend per uur levert het – inclusief alle voorbereiding en reistijd – een uurtarief op waar een loodgieter zijn bed niet voor uit komt.

Waarom doe ik het dan toch? Uit nieuwsgierigheid en wat ik – bij gebrek aan beter – ‘een steentje bijdragen’ noem. Je kunt natuurlijk decennia vanaf de zijlijn blijven roepen wat er allemaal misgaat, maar je kunt op een gegeven moment ook besluiten om er iets aan te gaan doen - bijvoorbeeld door actief mee te denken over slimmere opsporingsmethodes.

De politie is een soort mammoettanker die slechts zeer, zeer langzaam van koers te veranderen is

Met de nadruk op ‘iets.’ Iedereen die de geschiedenis van de politie een beetje kent, weet dat ze een soort mammoettanker is die slechts zeer, zeer langzaam van koers te veranderen is.

Dan de nieuwsgierigheid. Je kunt als journalist allerlei ferme dingen opschrijven over een organisatie, maar je blijft altijd een buitenstaander, die dingen van horen zeggen heeft, ook al zijn ze ter wederhoor voorgelegd. Of het klopt, ontdek je pas als je je onderwerp in het wild ontmoet.

En luistert aandachtig, maar doet vervolgens niks

Zo sprak ik in september op een politiecongres over ‘ondermijning’: drugscriminelen die het openbaar bestuur proberen te ontwrichten. De locatie, een kazerne in Oirschot, was goed gekozen: Brabantse burgemeesters krijgen er het meest mee te maken. Een van hen vertelde indringend hoe hij persoonlijk bedreigd was.

In de loop van de dag kwamen er allerlei experts over hun werk vertellen. Er was een vrij spectaculair filmpje van de arrestatie van een cybercrimineel terwijl hij online was. Ik leerde dat er bij zo’n inval altijd één rechercheur verantwoordelijk is voor de computer. Die heeft maar en dat is ervoor zorgen dat de computer toegankelijk blijft. Als de verdachte erin slaagt om die te vergrendelen of als de computer in een onbewaakt moment op sluimer gaat, dan kan de politie nooit meer door de encryptie heen breken.

Illustratie: Jacob Stead

Anderen lieten zien hoe je verborgen wapens in Mercedessen en BMW’s vindt – gespecialiseerde garages bouwen op de gekste plaatsen James Bond-achtige laatjes in. Verder leerde ik hoe je pillen in de post vindt en hoe je de ‘pillekensproat’ in het dialect van de Brabantse drugshandelaren over de tap kan leren begrijpen.

Indrukwekkend was ook de presentatie van de politieman die verantwoordelijk is voor het ontmantelen van pillenfabriekjes en het opruimen van de vaten chemisch afval die de drugsdealers in de natuur achterlaten. Hij liet een prachtige foto zien van een weiland met grondmist. Na een korte stilte: ‘Dat zijn dus zwavelzuurdampen.’

Hoe breng je dan aan het eind van zo’n dag een verhaal waarin je pleit voor legalisering van softdrugs? Ik heb bij het voorbereiden van een lezing altijd een citaat van in gedachten:

‘Als je met de kritiek begint, ben je net een man die een drol eet in de hoop dat hij een brood zal schijten.’

Ik begon dus met de dingen die goed gaan bij de Nederlandse politie – en er gaat gelukkig Pas daarna kwamen mijn vragen en de twijfels: Waarom boeken we geen vooruitgang in de drugsoorlog? Waarom hebben de opsporingsdiensten zo weinig belangstelling voor corruptie en fraude in de bovenwereld?

Na afloop van zo’n verhaal klinkt er geen boegeroep. Er komen tijdens politiemensen op je af die het met je eens zijn (of op zijn minst met dezelfde twijfels rondlopen), maar die dat niet hardop kunnen

Het roept de vraag op wat dan het effect is van zo’n verhaal. Maar toch, als journalist steek je nog eens wat op van zo’n dagje op de

Wat heb ik de afgelopen anderhalf jaar nog meer geleerd bij de politie? In ieder geval dit:

  • Er is een enorme politieke druk. Hoge politiemensen moeten bezuinigingen en reorganisaties doorvoeren en targets halen waarvan ze weten dat die niet haalbaar zijn. Dat heeft veel kwaad bloed gezet in de organisatie. Ik heb niemand gesproken die enthousiast is over de hoogste laag leidinggevenden.
  • De werkgroepjes op de bijeenkomsten moeten snel met verbeterplannen komen voor de opsporing. Minister Ard van der Steur (Veiligheid en Justitie, VVD) heeft namelijk beloofd snel met een betere aanpak te komen en de Kamer heeft geen enkel geduld meer met deze minister. Aan de ene kant is het goed dat er na jaren verwaarlozing van de recherche druk gezet wordt. Aan de andere kant dreigt het oude gevaar dat de minister weer te snel te veel gaat beloven aan de Kamer.
  • Het honingdasje heeft echt hulp nodig. De politie heeft van oudsher de reputatie een gesloten bastion te zijn, waar buitenstaanders nauwelijks binnengelaten worden. Maar op dit moment maakt de politie een wat hulpeloze indruk, politiemensen van hoog tot laag zijn zoekende. Ze zijn oprecht benieuwd naar wat buitenstaanders te melden hebben.
  • Veel ervaren politiewetenschappers zijn bang om openlijk kritiek te leveren op de politie, omdat ze weten dat ze daar mee krijgen. Ik merk daar niets van, maar misschien ben ik naïef. Ben ik de hofnar op die bijeenkomsten? Leuk voor een lekker kritisch verhaal, maar daarna gewoon weer door? Jaren geleden ben ik weleens uitgenodigd om een lezing over een van mijn boeken te geven, tijdens een diner pensant van een politiebond. ‘Da’s lekker makkelijk,’ zoals een politieroutinier me na afloop uitlegde, ‘dan hoeven ze je boek niet te lezen.’

En... verandert er iets?

Ik heb met eigen ogen gezien hoe hard er gewerkt wordt aan verbetering. Een paar maanden geleden zat ik met tientallen politiemensen en externe experts op de hei om te praten over slimmere opsporing. Ik was onder de indruk van de kwaliteit van de discussie en de ideeën die eruit voortkwamen. Als dit de toekomst is van de opsporing, dan komt het wel goed, dacht ik na afloop. Later sprak ik een meer doorgewinterde aanwezige, die vond dat er weinig nieuws uitgekomen was. Dus eigenlijk hetzelfde verhaal als bij het opsporingscafé over cybercrime: iedereen roept dat het anders moet, maar het gebeurt niet.

‘Blijf ons vooral pijn doen,’ zei iemand na het opsporingscafé

Veel politiemensen leven met een vreemde mix van cynisme en beroepstrots. Ze zijn met idealistische ideeën bij de politie gegaan en dat idealisme is er vaak nog steeds. Ze zijn trots op hun werk en op de zaken die ze oplossen.

Toch vind ik het opvallend hoe ontzettend cynisch veel politiemensen op dit moment zijn over de organisatie en het management. Ze zijn veel kritischer over hun werkgever dan ik. ‘Blijf ons vooral pijn doen,’ zei iemand na een opsporingscafé.

Het vreemde: niemand is er wereldvreemd

Ik heb me natuurlijk afgevraagd of ik als journalist mee moet werken aan de (re)organisatie waar ik zelf over schrijf. Als je er te veel rondloopt en te veel mensen kent, dan kun je te dicht op je onderwerp komen te zitten.

Ik heb de afgelopen maanden veel mensen uit alle lagen van de organisatie ontmoet en dat heeft mijn oordeel over hen zeker genuanceerder gemaakt. Zo is iedereen (ik ook) erg kritisch over de politiechefs, die het contact met de werkvloer zijn kwijtgeraakt. Maar als je er een paar spreekt, blijken ze helemaal niet wereldvreemd en vaak openhartig over de problemen waar ze mee worstelen.

Of neem die andere kop van Jut, waar iedereen nu heel kritisch over is: de oudere, mbo-geschoolde rechercheurs, die uitgeblust zouden zijn, die de ontwikkelingen in de ICT niet meer kunnen bijbenen en die vervangen zouden moeten worden door hoogopgeleide recherchekundigen. De exemplaren van de oude stempel die ik heb ontmoet, zijn verrassend scherp.

Ik ben genuanceerder geworden over mensen, maar of ik daardoor ook milder ben geworden? Diezelfde mensen tippen me ook over weer nieuwe misstanden, zoals de in de recentste politiebegroting.

Hoe meer ik leer, hoe minder ik van de politie snap

De politie is voor mij nog steeds een ondoorgrondelijke organisatie, al schrijf ik er al twintig jaar over. Hoe meer ik erover te weten kom, hoe minder ik ervan snap. Heel lang heb ik (afgestudeerd als bedrijfseconoom) het idee gehad dat je er, als je maar lang genoeg zoekt, wel greep op krijgt. Met de stel je vast wat de problemen zijn en hoe het efficiënter kan. Maar achter de officiële cijfers zitten weer andere cijfers – en die cijfers blijken vaak ook

Maar ook met heel veel mensen praten biedt het verlossende woord niet. Ik heb nog niemand gesproken die blij is met de reorganisatie van de afgelopen jaren. Maar als helemaal niemand dit wil, hoe heeft het dan ooit zover kunnen komen?

Het is zoals een klant van McKinsey het ooit zei na een advies: ‘I’m still confused, but on a much higher level.’

Dat betekent niet dat ik er per se somber over ben. De Nederlandse politie gaat eens in de zoveel tijd door een flinke en komt daar op de een of andere manier altijd weer uit. Hoe? Dat ga ik de komende tijd van dichtbij meemaken.

Verder lezen?