Wat het ontcijferen van religieuze geschriften met voetbalanalyse te maken heeft
Een nieuwe generatie voetbalscouts en -analisten staat op. Ze hebben geen verleden als profvoetballer, maar deden hun voetbalkennis op via internet. Vandaag het vijfde portret: Mikael Haxby, aan Harvard gepromoveerde godsdienstwetenschapper die veranderde in Michael Caley, voetbalanalist.
Als alles was gegaan zoals het had moeten gaan, dan was Mikael Haxby (37) nu niet een vooraanstaande data-analist in het voetbal geweest.
Dan was hij - in plaats daarvan - ‘ergens op een universiteit van Ohio of zo’ universitair docent godsdienstwetenschappen geweest. Tenminste, zijn carrièrepad leek duidelijk toen hij in 2005 begon aan zijn traject als promovendus godsdienstwetenschappen aan Harvard: promotie - docentenbaan - lang en gelukkig leven.
Maar toen kwam de financiële crisis van 2008 en de daaropvolgende recessie. Jaar op jaar kwam zijn doctorsgraad dichterbij, en jaar op jaar namen de budgetten van universiteiten af, al helemaal in de geesteswetenschappen. En toen Haxby in 2013 promoveerde met het proefschrift The First Apocalypse of James: Martyrdom and Sexual Difference, wist hij al: die docentenbaan ging er niet komen. Zijn geplande toekomst was opgeblazen door Wall Street; hij had een nieuwe toekomst nodig.
Wat daarbij handig van pas kwam, was zijn alter ego.
Onder het pseudoniem Michael Caley had hij al enkele jaren geblogd over sport en data. Geholpen door de toenemende populariteit van voetbal in de VS, werd de crisis conform het cliché een kans. Waardoor Mikael Haxby-de-theoloog, met als specialisme vroegchristelijk feminisme, veranderde in Michael Caley-de-voetbalanalist, gespecialiseerd in data-analyse.
Met behoorlijk succes: inmiddels schrijft Caley voor kranten als The Washington Post en sites als ESPN, is hij een van de leiders in het debat over voetbalanalyse, en werkt hij als consultant voor enkele voetbalclubs in de Verenigde Staten en Engeland, waaronder West Ham United uit de Engelse Premier League.
Er kan er maar één de eerste zijn
En dat maakt hem, zonder enige twijfel, de eerste specialist in vroegchristelijk feminisme die in het voetbal werkt.
Want nee, een overlap tussen godsdienstwetenschap en voetbalanalyse, die lijkt er niet te zijn. Maar Caley ziet dat anders. Het ontcijferen van oude religieuze geschriften, zegt hij, vergt een vergelijkbaar autistisch vermogen tot concentratie. ‘En data zijn in beide terreinen schaars. Je moet hard je best doen om het te verzamelen, en er daarna betekenis uit te halen.’
De belangstelling voor godsdienst kwam voort uit een worsteling met zijn biseksualiteit. Caley - zelf niet gelovig - zocht naar antwoorden. Religie kon die bieden; of in elk geval zijn beide thema’s eeuwenlang met elkaar verbonden geweest.
En voetbal? Net als honkbal en programmeren interesseert het hem van jongs af; hij voetbalde als kind zelf. Hij blogde erover als student, als Michael Caley dus - een herschrijving van zijn voornaam plus zijn tweede naam.
Waarom onder pseudoniem? Het schrijven over voetbaldata zou zijn academische carrière kunnen hinderen, vermoedde hij. ‘Ik vreesde dat het als te frivool gezien zou worden,’ zegt hij. ‘Ik wilde dat risico niet nemen.’
Hoe honkbal de Amerikaanse voetbalanalyse vooruithelpt
Caley’s hobbymatige kennis en kunde - goed kunnen schrijven, data kunnen analyseren, tactiek begrijpen - vielen bij diverse professionele media in goede aarde.
Dat is - vanuit Europees perspectief - het curieuze aan Amerikaanse voetbaljournalistiek. Data-analyse krijgt hier slechts langzaam voet aan de grond. In Amerika is voetbaljournalistiek met data mainstream, net als verhalende stukken over tactiek.
Caley schrijft voor onder meer The Washington Post - de krant die het Watergateschandaal onthulde - stukken over voetbaltactiek en -statistiek; grote sites als Grantland en ESPN schrijven over hetzelfde; in The New Yorker wordt uitgebreid over statistiek en voetbal geschreven; en ook het legendarische Sports Illustrated betreedt terrein waar je Europese schrijvers niet snel ziet komen.
De noodzaak om precies te begrijpen wat er op het veld gebeurt, en waarom, lijkt in Amerika groter
De noodzaak om precies te begrijpen wat er op het veld gebeurt, en waarom, lijkt in de Amerikaanse journalistiek groter.
‘Amerikaanse sportfans zijn data gewend,’ zegt Caley. ‘Dat komt door het honkbal. Dat heeft de box scores [statistische samenvattingen van wedstrijden, MdH] en dat verwachten ze ook in andere sporten.’
Natuurlijk is honkbal beter te vatten in cijfers dan voetbal, zegt hij. Honkbal is een optelsom van wedstrijdjes-in-een-wedstrijd, een lange serie duels van werper tegen slagman, die vrijwel onafhankelijk van elkaar plaatsvinden - oorzaak en gevolg zijn relatief duidelijk te scheiden. Voetbal is dynamischer en complexer - oorzaak en gevolg lopen continu in elkaar over.
‘Maar dat betekent nog niet dat statistieken in voetbal geen waarde hebben om de werkelijkheid te beschrijven,’ zegt Caley. ‘Het is moeilijker, en het levert je misschien minder op dan in het honkbal, maar dat betekent nog niet dat je het niet moet doen.’
Al schrijvende, bloggende en twitterende, groeide Caley uit tot een soort internationale (online) autoriteit en vraagbaak voor voetbaldata. En het duurde niet heel lang voordat ook professionele voetbalclubs belangstelling toonden voor zijn werk.
Wat Caley voor voetbalclubs doet
Want dat is nog een verschil tussen de VS en Europa: Europese clubs werken - net als Europese media - slechts stukje bij beetje met data. Amerikaanse clubs zoeken actief naar kundige analisten.
Het verschil is volgens hem waarschijnlijk aan twee aspecten te danken. Naast de traditionele Amerikaanse gerichtheid op cijfers in de sport, is er in de VS meer vrijheid om te experimenteren, omdat clubs niet kunnen degraderen.
‘De angst om te degraderen staat experimenten in de weg,’ zegt Caley over het Europese voetbal. ‘In de VS is er een bepaalde bodem waar je nooit doorheen kunt zakken. Je kunt slecht zijn, maar degraderen kan niet. Die wetenschap stelt je in staat om risico’s te nemen. De angst om als eerste ergens mee te beginnen, en gigantisch te falen, is daardoor kleiner.’
Bovendien zijn Europese voetbalclubs van nature geen rationele ondernemingen. ‘Eigenaren hebben de club vaak gekocht omdat het cool is een voetbalclub te hebben. Je koopt toegang tot een soort broederschap. Dat is natuurlijk al geen rationele overweging.’
Sommige clubs schreven hem aan - ‘de e-mails en direct messages vielen uit het niets binnen.’ Zoals West Ham United: Rory Campbell, de Oxfordalumnus-en-pokeraar-en-data-analist die nu voor de Hammers spelers scout, zocht via Twitter contact. Anderen benaderde hij zelf.
Inmiddels doet hij voor een handvol clubs freelance datawerk. Welke clubs dat zijn, kan hij - behalve West Ham - niet zeggen. Vertrouwelijkheidsclausules staan dat in de weg.
In algemene termen kan hij wel zeggen wat hij doet. Voor de ene club analyseert hij spelers, een andere wil simpelweg weten of ze verdedigend of aanvallend genoeg spelen, en een volgende club vraagt zich af of ze iets verkeerd doen met vrije trappen.
Wat media en clubs kunnen leren van de promovendus
Opwindend, het werken voor clubs?
Best wel, zegt Caley. ‘Toen ik begon met data-analyse en bloggen, dacht ik weleens: dit zouden clubs ook moeten doen. Maar toen echte profclubs bij me aanklopten, was dat toch een eer en een verrassing.’ Het is een bijproduct, want zijn oorspronkelijke doel was schrijven. ‘Maar de vraag uit het profvoetbal is eerlijk gezegd groter. Dus daar wil ik nu mijn carrière van maken.’
Hoewel hij zijn originele carrièreplannen in de wetenschap zag vervliegen, voelt hij zich bevoorrecht. De markt voor zijn diensten zal vermoedelijk alleen maar toenemen, zowel in de media als bij clubs - ook in Europa. Wil je beter begrip van het spel, of wil je zeker(der) weten of die ene spits al die miljoenen waard is, dan zul je het spel door een analytische bril moeten zien.
Dat gebeurt naar zijn indruk te weinig. Media en clubs bouwen hun mening rond resultaten, zegt Caley, en minder naar de manier waarop die resultaten tot stand zijn gekomen. ‘Een spits scoort twintig goals - wow! - en dus is de vraag: wat maakt hem zo goed? Of een club haalt slechts 38 punten - oei! - en de vraag is: waarom zijn ze zo slecht?’
Er is een onstilbare honger in het voetbal om eenduidige oorzaken te vinden voor complexe problemen
De conclusie is al getrokken, er moet alleen nog een oorzaak bij - het liefste een heldere, eenduidige oorzaak. Dat is de verkeerde denkvolgorde, zegt Caley, maar wel eentje die wijdverspreid is. Het verklaart volgens hem het toenemende aantal ontslagen van trainers.
‘Het verloop onder trainers is bizar. De trainer wordt vaak gezien als die eenduidige oorzaak voor verlies, of voor winst. Het ene moment zijn ze briljant, enkele nederlagen later de grootste sukkels. Dat kan natuurlijk niet waar zijn. Maar er is een onstilbare honger in het voetbal om eenduidige oorzaken te vinden voor complexe problemen. En de trainer is de makkelijkste.’
Nog iets dat hem opvalt in het voetbal: er is een kennelijke noodzaak om altijd problemen te zien. Caley: ‘Het lukt mensen in het voetbal nauwelijks om tevreden te zijn, om een toestand als ‘oké’ te bestempelen. Natuurlijk is het belangrijk om ambitieus te zijn, maar wel binnen grenzen. Je moet redelijke verwachtingen hebben. Dat lijkt nu vaak te ontbreken. En dat leidt ertoe dat clubs stomme risico’s nemen.’