Je gender is niet maakbaar (en nog 2 inzichten over gender)
Wat ís gender eigenlijk? Eerder beschreef ik acht vragen over gender die lastig zijn om te stellen. Transvrouw Carine de Graaf herkende zich niet in de antwoorden en gaf mij zo drie nieuwe inzichten over gender.
Sekse zit tussen je benen en gender tussen je oren, schreef ik onlangs. Ik beantwoordde acht veelvoorkomende, soms pijnlijke vragen over gender. Want zijn mensen die niet man of niet vrouw zijn niet gewoon een beetje raar? Eén reactie sprong eruit.
Op 21 mei ontving ik een e-mail die zou leiden tot drie nieuwe inzichten over gender.
Beste Lisa,
Mijn naam is Carine de Graaf, geboren als jongen en sinds een paar jaar wettelijk vrouw. Ik zeg het expres een beetje raar.
Daarnet las ik jouw artikel op De Correspondent. Aan de ene kant vind ik het prettig dat de wereld wordt voorgelicht over mensen die niet cisgendered zijn, maar aan de andere kant herken ik mezelf vrijwel nooit in alles wat over ‘transgenders’ wordt gezegd.
Mag ik jou uitnodigen om hierover een keer van gedachten te wisselen?
Met vriendelijke groet,
Carine de Graaf
Leven met dubbeldunk
We drinken een kop koffie in een café naast de Olympische roeibaan in het Amsterdamse Bos. Het kabaal van opstijgende vliegtuigen overstemt ons gesprek regelmatig. We schuiven onze stoelen naar elkaar toe om ons verstaanbaar te kunnen maken.
Waar ze het bangst voor was? Dat mensen ‘Kijk nou, een vent in een rok’ zouden zeggen. Met haar bijna twee meter steekt ze dan ook een paar koppen boven de meeste mensen uit. Ze werkte jarenlang als geluidstechnicus in de band van Herman Brood, had een vrouw en twee kinderen. Pas toen ze ver in de veertig was, besloot De Graaf (55) uit te komen voor wat ze al lang wist: het man-zijn paste haar niet. Een verwarrende ervaring. ‘Ik leefde met dubbeldunk. Het meisje in mij was altijd sterk aanwezig, maar er zat een dikke laag man overheen.’
Het meisje in mij was altijd sterk aanwezig, maar er zat een dikke laag man overheen
Maar De Graaf voelde zich niet alsof ze in het verkeerde lichaam zat. ‘Dat klinkt voor mij alsof je per ongeluk het lijf van iemand anders aangetrokken hebt. Alsof je de verkeerde jas van de kapstok hebt gepakt.’ Wat haar dwarszat, was de identiteit die aan haar lichaam werd gekoppeld: dat zij man was omdat ze een mannenlichaam had.
Ze praat rustig en is verrassend open over haar ervaringen. We spreken meer dan twee uur in het café bij het water. Weloverwogen vertelt De Graaf hoe ze het zijn van transvrouw - ‘met de nadruk op vrouw’ - ervaart. En legt zo uit welke drie zaken ze mist in mijn verhaal over gender.
1. Gender is niet maakbaar
‘In je artikel lijkt de maakbaarheid van gender de boventoon te voeren. Zo’n reactie krijg ik ook vaak: ‘ach, je kiest er zelf voor’.’
‘Het schetst een beeld van gender als vrijblijvend. Als een kledingkast met mannen- en vrouwenkleding waar je ‘s ochtends voor staat om even snel een keuze te maken, ingegeven door hoe je pet die ochtend staat.’
‘Zo heb ik het helemaal niet ervaren. Het was pure noodzaak, gepaard met een enorm gevoel van ongemak. Ik werd op een zeker moment zelfs onpasselijk van het mannenondergoed dat ik ‘s ochtends aantrok. ‘Ik ben toch geen travestiet?’ dacht ik dan.’
‘In mijn persoonlijke beleving is genderidentiteit niet iets wat door opvoeding of omgeving gecreëerd wordt. Ik werd niet anders behandeld dan de jongetjes in mijn klas, niet anders dan mijn broertjes of neefjes. Toch wist ik heel goed dat ik geen jongetje was.’
‘Dankzij mijn opvoeding kan ik lampen en schilderijen ophangen, lekkende kranen en kapotte banden repareren en een vrachtauto besturen. Dat alles doe ik zelfs beter dan mijn broers. Ik kan niet breien, cupcakes bakken en al mijn kamerplanten gaan dood. Mijn kleren repareer ik niet zelf en ik gebruik nauwelijks make-up omdat ik simpelweg niet weet hoe. Maar tóch ben ik vrouw.’
‘Kortom: door gedrag, kleding en lichamelijke ingrepen kan je veel veranderen. Ook sociaal-culturele genderrollen liggen niet vast. Maar je genderidentiteit is geen keuze. Het is als de kleur van mijn ogen: ik kan het toedekken, maar het zal altijd in me zitten. Ik verzet me er gewoon niet langer tegen.’
2. Het is ook fijn om man óf vrouw te kunnen zijn
‘Ik noem mezelf transvrouw, met de nadruk op vrouw. Ik kies voor dit hokje. Ik voel me thuis in dit hokje.’
‘Niet alle transgender personen kunnen zich vinden in mijn ervaring. Sommigen vinden dat transseksuelen hun lichaam verminken. ‘Waarom ga je niet op spraakles en bewegingsles?’ zeiden ze. Ik nam logopedie, looptraining, maar het was niet genoeg. Het voelde alsof ik toneel speelde.’
‘Hoe dat kan? Omdat het lichaam niet aansloot bij mijn identiteit. Er zitten goede hersens in, het heeft benen waarmee ik heerlijk kan wandelen, handen die mooie dingen kunnen maken en ogen en oren die allerlei fijne, interessante dingen waarnemen.’
Het lichaam sloot niet aan bij mijn identiteit
‘Maar toch voelde het niet goed. Als man schaamde ik me altijd voor mezelf. Ik voelde me vies en lelijk. De geur, de beharing en de mannelijke driften voelden niet-eigen, vreemd, en weerzinwekkend. Dat al die onprettige dingen door mijn omgeving werden geaccepteerd en zelfs positief gewaardeerd, maakte het extra vervelend en mentaal behoorlijk uitputtend.’
‘Nu niet meer. Ik schaam me niet langer. Ik schaam me niet omdat ik een vrouw met een transverleden ben, ik durf me te laten zien. Ik ben wie ik ben.’
‘Verkleden deed ik mijn hele leven, vroeger als meisje en later als vrouw. Altijd stiekem, om mijn mannelijkheid even los te kunnen laten. Het was een vorm van ontlading. Maar pas na de lichamelijke behandelingen had ik echt een gevoel van bevrijding.’
‘Mijn ervaring is daarin anders dan die van een transgender, die vooral lijdt onder de genderrol en niet per se operaties hoeft te ondergaan.’
3. Gender is als de vormenkubus van Rubik
‘Je beschrijft genderidentiteit als een spectrum. Wat daarin ontbreekt, is het moment dat het klikt, dat je vanbinnen voelt: dit klopt. Dat gevoel kent iedereen wel - denk ik -, of je nou cis of trans bent. Het is onwrikbaar en je voelt het doorgaans al op heel jonge leeftijd.’
‘Denk daarbij aan een vormenkubus. Voordat ik durfde te accepteren dat ik transseksueel was, heb ik lang en diepgaand gezocht langs het genderspectrum. Man-zijn lukt niet. Een cisvrouw zijn kan niet. Gender-ertussenin past niet bij mij. Ergens op het spectrum heb ik een plekje gevonden waar ik me in balans voel en me geen zorgen meer maak over wie ik ben.’
‘Op die plaats voel ik me niet meer angstig, onzeker en zelfs bedreigd door de genderrol die me wordt opgelegd of juist ontzegd. Het moment waarop mijn schaamte en de onzekerheid verdween en daar opluchting voor in de plaats kwam, voelde alsof ik met een harde ‘klik’ opeens in mijn unieke gendervormpje viel.’
‘Sommige mensen zeggen verbaasd tegen me: ‘o, je was vroeger mán! Dat verklaart waarom je zo lang bent.’ Anderen hebben juist moeite de vrouw in mij te zien.’
‘Wat ik vaak denk bij het onbegrip waar ik soms tegenaan loop, is dat anderen die nooit in mijn schoenen hebben gestaan onmogelijk kunnen bevatten hoe niet-thuis ik me voelde in mijn eigen gender. Zij zagen slechts de buitenkant.’
‘Het gevoel dat het niet klikt is omschreven als een stoornis: genderdysforie. Ik ben een voorstander van het depathologiseren hiervan. Trans-zijn heeft nog altijd de lading van ‘ziek’, ‘pervers’ en ‘gevaarlijk’, waardoor transpersonen zich in zichzelf opsluiten, onzeker zijn en angstig worden. Niet zelden lopen deze negatieve gevoelens zo hoog op dat psychische problemen het gevolg zijn. De problemen worden niet veroorzaakt door genderdysforie, maar juist door het gebrek aan erkenning van dit fenomeen.’