Vijf manieren waarop de mens de kwal aan wereldheerschappij helpt
Neemt het aantal kwallen wereldwijd toe of niet? En zo ja: waar precies? Waarom daar wel en elders niet? En hoe weet je of die hypotheses kloppen? Kwaltoename-expert Lucas Brotz legt uit.
Stel een ogenschijnlijk eenvoudige vraag als ‘neemt het aantal kwallen wereldwijd nou af of toe?’ en een beetje wetenschapper antwoordt met drie wedervragen: Wat is een kwal? Wanneer telt iets als toename? Definieer ‘wereldwijd’?
Verlang dus geen pasklaar of eenduidig antwoord. De kwalwetenschap is verdeeld. Zij die in kustgebieden wonen die veel last hebben van kwalproliferatie – zoals Japanners en Israëliërs – zweren eerder bij kwalmageddon dan bijvoorbeeld landinwaarts wonende Amerikanen. Wie heeft (meer) gelijk?
Er is één kwaltoenameoverzicht in de vorm van een wereldkaart, die breed omarmd lijkt binnen de vele kwalkampen. Je ziet hem vaak terugkomen in presentaties of wetenschappelijke artikelen. De kaart geeft aan waar en met welke mate van zekerheid, kwalpopulaties groeien, fluctueren of krimpen.
Deze kwalkaart komt uit de koker van kwalvisserijexpert Lucas Brotz, van het Institute for the Oceans and Fisheries in Canada. Voordat hij zich op zijn huidige promotieonderzoek naar het kwaleten stortte, schreef hij een belangwekkende masterscriptie over kwalpopulatiegedrag waar de kwalkaart min of meer een samenvatting van is. Ik vroeg Brotz om tekst en uitleg.
Een cijferreis door kwalland
Kwalwetenschappers mutsen graag over het gebrek aan kwalpopulatiedatasets. Wat Brotz’ kwalkaart bijzonder maakt is dat hij anekdotisch materiaal gebruikte van vissers en maritiem biologen – die bepaalde zeeën kennen als hun broekzak – om die ontbrekende datasets mee op te vangen.
Wat Brotz’ kwalkaart bijzonder maakt is dat hij ontbrekende data aanvulde met hulp van vissers
Hij scoorde de anekdotes op betrouwbaarheid. Brotz: ‘Krantenberichten over kwallen die koelsystemen platleggen vormen hierbij bijvoorbeeld geen bruikbaar materiaal. Zo’n kwalpopulatie drijft daar mogelijk al decennia, maar omdat we eerder geen energiecentrale in hun zee hadden staan merkten we daar niks van.’
Kwallen waar we geen last van hebben – omdat ze midden in de oceaan dobberen of hun kwalding doen op kilometers diepte – nam Brotz niet op in zijn kaart. Hij keek uitsluitend naar kustwateren.
De kustwateren zijn opgedeeld in 66 Large Marine Ecosystems (LME’s). Brotz vond uiteindelijk kwalpopulatiedata voor 45 van de 66 LME’s. Slechts drie LME’s vertonen een afname in het aantal kwallen. Brotz: ‘Dus – hoewel we het voor de meeste LME’s niet met de grootste mate van zekerheid kunnen zeggen – lijken er wel veel meer toenames in kwalpopulaties te zijn dan afnames, en bevinden de LME’s waarvoor we wél met veel zekerheid kunnen stellen dat er meer kwallen zijn dan eerst, zich over de hele wereld.’
Kwallen met kwallen vergelijken
Wat maakt dat het aantal kwallen op sommige plekken wel stijgt en op andere plekken niet? Brotz: ‘Ten eerste is dat omdat elke soort kwal weer anders is, met andere levenscycli, verschijningsvormen, krachten en zwaktes.’
Kwallen generaliseren blijkt lastig. Zo wordt de Zwarte Zee gedomineerd door een invasieve ribkwal, ‘een hermafrodiet die zichzelf kan bevruchten’ van een paar centimeter groot zonder poliepfase. Maar de schijfkwal die de Gele en Oost-Chinese Zee tiranniseert is inheems, kent wel een poliepfase en heeft de dimensies van een sumoworstelaar.
‘Ten tweede heb je externe groeifactoren die niet overal in dezelfde mate aan de hand zijn,’ zegt Brotz. ‘Dan heb ik het vooral over de groeifactor mens.’ De mensfactor valt voor kwalwetenschappers uiteen in the big five:
- Klimaatopwarming. Veel kwallen zoeken koelere wateren op en zijn te zien als ‘klimaatvluchtelingen’. Mensen die wonen aan dat koelere water melden dan zwermen van daar niet eerder aanwezige kwalsoorten.
- Overbevissing. Vissen eten kwal. Als er substantieel minder vis is, komt er substantieel meer kwal tot wasdom. Dan helpt het niet dat al die volwassen kwallen ook weer vislarven eten. Nog minder vis.
- Eutrofiëring. Koeienstront, rioolwater, kunstmest, het spoelt allemaal de zee in. Dat zorgt voor enorme planktonbloei. Algen bijvoorbeeld, maken water troebel en als ze sterven onttrekken ze veel zuurstof. Een kwal kan overleven in de resulterende donkere, zuurstofloze wateren. Vissen niet. Meer plankton betekent tevens meer eten voor kwallen.
- Kustontwikkeling. Op de zeebodem vindt een eeuwige concurrentiestrijd plaats om premium real estate. Die strijd houdt populaties onder controle. Maar de mens bouwt havens, boorplatformen en windmolenparken in zee en creëert daarmee extra habitat voor plasticminnende kwalpoliepen. Enter extra kwal.
- Scheepvaart. Containerschepen slepen kwallensoorten van hot naar her in hun ballastwater. En veel kwalsoorten doen het extra goed in nieuwe omgevingen.
If you can’t beat them, eat them
Deze theorieën zijn amper te verifiëren met laboratoriumexperimenten. Hoe test je het effect van overbevissing? ‘We kennen overtuigende verhalen dat elk scenario, los of in combinatie, wel ergens plaatsvindt,’ zegt Brotz.
Zoals het verhaal van de twee buurbaaien in Japan, waar gelijke condities heersten en gelijke populaties kwallen leefden. ‘Totdat in de ene baai een grote boot werd neergelegd. Poliepen gingen los op het onderwaterschip en die baai kent sindsdien een sterke toename van het aantal kwallen.’ De situatie werd beschreven in een wetenschappelijk artikel uit 2014.
Kwallen lijken toe te nemen door ons toedoen. Dat is problematisch voor de visstand, energiecentrales aan zee en de badplaatsenbranche. Rest de vraag: wat nu? Toch niet ons gedrag aanpassen? Brotz: ‘Een collega van mij zegt altijd: if you can’t beat them, eat them.’ Die realiteit is dichterbij dan je denkt.
Komen kwallen naar je bord deze zomer?
Met dank aan Victor Langenberg, waterspecialist bij Deltares.