De opvallende kloof tussen jong en oud bij het Brexit-referendum

Wat onmiddellijk opvalt bij de uitslag van het Brexit-referendum, is het verschil tussen jong en oud: volgens de exitpolls wilden slechts 24 procent van de jongeren (18-24) de EU verlaten, tegen 58 procent van de ouderen (65+).

En zo zijn er nog wat opvallende zaken:

1. Het verschil tussen hoe aan de ene kant Schotland en Noord-Ierland stemden en aan de andere kant Wales en Engeland. Met name in Schotland wilde een forse meerderheid (62 procent) in de Europese Unie blijven. Nicola Sturgeon, de leider van de Scottish National Party, heeft al aangekondigd dat deze referendumuitslag aanleiding is voor een tweede referendum over Schotse onafhankelijkheid.

2. De regio’s die het meest afhankelijk zijn van de handel met de Europese Unie, zijn het meest geneigd om voor een Brexit te stemmen. (En waarschijnlijk gaan zij dus ook de zwaarste economische gevolgen dragen.)

3. Het referendum was ook een motie van wantrouwen tegen ‘de experts’. In een peiling van YouGov zei twee derde van de Britten die de EU wilde verlaten, niet veel vertrouwen te hebben in het oordeel van experts. Dat blijkt. Negen van de tien economen waren bijvoorbeeld tegen een Brexit. De kiezer had hier maling aan.

Economisch gezien valt er nog niet veel te zeggen. Er zijn tal van schattingen over de gevolgen van een Brexit (eigenlijk uitsluitend negatief), maar die kunnen niet anders dan vooruitlopen op de uitkomst van nieuwe verdragsonderhandelingen. En het ligt er eigenlijk helemaal aan wat die afspraken gaan zijn.

Een gok: ik denk dat niemand er belang bij heeft te veel te veranderen.

Aan de andere kant: onderschat niet de rancune en irrationaliteit van Europese leiders. The New York Times schreef onlangs dat de Franse regering niet geneigd is vriendelijk te zijn voor de Britten. Frankrijk wil een Brexit geen lichtend voorbeeld laten zijn voor Le Pen’s Front National.

Kortom, veel onzekerheid.