Zie de mens. Er is iets met hem aan de hand. Of beter: met hoe hij zichzelf ziet. Lang zag hij zichzelf als een uniek schepsel. Een rationeel, autonoom subject in een wereld van passieve objecten die er vooral waren om hem te dienen. Heer en meester over de aarde, kenner van zichzelf en van het universum.
Maar ergens zijn er barsten in dat beeld gekomen. Wanneer precies, daar kan je over twisten, maar laten we zeggen dat de jaren zeventig van de vorige eeuw een grote rol speelden, en dat het de laatste twee decennia steeds harder gaat. Of ze zichzelf nu posthumanist, bioloog, advocaat van de aarde of filosoof noemen, overal vind je denkers die ervoor pleiten het oude mensbeeld bij te stellen of misschien zelfs te vervangen. Van een uniform en breed gedragen alternatief is nog geen sprake, maar het rommelt. Voor ons reden om deze kwestie in kaart te brengen.
Wat we wilden weten was dit: als het mensbeeld waarin de mens de maat der dingen is inderdaad afbrokkelt, wat komt er dan voor in de plaats? We spraken filosofen, juristen en psychologen, lazen boeken en bekeken films. Vandaag blikken we terug op onze reeks: wat zijn de conclusies die we voorlopig kunnen trekken?
De symptomen: de natuur verarmt, het klimaat verandert
De mens heeft zichzelf te lang centraal gesteld, vertelde zo’n beetje iedereen die we spraken. Dat heeft gevolgen voor hoe hij naar de natuur en naar andere dieren kijkt, hoe hij de rol van technologie in zijn leven begrijpt, en hoe hij de wereld behandelt.
Neem de natuur. Omdat we bomen volledig verkeerd begrijpen zien we niet dat ze sociale wezens zijn die met elkaar communiceren, elkaar helpen, en zelfs een lerend vermogen hebben, stelt de Duitse bosbeheerder Peter Wohlleben. Gevolg: we behandelen ze op een manier die geen recht doet aan hoe ze in elkaar zitten, én hebben niet door dat eigenschappen waarvan we dachten dat ze uniek menselijk waren, ook in het plantenrijk voorkomen.
Komt een boom bij de rechter In de eerste aflevering van deze serie interviewde ik de Duitse bosbeheerder Peter Wohlleben. In zijn nieuwe boek ‘Het verborgen levens van bomen’ pleit hij voor een radicale herwaardering van de natuur, en maakt hij duidelijk dat het verschil tussen mensen en bomen minder groot is dan we denken. Het succes van het boek past bij een kenterend wereldbeeld, waarin de mens niet langer een uitzonderingspositie bekleedt.Volgens filosoof Norbert Peeters had niemand minder dan Charles Darwin al door wat wij nu pas mondjesmaat beginnen te accepteren: ieder wezen evolueert op zijn eigen manier. De mens is niet de kroon op de schepping, maar het verre achterneefje van de sleutelbloem, die zich op zijn eigen manier aan zijn omgeving en zijn biologie heeft aangepast. Het enige dat ons in de weg staat om dat werkelijk te begrijpen, zijn onze eigen vooroordelen.
Wat je nooit las over Darwin: hij liet zien dat planten intelligent zijn Dat wij niet de kroon op de evolutie zijn, maar slechts één van de vele uitlopers ervan, was ook al duidelijk voor Charles Darwin. Hij blijkt bovendien minstens zoveel over planten te hebben nagedacht als over dieren – en wát hij dacht is fascinerend, schrijft filosoof Norbert Peeters in zijn recent verschenen boek Botanische revolutie.Maar zoals Darwin en Wohlleben de natuur bekijken, zo doet de mens dat meestal nog niet: die ziet in fauna, en in de natuur in het algemeen, passieve objecten die naar hartenlust kunnen worden ingezet voor zijn eigen welzijn. De gevolgen van die houding zijn steeds lastiger te ontkennen: van uitstervende soorten en klimaatverandering tot een menselijke impact op de aarde die zo groot is dat er zelfs sprake lijkt van een nieuw geologisch tijdperk, het Antropoceen. We hebben het nauwelijks door, zegt filosoof Lieven De Cauter, maar het paradijs waarin we nu leven is gebouwd op drijfzand.
We leven in het paradijs, maar het is gebouwd op drijfzand De mens heeft te lang centraal gestaan, met zijn uitzinnige drang naar groei. We moeten radicaal anders gaan nadenken over de relatie tussen mens en niet-mens, en tussen mensen onderling, stelt de Belgische filosoof Lieven De Cauter. Anoek vroeg hem naar alternatieven.Wij maken de dingen, maar de dingen maken ons ook
Wat we ook nauwelijks doorhebben, stelt filosoof Peter-Paul Verbeek, is hoezeer de autonomie waarmee wij ons als mensen denken te onderscheiden, een illusie is. Het is niet zo dat je aan de ene kant de mens hebt en aan de andere kant passieve gebruiksvoorwerpen – nee, de mens wordt voor een groot deel gevormd en gestuurd door de dingen. Van brillen en auto’s tot hersenimplantaten: mensen maken en gebruiken technologie, maar die technologie verandert hen ook weer.
Tijd om dingen serieus te nemen Net als Huijer pleit techniekfilosoof Peter-Paul Verbeek een andere kijk op de rol van technologie – van dingen – in ons leven en in ons zijn. Nu technologie steeds dieper in ons leven doordringt, wordt het lastig de mens als vrij en autonoom wezen te blijven zien. De dingen beginnen hun plek op te eisen, zegt hij in dit interview.We zijn hybride wezens, zegt het posthumanisme, de filosofische stroming waar Verbeek zich onder schaart: deels mens, deels ding. Zolang we niet inzien hoe sterk technologie ingrijpt in ons leven, begrijpen we ook niet wie we zijn. Daarnaast, zegt filosoof Achille Mbembe, is het niet alleen zo dat objecten de mens vormen; in deze tijd wordt de mens ook steeds meer als object behandeld.
Mens en ding: zoek het verschil.
Deze filosoof beschrijft ‘de vernegering’ van de mens (ja, dat lees je goed) Het menselijke van de mens gaat verloren. Daarvoor in de plaats komt de ‘Neger.’ Een mens die de status krijgt van een ding, iets wat je kunt bezitten en waar je handel mee kunt drijven, zegt filosoof Achille Mbembe. Om die objectificatie tegen te gaan, stelt hij, is verbeelding van levensbelang. Posthumanisme: wat is het? (En waarom zou je emancipatie van dingen willen?) Het posthumanisme vindt zijn oorsprong deels in de theaterwereld, en speelt er nog steeds een belangrijke rol. ‘Posthumanistische’ performances confronteren het publiek met de veranderende relatie tussen mens, dier en natuur. Anoek zocht uit wat het idee erachter is en waar het posthumanisme vandaan komt.Je zou dus kunnen zeggen dat de mens aan filosofische grootheidswaan lijdt: hij denkt superieur te zijn aan de natuur en over de dingen om hem heen. Die illusie zie je ook terug in hoe de mens dieren ziet en behandelt. Lang bestudeerde hij andere dieren zonder oog te hebben voor hun unieke evolutionaire omstandigheden, en concludeerde dat hij zelf wel de allerslimste, sociaalste, en meest empathische soort van allemaal moest zijn. Maar onderzoek je dieren op hun eigen merites, dan blijft er van die uniciteit weinig over, stelt bioloog Frans de Waal.
Tot zover de diagnose. Hoe nu verder?
Wie deze inzichten bij elkaar optelt komt al gauw tot de conclusie dat de scheidslijnen tussen mens, dier en ding aan het verdwijnen zijn – of beter, dat ze nooit hebben bestaan, behalve dan in onze hoofden. Tot zover de diagnose. Maar hoe moet het dan wel?
‘Het onderscheid tussen mens, dier en ding is volstrekt kunstmatig geworden’ De verhouding tussen mens en niet-mens moeten we anders gaan bekijken, en anders vormgeven, zegt Huijer. Het idee van een strikt onderscheid tussen mens, dier en ding is niet langer houdbaar, concludeerden ook de vier jonge denkers die we uitnodigden om over het einde van de mens als maat der dingen te praten.Op allerlei terreinen wordt er gezocht naar manieren om de verhouding tussen mens en niet-mens op een andere manier vorm te geven. De wetenschappelijke benadering van Frans de Waal, die dieren onderzoekt op een manier die logisch is voor hun habitat en evolutionaire merites, is één voorbeeld; de manier waarop iemand als Peter Wohlleben inzichten uit de plantenbiologie vertaalt voor een groter publiek, een ander.
Sommige voorstellen zijn heel concreet: Lieven De Cauter pleit ervoor minder vaak het vliegtuig te nemen, juristen als Polly Higgins en, hier in Nederland, Femke Wijdekop willen ecocide strafbaar stellen.
Andere voorstellen zijn abstracter, of liggen meer op het terrein van de verbeelding. Zoals het Parlement van de Dingen, waarbij mensen proberen de dingen, van rivieren tot rotsblokken, een stem te geven. De jonge techniekfilosoof Esther Keymolen stelt voor dat we opzoek gaan naar een nieuw vocabulaire dat meer uitgaat van paradoxen en minder van harde tegenstellingen.
Of neem de twee Engelse auteurs die zich in dieren probeerden te verplaatsen door een tijd lang vrij letterlijk door het leven te gaan als das, otter en geit. Het heeft iets dwaas, maar ook iets sympathieks, hun poging om tot een zo groot mogelijke empathie te komen.
Deze mannen wilden geen mens meer zijn. Dus werden ze hert, vos, zwaluw en geit Een ander experiment vind je terug in twee nieuwe boeken waarin de auteurs letterlijk proberen in dieren te veranderen. Hun pogingen leren niet alleen hoe het is om een geit, vos of das te zijn, maar ook iets over de aard van de mens. Deze beroemde fotograaf voert een overdonderend gesprek met de natuur Over (letterlijke) verbeelding gesproken: In Rotterdam is Dialogues with Nature te zien, een overzichtstentoonstelling van het werk van natuurfotograaf Frans Lanting. Het is het beeldverslag van veertig jaar praten met – en vooral: kijken naar – de natuur.Kunnen we dingen- en dierenrechten niet vastleggen?
Een belangrijke denkrichting ligt op het terrein van het recht. Zo trekt het Amerikaanse Nonhuman Rights Project op basis van het werk van De Waal en andere wetenschappers de conclusie dat er geen reden is om dieren voor de wet anders te behandelen dan mensen. Bepaalde dieren, zoals chimpansees en dolfijnen, lijken qua intelligentie en autonomie zodanig op mensen dat ze ook rechtspersoonlijkheid zouden moeten krijgen, meent deze organisatie. In Amerika lopen nu meerdere rechtszaken waarin deze these wordt getest.
Voor de wet zijn dieren hetzelfde als dingen. Blijft dat zo? In de Verenigde Staten wordt campagne gevoerd om vier chimpansees erkend te krijgen als personen, zodat ze hun gevangenschap kunnen aanvechten. Wat zegt dit over de geprivilegieerde positie van mensen? En hoe staat het met de dierenemancipatie in Nederland?In Nieuw-Zeeland werd de Whanganui-rivier onlangs tot rechtspersoon uitgeroepen. Om de instrumentalistische houding van de mens ten opzichte van die rivier in te dammen, kreeg de rivier ook een stem in het legale en politieke bestel.
Wat als een rivier rechten krijgt? Sinds anderhalf jaar is de Whanganui-rivier in Nieuw-Zeeland een rechtspersoon: een experiment om de relatie tussen mens en natuur opnieuw vorm te geven. Hoe werkt dit? Thijs Middeldorp reisde naar Nieuw-Zeeland en bezocht de rivier; voor ‘Het einde van de mens als maat der dingen’ bracht hij verslag uit.De grote paradox: de emancipatie van de niet-mens is een menselijk project
Er schuilt natuurlijk een grote paradox in de pogingen om via het recht tot een minder antropocentrische ordening van de wereld te komen: namelijk, dat het recht een bij uitstek menselijk instrument is. En ook dat het, zowel bij het Nonhuman Rights Project als in het geval van de rivier, nog steeds mensen zijn die optreden als vertegenwoordigers van deze nieuwe (would-be) rechtspersonen. De rivier heeft er niet om gevraagd rechten te krijgen, de chimpansee al evenmin. De emancipatie van de niet-mens is een in- en inmenselijk project.
Misschien is die paradox onontkoombaar – de mens die zoekt naar een wereldbeeld waarin de mens minder centraal staat, vertrekt vanuit zichzelf, en behandelt niet-mensen algauw als mensen. In die zin zou je het posthumanisme ook als een soort hyperhumanisme kunnen zien.
Toch: die zoektocht wordt wel gemotiveerd door een oprechte betrokkenheid bij het lot van de niet-mens – van dieren in gevangenschap, van bossen die verkeerd worden beheerd, van een klimaat dat verandert en een rivier die daar de gevolgen van ondervindt. En door het verlangen logische praktische consequenties te verbinden aan nieuwe en niet-zo-nieuwe wetenschappelijke en filosofische inzichten.
Het devies: experimenteren, experimenteren, experimenteren
Wie de grootse en meeslepende diagnose – de mens ziet zichzelf en de wereld volledig verkeerd – afzet tegen de voorgestelde oplossingen (zoals minder vliegen, meer verbeelding, en juridische innovaties) zou kunnen zeggen dat het allemaal nauwelijks tegen elkaar opweegt. Maar je zou ook kunnen concluderen dat we nog maar aan het begin staan: dat er geëxperimenteerd wordt op allerlei terreinen, en dat een aantal van die experimenten in de toekomst misschien wel echt iets in gang zal zetten.
Om terug te blikken op onze serie bezochten Anoek en ik Denker des Vaderlands Marli Huijer, die zich als filosoof onder meer bezighoudt met de rol van technologie in ons leven en die ooit vertelde dat ze niet alleen mensen, maar ook objecten een stem wil geven. Hoe kan de mens zich buiten zichzelf denken, vroegen we haar.
Dat kan misschien wel helemaal niet, was het nuchtere antwoord – denken is immers wat de mens mens maakt. Maar je kan wel experimenteren met manieren om de niet-menselijke ander beter te kennen en beter te begrijpen. Niet alleen door rechten toe te kennen of een Parlement van de Dingen op te richten, maar ook in het klein, bijvoorbeeld door eens een tijdje je tafel weg te halen om zo te ervaren hoe bepalend zo’n object eigenlijk in je leven is.
Een kind kan met de was praten - en waarom juichen we dat niet toe?
‘Kleine kinderen,’ zei Huijer bovendien, ‘maken nauwelijks onderscheid tussen mensen en dingen – of tussen zichzelf en de ander.’ Ze praten tegen hun pop, brengen tomaten naar bed, vinden de douche lief en de drempel stout. Pas ergens rond ons vierde of vijfde jaar beginnen we onderscheid aan te brengen tussen mens en ding, mens en dier.
Misschien heeft dat wel te maken met de ontwikkeling van taal – mensen praten immers terug; poppen, tomaten en drempels doen dat niet.
Als de verklaring inderdaad met taal van doen heeft, dan spiegelt die ontwikkeling in een mensenleven de ontwikkeling van de mensheid in het algemeen. Want, legt Huijer uit, zoals de Franse filosoof Michel Foucault al schreef, was het met het ontstaan van de taal als iets wat op zichzelf kon bestaan, los van de wereld van de dingen, dat de mens zichzelf ging onderscheiden. Hij werd naamgever van de dingen, en kende zichzelf daarmee een buitenstaanderspositie toe.
Dat betekent, aldus Huijer, dat we eens zouden kunnen proberen ons minder talig, en meer met onze andere zintuigen tot de wereld om ons heen te verhouden. Wie weet helpt dat om tot een nieuw evenwicht komen. En ook, dat we eens zouden kunnen onderzoeken wat er gebeurt wanneer we onze kinderen stimuleren om wat langer in een wereld te blijven leven waarin de grenzen tussen mensen, dingen en dieren minder hard zijn, minder vastliggen ook, dan in die van ons.
Kijken dus, en luisteren, en experimenteren: dat is wat de mens te doen staat. Het is klein, maar het fundament is in elk geval gelegd.
Meer luisteren en lezen?
Meer Marli Huijer? Luister naar deze podcast: ‘Waarom filosofie het leven juist moeilijker moet maken’ Toen Marli Huijer (Amsterdam, 1955) René Gude opvolgde als Denker des Vaderlands, interviewde Lex Bohlmeijer haar voor De Correspondent. Wat ze van Gude wilde overnemen, vertelde ze, is de behoefte om als filosoof tussen de mensen te gaan staan. Wat vind jij dat er in onze Afhankelijkheidsverklaring moet staan? We denken te leven in het tijdperk van het individu. Maar er lopen draden tussen alle mensen en dieren en planten en dingen en tussen onze acties en door de tijd: we zijn gerelateerd en verbonden, zoals ook Marli Huijer zegt. Daarom gaan we bij De Correspondent een Afhankelijkheidsverklaring maken. Leve onze afhankelijkheid Afhankelijkheid wordt vaak gezien als iets zwaks en onaantrekkelijks, schrijft Rebekka de Wit in deze eerste aflevering van de Afhankelijkheidsverklaring. We gaan ervoor naar de psycholoog of de verslavingskliniek. Tijd om de andere kant van afhankelijkheid eens te belichten.Dit verhaal heb je gratis gelezen, maar het maken van dit verhaal kost tijd en geld. Steun ons en maak meer verhalen mogelijk voorbij de waan van de dag.
Al vanaf het begin worden we gefinancierd door onze leden en zijn we volledig advertentievrij en onafhankelijk. We maken diepgravende, verbindende en optimistische verhalen die inzicht geven in hoe de wereld werkt. Zodat je niet alleen begrijpt wat er gebeurt, maar ook waarom het gebeurt.
Juist nu in tijden van toenemende onzekerheid en wantrouwen is er grote behoefte aan verhalen die voorbij de waan van de dag gaan. Verhalen die verdieping en verbinding brengen. Verhalen niet gericht op het sensationele, maar op het fundamentele. Dankzij onze leden kunnen wij verhalen blijven maken voor zoveel mogelijk mensen. Word ook lid!