Ze had ‘misschien wel de beste lach die de wereld ooit heeft gezien’ ‘Met alle negativiteit om ons heen herinnert ze ons dat het leven vol is van simpel plezier,’ The Washington Post.

Ik heb het over de Zij maakte het populairste Facebookfilmpje ooit. Maar liefst honderdenveertig miljoen keer werd het bekeken.

Voor wie dit filmisch meesterwerk niet heeft gezien, een korte samenvatting: Candice Payne, een 37-jarige moeder, zit met een pretgezicht in haar auto. Ze heeft iets gekocht. Payne pakt een doos waaruit ze een Chewbacca-masker haalt. De resterende twee minuten worden gevuld met een harmonie van heerlijk Wookie-gejank en kakelende lachsalvo’s.

Dat het filmpje van de Chewbacca-moeder een weergaloos succes werd, zo wisten The Washington Post en Forbes, had natuurlijk alles te maken met haar immense talent om keihard te lachen. En inderdaad: als je het filmpje bekijkt, begrijp je wel waarom zoveel mensen dit willen delen.

YouTube

En toch: was het echt onvermijdelijk dat het zo’n groot succes zou worden? ‘Alles is vanzelfsprekend,’ stelde eens, ‘zo gauw je de uitkomsten kent.’

We kennen alleen de Chewbacca-moeder, niet het kerkhof van potentiële Chewbacca-moeders die ook hilarische filmpjes opnamen

Het punt is: verhalen over succes - of ze nu over een viraal Facebookfilmpje, een briljante ondernemer of een topsporter gaan - schrijven we altijd door in de achteruitkijkspiegel te kijken. Dat maakt die verhalen incompleet. Want we kennen alleen de Chewbacca-moeder, niet het kerkhof van potentiële Chewbacca-moeders die ook behoorlijk hilarische filmpjes opnamen. En zo zijn we geneigd te overschatten hoe uniek iemand is.

Elk zelfhulpboek vertelt ons dat doorzettingsvermogen, talent en geduld succes brengen. Maar dit artikel gaat over de factor die we structureel onderschatten: toeval. Of, zoals Napoleon Bonaparte zei over een van zijn militaire bevelhebbers: ‘Ik weet dat hij een goede generaal is. Maar heeft hij ook geluk?’

‘Kan ik het nog een keer?’

Het bleef aan hem knagen. Stephen King was, in eigen woorden, een ‘hardwerkende son of a bitch.’ Dat had hem het nodige succes opgeleverd. Hij was de best verkochte horrorauteur van de twintigste eeuw. Alleen zijn debuut was al meer dan een miljoen keer verkocht.

Uit de serie Best Before End van fotograaf Stephen Gill, met dank aan galerie Christophe Guye.

Maar King wist ook: de eerste drie pagina’s van zijn debuutroman Carrie had hij diezelfde avond nog in de prullenbak gedeponeerd. Zijn vrouw had de pagina’s uit het vuilnis gevist en hem aangespoord het boek toch te schrijven. Dertig uitgevers hadden het boek vervolgens afgewezen voordat uitgever Doubleday akkoord ging. En pas twee jaar later, nadat het was verfilmd, begon het goed te verkopen.

‘Het is om de één of andere reden deprimerend te bedenken dat het allemaal of in ieder geval grotendeels toeval was,’ schreef King later. ‘Dus probeer je uit te vinden: kan ik het nog een keer doen? Of, in mijn geval, kan Bachman het nog een keer doen?’

Stephen King bleef schrijven onder zijn eigen naam. Maar ondertussen begon hij ook boeken uit te geven onder een pseudoniem: Richard Bachman. ‘Ik wilde dat die boeken stilletjes zouden wegkwijnen of zelf een publiek zouden vinden.’

De eerste vier boeken van deze nieuwe auteur kwijnden inderdaad stilletjes weg: ze kwamen niet verder dan een eerste druk. Pas het vijfde Bachman-boek Thinner was gematigd succesvol. Eén recensent vond Thinner zelfs een boek dat ‘Stephen King zou schrijven als Stephen King kon schrijven.’

Pas toen ontdekt werd dat Richard Bachman niemand minder dan Stephen King was, werden de boeken bestsellers. Bachman bleek populairder als pseudoniem van Stephen King, dan als zelfstandige schrijver.

Was het dan toch vooral geluk? ‘De vraag blijft onbeantwoord,’ vond King zelf.

Succes in het lab

Er zijn echter genoeg experimenten, wat beter van opzet dan Kings experiment, die laten zien hoe toevallig succes vaak is.

Neem van de sociologen Duncan Watts en Matthew Salganik. Het duo bouwde een online muziekbibliotheek - een soort Spotify avant la lettre - met 48 obscure nummers van al even obscure artiesten. Bezoekers van de bibliotheek (maar liefst 14.000 mensen) konden de nummers beluisteren, beoordelen en, als ze wilden, downloaden.

Uit het ene na het andere experiment zijn vergelijkbare resultaten gekomen: succes levert succes op

De eerste gebruikers kregen niet te zien hoe vaak nummers waren gedownload en hoe ze door anderen beoordeeld werden. Pas na verloop van tijd deelden de sociologen gebruikers op in twee groepen. Eén groep kreeg de werkelijke rangschikking te zien, ze zagen welke nummers door eerdere gebruikers het meest waren gedownload. Een andere groep kwam in een omgekeerde wereld terecht. Ze kregen ook een rangschikking te zien, maar niet de echte, plotseling was de nummer 48, de nummer 1 en vice versa.

Dat had vrij grote gevolgen. Ja, de beste nummers deden het altijd beter, de slechtste nummers deden het altijd minder. Maar de kans dat een nummer dat in de top vijf belandde aan het begin van het experiment (toen alleen kwaliteit telde) ook in de top vijf zou belanden in de omgekeerde wereld was slechts 50 procent. En voor nummers in de middenmoot vlogen de resultaten alle kanten op. Het nummer Lockdown van 52 Metro was bijvoorbeeld nummer 26 aan het begin, nummer 1 in de werkelijke rangschikking, en nummer 40 bij de omgekeerde rangschikking.

Salganik en Watts (2008)

Uit het ene na het andere experiment zijn vergelijkbare resultaten gekomen: succes levert succes op. Toen onderzoekers op een nieuwswebsite een like gaven, bleek dat er 25 procent meer kans was dat deze gelikete artikelen een tweede like kregen. Een crowdfundingcampagne met had 31 procent meer kans een tweede donatie te ontvangen.

Kortom, het had heel goed zo kunnen zijn dat het balletje voor Richard Bachman nooit was gaan rollen. Dat hij de rest van zijn pseudonieme leven een middelmatig verkopende horrorschrijver was gebleven.

Kwaliteit helpt, het is vaak een voorwaarde, maar het is geen garantie voor succes.

De Paradox van Kunde

Er is nog een andere reden waarom we het hoognodig over toeval moeten hebben: in onze tijd speelt het een steeds grotere rol.

Neem de marathon. Tijdens de Olympische Spelen van 1908 liep Johnny Hayes de 42 kilometer in een recordtijd van 2 uur en 55 minuten. Een ongekende prestatie. Pas een half uur later sjokte de uitgeputte Nederlander Willem Wakker als nummer twintig binnen. Maar honderd jaar later, tijdens de Olympische Spelen van 2012, was het verschil tussen de nummer twintig en de nummer één nog maar vijf minuten.

Dat wil zeggen: in 1908 was het nog makkelijk om het verschil te maken op kunde alleen. Tegenwoordig ziet de topsport er heel anders uit. Aan de top traint nu iedereen keihard, eet iedereen gezond en heeft iedereen goede genen.

Stel dat een marathontijd voor 99 procent wordt bepaald door kunde en voor 1 procent door geluk, dan nog is die 1 procent doorslaggevend

De belangrijkste factor die overblijft: geluk. Misschien heb je een goede dag, misschien ben je klein en is er die dag veel tegenwind, of misschien kan je net wat beter tegen de hitte. Het zijn kleine verschillen. Maar als de verschillen klein zijn, dan zijn het juist die kleine verschillen die het verschil maken. Stel dat de tijd waarin een topsporter de marathon rent voor 99 procent wordt bepaald door kunde en voor 1 procent door geluk. Dan nóg zal die 1 procent geluk doorslaggevend zijn tijdens de finale van de Olympische Spelen.

In het voetbal zien we hetzelfde. Gelijke spelen komen Het doelpuntenverschil tussen Champions Leagueteams is in de afgelopen zestig jaar ook steeds kleiner geworden. Het is op zich opmerkelijk dat dit patroon zelfs in het voetbal zichtbaar is, gezien de groeiende en die scoren makkelijker maakten.

We moeten niet verbaasd zijn als in de toekomst steeds vaker kampioenschappen gaan winnen.

bron: James P. Curley (https://github.com/jalapic/engsoccerdata)

En dit geldt niet alleen voor de marathon en voetbal. Eigenlijk is een metafoor voor steeds grotere delen van onze samenleving en economie.

Neem beleggingsfondsen. onderzocht een tijdje geleden of beleggingsfondsen, na aftrek van kosten en met werkelijk in staat zijn beter te presteren dan ‘de markt’. Slechts 0,6 procent van de fondsen was daar volgens de berekeningen van Barras toe in staat. Aan het begin van de jaren negentig was dat nog 15 procent.

Je zou denken: fondsmanagers zijn dus slechter geworden. Maar het tegendeel is het geval. In werkelijkheid zijn alle fondsmanagers beter geworden, waardoor het - net als in de marathon - steeds moeilijker wordt werkelijk verschil te maken wanneer je corrigeert voor toeval. Noem het de ‘paradox van de kunde’: hoe bekwamer iedereen wordt, hoe groter de rol van het toeval.

Verblind door het toeval

Als het geluk zo alomtegenwoordig is, waarom hebben we er dan zo weinig oog voor?

Het is niet dat we blind zijn voor het toeval. Pech herkennen we vaak wel. Sterker nog, we lijken zelfs te overschatten hoe vaak we pech hebben. Zo vond ruim 93 procent van de autochauffeurs zichzelf Zelfs onder chauffeurs die in het ziekenhuis lagen na een auto-ongeluk, van wie er velen dat waarschijnlijk zelf hadden veroorzaakt, zei nog steeds 80 procent een bovengemiddeld chauffeur te zijn.

Als we falen denken we te snel dat we pech hebben; als we slagen concluderen we te snel dat het geen toeval kan zijn

Kortom: als we falen denken we te snel dat we pech hebben, maar omgekeerd, als we slagen, concluderen we te snel dat het geen toeval kan zijn. Toen de politicoloog Benjamin Page hield onder honderden vermogende Amerikanen bleek bijvoorbeeld dat zij hun succes maar al te vaak toeschreven aan hun individuele kwaliteiten: noeste arbeid, een gedegen opleiding, een ondernemende instelling. ‘Geluk kreeg zelden een belangrijke rol toebedeeld,’ constateerde Page.

En laten we eerlijk zijn, eigenlijk doet bijna niemand dat.

In mijn eigen levensverhaal benadruk ik ook vooral wat ik deed: ik begon mijn post-havo-carrière als verkoopmedewerker B bij de Albert Heijn (een baan beter bekend als vakkenvuller). In mijn vrije tijd liep ik als Troll Shaman rond in Azeroth. Voor wie niet weet waar ik het over heb: World of Warcraft, de heroïne onder de games. Na vele kortstondige pogingen een studie te volgen besloot ik uiteindelijk maar mezelf dingen te gaan leren. De Troll Shaman werd vervangen door economie. Uiteindelijk, na een paar jaar gedisciplineerde zelfstudie, wist ik mezelf de journalistiek in te praten.

Alleen ging het zo niet helemaal. Misschien had ik me nooit zo fanatiek op de economie gestort als ik niet een aflevering Zomergasten zag die me plotseling fascineerde. Of als dat meisje van de broodafdeling me niet had afgewezen. Of als een filosofieprofessor me niet illegaal had toegelaten tot de opleiding, waardoor ik ook geen jaar lang gebruik had kunnen maken van de universiteitsbibliotheek. Misschien was ik wel van de journalistiek weggelopen, zoals ik dat bij elke opleiding had gedaan, als ik niet bij Follow the Money (een anarchistische club, in de beste zin van het woord) terecht was gekomen. Als hoofdredacteur Eric Smit geen rare snuiter was geweest die om de een of andere reden iets in me zag. Of was mijn journalistieke carrière gelijk gestrand als ik niet het geluk had dat mijn eerste verhaal gelijk een prijs won.

Ik denk wel eens dat er nog vele Jesses zijn die nog steeds in hun moeders kelder zitten te gamen. Nog steeds omringd door lege Pringlesbussen, Golden Power-blikjes en softdrugsparafernalia.

De meesten van ons zullen, reflecterend op hun eigen leven, waarschijnlijk herkennen dat er veel toeval bij is komen kijken. Dat ieder van ons iets onwaarschijnlijks meemaakt is geen toeval (pun intended). Onwaarschijnlijke gebeurtenissen die één op de honderd miljoen keer kunnen voorkomen, zullen met zeven miljard mensen op deze planeet en het verschrijden van de tijd, ongetwijfeld voorkomen.

Over de enorme rol van toeval in ons leven kun je niet zomaar wat vrijblijvend filosoferen. Het negeren van toeval heeft grote implicaties voor je wereldbeeld. Wie niet beseft dat je maatschappelijke positie voor een groot deel te wijten is aan willekeur, die ziet belasting al snel als diefstal en een sociaal vangnet als een beloning voor luiheid. Dat is misschien ook waarom de meest ‘succesvollen’ onder ons er hele andere politieke opvattingen op nahouden dan de rest.

Of je nou links of rechts bent, een wereld waarin willekeur je plaats op de maatschappelijke ladder bepaalt is een oneerlijke wereld. Juist daarom is het belangrijk te erkennen dat willekeur wel degelijk een rol speelt. Het is een belangrijk argument voor progressieve belastingen - een soort plafond op geluk - en sociale zekerheid - een vloer onder pech.

In de jaren tachtig maakte hij nog reclamefilmpjes voor aambeienzalf. Pas dertig jaar later zou Bryan Cranston - inmiddels dik in de vijftig - meerdere Emmy’s winnen voor zijn rol als Walter White in de hitserie Breaking Bad. Het was echter pas nadat drie andere acteurs de rol hadden geweigerd, dat Cranston de rol kreeg toebedeeld.

‘Je kan talent, doorzettingsvermogen en geduld hebben,’ reflecteerde Cranston ‘maar zonder geluk zul je nooit succesvol worden.’

Best Before End Wat als je toeval je beeld laat bepalen? In de serie Best Before End dompelt fotograaf Stephen Gill zijn negatieven onder in energiedrank om zo de extreme toename in de consumptie van deze drankjes conceptueel te visualiseren. Kijk hier voor meer werk van Stephen Gill Op de hoogte blijven van mijn stukken? Economie gaat over een simpele vraag: wie krijgt wat en waarom? Niets aan die vraag is vanzelfsprekend. Daar wil ik jullie over vertellen. Schrijf je in voor mijn nieuwsbrief

Meer lezen?

Toeval bestaat: kijk maar naar de nummer 1 van de Premier League Een bescheiden club met een kleine begroting staat bovenaan in de rijkste voetbalcompetitie ter wereld. Daar kunnen andere clubs van leren. Of niet? Met coauteur Sander IJtsma analyseerde ik de prestaties van Leicester City. Lees hier het verhaal van Michiel over de rol van toeval in het voetbal terug. Waarom supersterren exorbitant veel meer verdienen dan de rest Bokser Floyd Mayweather verdient meer dan 100 miljoen dollar met één bokswedstrijd. De beste betaalde honkballer krijgt 28,5 miljoen dollar per jaar. En de top 1 procent van de muzikanten is goed voor 56 procent van alle concertomzet. Maak kennis met de superstereconomie, waarin niet talent maar faam de meest waardevolle bezitting is die je kunt hebben. Lees mijn verhaal hier terug