De stichter van IS was een hoerenloper en een dronkenlap (blijkt uit de vroege geschiedenis van die beweging)
Elke maandag bevelen we een boek aan dat zeer de moeite waard is om deze zomer te lezen. Vandaag: het met een Pulitzerprijs bekroonde Zwarte vlaggen, waarin journalist Joby Warrick beschrijft hoe een Jordaanse straatcrimineel uitgroeide tot de grondlegger van Islamitische Staat.
De wereld hoorde voor het eerst van het bestaan van Abu Musab al-Zarqawi op 5 februari 2003. Toen betoogde toenmalig Amerikaans minister van Buitenlandse Zaken Colin Powell voor de Veiligheidsraad van de VN waarom Amerika Irak moest binnenvallen.
Hij zei: ‘Op dit moment biedt Irak onderdak aan een netwerk van levensgevaarlijke terroristen onder leiding van Zarqawi, een bondgenoot en medewerker van Bin Laden.’
De woorden waren door de Amerikaanse inlichtingendiensten zorgvuldig afgewogen, maar deden volgens velen geen recht aan de werkelijkheid. Ja, Zarqawi bevond zich in de afgelegen bergen van Noord-Irak, een gebied waar het Iraakse leger niet kwam. Maar de suggestie dat Iraaks president Saddam Hoessein hem een schuilplaats bood, stond haaks op wat experts van hem wisten.
Wat Powell zei, was kortom een geraffineerde weergave van geselecteerde feiten die de invasie rechtvaardigde, schrijft journalist Joby Warrick in zijn onlangs verschenen boek Zwarte vlaggen.
Later heeft Powell de presentatie een van zijn grootste missers genoemd. Een fout die hij toeschreef aan slecht inlichtingenwerk en wensdenken op het hoogste niveau van de regering-Bush.
Een fout ook uit een serie Amerikaanse missers die ten grondslag liggen aan het ontstaan van de Islamitische Staat. Dankzij het Witte Huis was Zarqawi namelijk geen onbekende jihadist meer, maar de held van de islamitische beweging. Een beweging die de basis van IS vormde.
Hoe Abu Musab al-Zarqawi radicaliseerde
Warrick werd gegrepen door de figuur Zarqawi vanaf het moment dat hij door Powell werd genoemd. En raakte in de jaren die volgden alleen maar meer door hem gefascineerd. Want hoe kon die weinig intelligente vechtersbaas toch uitgroeien tot gevaarlijkste strijder van het Midden-Oosten?
Uit de talloze gesprekken die hij voerde met hooggeplaatste functionarissen binnen de Jordaanse veiligheidsdienst, de CIA en mensen die Zarqawi van dichtbij hebben meegemaakt, probeert hij een antwoord te vinden op die vraag. Ondertussen slaagt hij erin de grondlegger van IS een gezicht te geven.
Een ander gezicht dan je misschien zou verwachten. Zo sprak Warwick jeugdvrienden die hem een dronkenlap en hoerenloper noemden. Iemand ook die er genoegen in schepte zijn slachtoffers na een vechtpartij seksueel te vernederen. En toen journalisten zijn moeder interviewden over Zarqawi’s carrière als terroristenleider en bommenmaker, leek ze oprecht geamuseerd. ‘Hij was helemaal niet zo slim,’ zei ze tegen een van hen.
Jij moet begrijpen hoe ik jullie zie. Jullie zijn allemaal heidenen
In de hoop hem op het goede pad te krijgen, hadden zijn familieleden hem in de richting van religieuze groeperingen geduwd. Dat inspireerde hem om eind jaren tachtig naar Afghanistan te vertrekken om te strijden tegen de communistische Russen. Toen hij terugkeerde, was hij een militante moslim geworden.
En klaagde hij ineens over drankwinkels en de handel in pornografie waar hij zelf een paar jaar eerder nog dankbaar gebruik van had gemaakt. Ook sneed hij zijn tatoeage af om ‘met zichzelf in het reine te komen.’
Verdere radicalisering volgde toen hij vlak voor een geplande aanval op een Israëlische buitenpost langs de Jordaanse grens in 1994 gepakt werd en vastgezet in een van de beruchtste gevangenissen van het land. Daar raakte hij alleen maar meer overtuigd van de radicale islam en ontdekte hij zijn eigen leiderschapskwaliteiten.
Tot onvrede van de Jordaanse veiligheidsdiensten verleende de Jordaanse koning hem ter ere van zijn kroning in 1999 amnestie. Toen Zarqawi na zijn vrijlating terug naar Afghanistan wilde reizen, pakten ze hem vlak voor vertrek nog eenmaal op: ‘Je moet begrijpen hoe wij jullie [Zarqawi en aanhangers, LH] zien. Je bent een extremist.’ Waarop Zarqawi terugkaatste: ‘En jij moet begrijpen hoe ik jullie zie. Jullie zijn allemaal heidenen.’
Hoe Abu Musab al-Zarqawi de inval in Irak mogelijk maakte
Toen de Amerikanen in oktober 2001 Afghanistan binnenvielen, vluchtte Zarqawi naar het afgelegen noorden van Irak, waar hij zich met een groep gelijkgezinden aansloot bij een Koerdische organisatie die zich Ansar al-Islam noemde.
De CIA hield hem en zijn kornuiten van dichtbij in de gaten, maar kreeg geen toestemming om te bombarderen. Het Pentagon had Zarqawi immers nodig om Irak binnen te vallen. Nu Al-Qaeda uit Afghanistan was verdreven, was Ansar al-Islam voor zover bekend de enige groep in Irak die banden had met Osama Bin Laden. Toen de Amerikanen in 2003 het land binnenvielen, bestookten ze vrijwel direct de bases van de groep.
Maar toen was Zarqawi al gevlogen. Vanuit Bagdad pleegde hij aanslagen op sjiitische heiligdommen en VN-gebouwen. Dat bleek een ‘geniale strategie,’ zei Bruce Riedel, een hooggeplaatste terrorismeanalist van de CIA, daar later over. Zo verdreef Zarqawi alle non-gouvernementele organisaties en ontmoedigde hij iedereen om een ambassade te openen in Irak. Met de aanslag op sjiitische moskeeën mikte hij vervolgens op de breuk tussen sjiieten en soennieten.
Een jaar nadat Zarqawi in Centraal-Irak arriveerde had hij slechts enkele wapens, een beetje geld en zijn ambities. Zijn expliciete doel was: de Amerikaanse bezetters isoleren en treiteren, en een conflict doen ontvlammen tussen de soennitische en sjiitische gemeenschap. Dat was hem allebei gelukt, en bovendien gaven de Irakezen de Amerikanen de schuld voor het geweld dat hij heeft ontketend.
Hoe Abu Musab al-Zarqawi een oorlog tegen de sjiieten uitlokte
In januari 2004, zo’n tien maanden nadat hij in Bagdad was aangekomen, typte Zarqawi een brief aan Bin Laden waarin hij zijn plan uit de doeken deed om nog meer sjiieten te doden. Gelovigen die hij beschreef als ‘erger dan heidendom’ en verweet samen te werken met de Amerikaanse bezetter.
Bin Laden had nooit interesse getoond om onschuldige sjiieten aan te vallen en wilde moslims juist verenigen
Bin Laden had nooit onschuldige sjiieten aan willen vallen: hij wilde moslims juist verenigen, schrijft Warrick. Zarqawi wilde dat wel; om Irak verder te destabiliseren en soennieten te dwingen de wapens op te pakken in een oorlog die tot hun bevrijding zou leiden en die hij een ‘ontwaken van sluimeraars, een wekken van slapers,’ noemde.
Zarqawi, zo schreef hij nu, was bereid trouw te zweren aan Al-Qaeda als Bin Laden instemde met zijn strategie. Bin Laden had zijn antipathie tegen de Jordaniër nooit onder stoelen of banken gestoken, maar drie jaar na de aanslagen van 11 september 2001 bood Zarqawi een kans op iets waar Bin Laden dringend behoefte aan had: een zege. Dus eind 2004 zwoer Zarqawi trouw aan Bin Laden en nam zijn strijdgroep de naam Al-Qaeda in Irak (AQI) aan.
Hoe Abu Musab al-Zarqawi groot werd
Met AQI wilde Zarqawi, in tegenstelling tot Bin Laden, een kalifaat stichten in het hier en nu - met hemzelf als leider. Zarqawi geloofde dat hij met extreem geweld (en video’s daarvan) de meest geharde jihadisten zou aantrekken en alle anderen tot onderwerping zou dwingen. En terecht: in 2005 sloten iedere maand honderd tot honderdvijftig buitenlandse jihadisten zich aan.
Uit documenten die Warrick aanhaalt, blijkt dat het gedrag Ayman al-Zawahiri, op dat moment de nummer twee van Al-Qaeda, op de zenuwen werkt. Hij vreesde, net als zijn baas, dat Zarqawi’s bloeddorstige optreden het merk Al-Qaeda een slechte reputatie gaf onder moslims en schreef hem: ‘Laat je niet in de luren leggen door complimenten van fanatieke jongemannen die je de ‘sjeik van de slachters’ noemen.’
De Amerikanen onderschepten het bericht over de ontstane onenigheid binnen de top van Al-Qaeda en wreven zich in de handjes. Warrick beschrijft tot in detail hoe ze een inlichtingennetwerk opbouwden met drones die het gehele Iraakse luchtruim constant in de gaten hielden. En Zarqawi in 2006 konden vinden en doden.
Was het toen voorbij met zijn beweging? De talloze gemaakte burgerslachtoffers hadden diens populariteit immers al flink doen dalen. En na Zarqawi’s dood eisten leiders in de opstandige provincie Anbar hun macht terug en verenigden ze zich als de Zonen van Irak om, met Amerikaanse soldaten, de resten van AQI te verdrijven. Dat was zo’n succes, dat CIA-directeur Michael Hayden de organisatie in 2008 ‘strategisch vrijwel verslagen’ verklaarde.
En dan: de opkomst van de voorloper van IS
Wat nog over was van AQI, dat zich toen Islamitische Staat in Irak (ISI) noemde, dook onder. In 2010 werd Abu Bakr al-Baghdadi naar voren geschoven als hun leider, op dat moment een vrij onbekende islamgeleerde. Maar onder zijn leiding vond de verzwakte groep een nieuw doel: Syrië.
Want daar braken op 18 maart 2011 protesten uit gericht tegen het corrupte Syrische regime en al snel tegen president Bashar al-Assad alleen. Die stelde dat de opstanden het werk waren van ‘criminelen’ en ‘vandalen,’ maar sprak naarmate de demonstraties toenamen steeds vaker over takfiris - radicale islamisten. Absurd, want de eenheid was juist de kracht van de opstand. Christenen, Koerden, soennieten en alevieten liepen gearmd door de straten in een gedeeld verlangen naar vrijheid.
Het Syrië dat ze aantroffen, was in veel opzichten net het Irak van negen jaar eerder
In de maanden die volgden, probeerden twee groepen de takfiris juist te betrekken in de strijd: het Syrische regime zelf, dat gevangenen vrijliet en met geweld ander geweld uitlokte, en buitenlandse radicale islamisten, die zich bij de opstand tegen Assad aansloten.
En zo was Baghdadi na zes maanden protesten klaar om in actie te komen. Hij vroeg een van zijn belangrijkste plaatsvervangers om een expeditie te leiden naar het Syrische binnenland. Daar, ver weg van de Syrische steden, ontmoetten leden van ISI plaatselijke contactpersonen, onder wie leden van het Zarqawinetwerk in Syrië, evenals andere jihadisten die net waren vrijgelaten uit de gevangenis van Bashar al-Assad.
Het land dat ze aantroffen, was in veel opzichten net het Irak van negen jaar eerder: een gewelddadige, wetteloze plek waar mannen met wapens zich vrijelijk konden verplaatsen. Maar anders dan in Irak was er geen dreiging van Amerikanen die plotseling binnenvielen. En opende al-Qaeda op 24 januari 2012 in Syrië zijn eerste filiaal: Jabhat al-Nusra. En kreeg al snel de overhand binnen de gewapende oppositie.
De opkomst van ISIS
Maar de groep was te mild, oordeelt Baghdadi, zeker vergeleken bij collega’s in Irak die geen mededogen toonden voor religieuze minderheden en andersdenkenden. Op 9 april 2013 stuurde hij dus een audioboodschap de wereld in waarin hij een grote reorganisatie aankondigde: Jabhat al-Nusra zou vanaf dat moment als ISIS door het leven gaan. Maar Al-Nusra noch Al-Qaeda waren hierover geïnformeerd, waardoor een felle discussie tussen de voormalige wapenbroeders ontstond.
Tegelijkertijd haalde Baghdadi de banden aan met soennitische stammen in Irak, waar de relatie tussen soennieten en de centrale overheid eind 2012 abrupt verslechterde. Zijn successen in Syrië - waar hij geld, nieuwe rekruten en een doel vond - maakten dat hij hun weer iets te bieden had. Daarnaast had hij een succesvolle organisatiestructuur opgezet met experts op allerlei gebieden, die in Syrië succesvol een soort minikalifaat opbouwden.
Halverwege 2013 werd duidelijk hoe sterk ISIS was toen de groepering met steun van ontevreden soennitische stammen delen van de Iraakse provincie Anbar innam. Op 21 juli 2013 volgde een succesvolle aanval op de Abu Ghraibgevangenis en werden talloze veroordeelde extremisten bevrijd.
In Syrië kwamen ISIS en Jabhat al-Nusra ondertussen steeds verder van elkaar af te staan. Begin 2014 stuurde Zawahiri de Al-Qaedaveteraan Abu Khalid al-Suri om vrede te stichten, maar die werd in een hinderlaag gelokt en vermoord. In reactie daarop verbrak Al-Qaeda alle banden met ISIS. En had Baghdadi de best bewapende en meest ervaren strijders van de Syrische oppositie onder zijn hoede.
En de stichting van het kalifaat
Begin juni 2014 rukte ISIS aldus vanuit Syrië op naar Irak en sloeg het veel grotere Iraakse leger op de vlucht. Daarbij maakte ISIS gebruik van de onvrede onder de soennitische bevolking, tegenstanders van het regime van de Iraakse premier Nouri al-Maliki en op wraak beluste voormalige officieren uit het leger van Saddam Hoessein. Maar deze keer voorkwam ISIS dat de leiders van soennitische stammen zich tegen hen keerden door talloze potentiële tegenstanders te vermoorden.
Zarqawi’s droom van een ultraconservatief kalifaat is nu uitgekomen. Maar uiteindelijk is dat niet zozeer een bewijs van de krijgshaftigheid van ISIS (nu IS), maar eerder een weerspiegeling van de enorme verdeeldheid in Irak sinds de Amerikaanse invasie van 2003, schrijft Warrick. Een verdeeldheid die door Zarqawi werd gecreëerd en succesvol werd uitgebuit om zijn droom te realiseren.
Warrick weet de noodlottige samenloop van omstandigheden uiterst gedetailleerd en prozaïsch op te schrijven. Het resultaat is een boek dat wegleest als een thriller, maar met een plot dat doet beseffen dat de werkelijkheid soms vreemder en huiveringwekkender is dan fictie.