Interview: De eindeloos boeiende waterwereld van de man achter The Red Turtle
Michael Dudok de Wit zwoegde tien jaar op zijn nieuwste, alom geprezen animatiefilm over een man die aanspoelt op een onbewoond eiland. Water en waterbeesten zijn terugkerende thema’s in zijn werk. Wat fascineert hem daar zo aan?
Zijn korte animatie The Monk and the Fish werd genomineerd voor een Oscar. Zijn korte animatie Father and Daughter wón een Oscar. Maar Father and Daughter won ook – eigenlijk een veel grotere eer – de bewondering van het legendarische Japanse animatiebedrijf Studio Ghibli. ‘Kun je geen lange film voor ons maken,’ mailden ze in 2006. En The Red Turtle was geboren.
Een man spoelt aan op een tropisch eiland. Hij wil naar huis, maar dat lukt niet. Er is iets dat hem stopt. Een rode schildpad. De stomme film is publieksfavoriet. Recensenten bejubelen de gestileerde vorm en filosofisch-melancholische inhoud. Maar ondanks de vele interviews die ik mocht lezen met de geestelijk vader, bleef één vraag voor mij onbeantwoord. Dus sprak ook ik Neerlands animatieheld Michael Dudok de Wit, daags na zijn 63ste verjaardag, via Skype.
U laat een monnik een vis najagen, u laat een dochter het water afspeuren naar haar vader, u laat een man aanspoelen op een eiland met een zeeschildpad als tegenspeler – wat heeft u toch met die waterwereld?
‘Ik weet zelf niet waarom er zo veel water voorkomt in m’n werk. Ik voel dat water heel belangrijk en aantrekkelijk is. In eerste instantie luister ik naar dit gevoel, in tweede instantie denk ik erover na en in derde instantie maak ik de eerste schetsen. Er is bij mij nooit aarzeling over water geweest.’
‘Je hebt transparant water en spiegeleffect-water. In The Monk and the Fishis water alleen een spiegel. Grafisch is dat interessant – dat wanneer iets beweegt, een spiegelbeeld precies in synchronisatie beweegt. Denk aan twee personen die synchroon dansen op een toneel. Je vertelt hetzelfde verhaal, maar het is krachtiger geworden, want je ziet een dubbel beeld.’
Begon het animeren van water bij The Monk and the Fish?
‘Nee, eerder al. Ik ben gewoon een waterpersoon, denk ik. Toen ik tiener was wilde ik zoetwaterbiologie studeren. Het hele leven rondom zoet water fascineerde me. Ik woonde in het dorpje Laren in het Gooi. Om waterdiertjes te vinden, ging ik naar een polder vlak bij Eemnes. Slakken, kikkers, salamanders, stekelbaarsjes, platwormen, watervlooien, eencellige diertjes: het ging allemaal mee naar huis, naar aquaria en terraria in mijn kamer en wat kleine vijvers in de tuin.’
Ik ben gewoon een waterpersoon, denk ik
En schildpadden?
‘Ja, ik had zoetwaterschildpadden en een landschildpad. Maar een zeeschildpad – zoals in The Red Turtle – is iets heel anders. Niet te vergelijken. Zoetwaterschildpadden zie je regelmatig, in vijvers en kanalen, terwijl een zeeschildpad mysterieus is. Als we haar zien is ze vaak alleen en ze verdwijnt altijd in het oneindige. We weten alleen dat ze regelmatig terugkomt naar het strand. Waar ze met de grootste moeite, vaak ’s nachts, haar eieren legt, bedekt met zand en dan weer verdwijnt in de oceaan. Heel mooi.’
Waarom is dat mooi?
‘Dat klinkt misschien vreemd, maar ik kan mij ermee identificeren. Dat je van het oneindige komt, dat je op strand aankomt, niet zo van ‘hé leuk’, maar vanwege een diepe drang die je gehoorzaamt. Je weet dat je naar het strand moet gaan, het móet gewoon. Het is niet je natuurlijke omgeving, maar je doet het. Daarna ben je er klaar mee en verdwijn je weer in het oneindige.’
Is dat dan hoe animeren voor je is?
‘Nee, zo zie ik het leven.’
Mooi thema voor een film.
‘Mensen houden van dolfijnen en walvissen, de grote dieren van de oceaan, we vinden soms dat we met ze communiceren. Maar een schildpad heeft een hoofd, armen en benen, en kan op het strand gewoon ademen. Dat geeft de schildpad iets heel menselijks, alhoewel het gewoon een reptiel is met een heel hard schild.’
Is dat waarom je krabbetjes gebruikt? Die lopen ook het land op.
‘Er zijn krabbetjes die in het water leven, maar die witte krabbetjes uit The Red Turtle zijn ghost crabs – spookkrabben – en ze leven op het strand. Ik laat ze in een scène in de film even onder water scharrelen, maar ze verdrinken als ze te lang in het water zijn. Wat de krab wél gemeen heeft met de schildpad, is zijn schild.’
Alle beestjes die je opvoert hebben een hard schild.
‘Haha, ja. Er zaten ook tropische slakken in de film, maar die zijn eruit.’
De krabjes bleven?
‘Belangrijk aan krabjes is dat ze van nature komisch zijn. Ze hoeven geen liedjes te zingen of een dans te doen, zoals je zoveel ziet in vrolijke animatiefilms. En ze zijn tegelijkertijd een beetje griezelig, ze lopen als spinnen. Kleine rappe krabjes die opeens zijwaarts wegstuiven. We raken ze niet graag aan. Maar ze hebben van die schattige, expressieve staafjes als oogjes. Die polariteit van een beetje eng, maar toch lief werkt heel goed in de film.’
Je viel dus voor de échte spookkrab?
‘Ja, ik heb ze dikwijls gezien en op het eiland La Digue in de Seychellen bestudeerde ik ze voor het eerst. Ik heb ze geplaagd zelfs. Wat mij betreft hebben ze maar twee doelen in hun leven: eten vinden en veiligheid zoeken – wegkruipen in hun gaatje. Als er in The Red Turtle van alles gebeurt met man, vrouw en kind, dan kijken ze er wel naar, maar hun leven gaat door. Ze hebben niet echt een plaats in het leven van de man. Ze hebben een interactie, een beetje een band, maar die is heel licht en die is niet noodzakelijk.’
‘Eerst wilde ik rode krabben gebruiken. Op Kersteiland in de Indische Oceaan trekken rode krabben één keer per jaar met miljoenen tegelijk het eiland over. Een rode-krabbenzee is visueel heel interessant en als gebeurtenis heel bijzonder. Dat zie je nergens. Maar het ging gewoon niet samen met het verhaal, het trok te veel aandacht. Dus ik ben weer teruggekomen bij de eenvoudige spookkrabben.’
En de schildpad uit The Red Turtle komt uit de diepzee?
‘Nee, hoezo?’
Rood licht bereikt de diepzee niet, dus veel diepzeebeesten zijn rood. Wat maakt dat andere beesten ze amper kunnen zien.
‘Nee dat is het helemaal niet. Het is de eerste keer dat ik dit hoor, heel interessant. Rode schildpadden bestaan niet, wel roodbruine. Deze schildpad moest echt anders zijn dan de andere schildpadden in het verhaal. Ze moest grafisch opvallen zoals ze ook in het verhaal zelf opvalt. Tot het moment van haar introductie hadden we vrijwel geen rood in de film. En opeens zie je een dieprode kleur in een blauwe zee – een dramatisch moment.’
‘Mijn rode zeeschildpad is een fictieve turtle, een beetje een synthese van een soepschildpad en een karetschildpad, met de geest van een lederschildpad. Reptielen zijn koudbloedig, maar de lederschildpad vormt daarop een uitzondering, zij heeft warm bloed. Helaas vond ik haar vorm niet geschikt voor deze film.’
Je wilde ooit marien bioloog worden, waarom is dat niet doorgegaan?
‘Ik had daar het hoofd niet voor. Te droog? Ik zou misschien mijn plaats hebben gevonden, begonnen zijn met zoetwater en daarna geëvolueerd naar iets anders, maar toen ik de kunstacademie ontdekte dacht ik: nu heb ik gevonden wat ik echt wil. Eerder overwoog ik ook een studie architectuur, want ik tekende plattegronden van onder andere zwembaden. Ik had het idee van een zeewater-zwembad waar je zwemt tussen de natuur met rotsen en vissen.’
Zoals in een tidal swimming pool?
‘Ja, zoiets. Toen ik opgroeide was er een lokaal publiek zwembad in Laren. Vol grondwater, vrij koud en troebel water. En een gedeelte van het zwembad was een enorme vijver met eenden en met waterlelies, gescheiden door een hekje van het andere gedeelte waar de mensen zwommen. Dat vond ik heel natuurlijk, om in hetzelfde water te zwemmen als de dieren.’
‘Als je een animatiefilm maakt schep je een wereld die gesloten is, die zoveel minuten duurt, en die precies zo op het scherm past. In die zin zit er een duidelijke lijn in mijn voorkeuren. De dieren in vijvers en aquaria vond ik heel interessant, maar het feit dat ze in geïsoleerde wereldjes leven – dat boeide me vooral.’
Animaties zijn jouw nieuwe aquaria.
‘In zekere zin wel, maar met een film kun je natuurlijk veel verder gaan. Je isoleert ook sferen en gevoelens. Het waden door het water, iemand ontmoeten onder water, in de grote golven zwemmen van de oceaan – dat vind ik zulke sterke thema’s, zo aantrekkelijk. Dat moest in de film.’
Als de zee in de film een meer was geweest, met bergen aan de andere kant, dan zou de hele magie verloren gaan
‘Maar het animeren van de zee-oppervlakte is bijna onmogelijk – ze mag niet te realistisch zijn, of te gedetailleerd. Dat geldt ook voor de oneindigheid van de oceaan. In The Red Turtle kijkt de man met verlangen naar het oneindige. Als het een meer was geweest, met bergen aan de andere kant, dan zou de magie van de eindeloze ruimte verloren gaan.’
‘Het gaat om de horizon. Grafisch moet je oppassen, want alles heeft een lijn in de film. Rotsen hebben lijnen, mensen hebben lijnen, bamboe. Maar toen ik een lijn tekende op de horizon, omdat ze een scheiding is tussen de hemel en het water, toen verloor ik het gevoel van de afstand. Het werd opeens een grafisch detail en niet meer het oneindige. Vandaar dat de zee onbegrensd is gebleven. Ze heeft gewoon een specifieke blauwe kleur en de hemel heeft een andere blauwe kleur. Hetzelfde geldt voor de wolken. Als je daar lijnen om gaat tekenen maakt het de wolken zwaarder.’
Hoe deed je onderzoek naar al die watervormen?
‘Ik bekeek veel korte documentaires via YouTube en eveneens grote zeefilms, zoals Master and Commander van Peter Weir en The Big Blue van Luc Besson. Ook liet ik me door een lokale visser rondvaren om eiland La Digue. Na een halve dag waterfoto’s maken zei ik hem: ‘Het liefst zou ik een schildpad ontmoeten, maar dat lijkt me onmogelijk’.’
‘De visser heeft het bootje voor anker gelegd. Hij zei: ‘Nee dat kan wel. Wacht bij de boot, hier moet ergens een schildpad zijn.’ Ik vond het heel vreemd dat hij dat zomaar wist. Want het dichtstbijzijnde land was honderden meters ver. Maar hij zwom weg, verder en verder, totdat hij een stipje was in de verte. Ik dacht: zie je, hij kan haar niet vinden.’
‘Uiteindelijk kwam hij weer terug. Jammer, goed geprobeerd. Pas toen hij vlakbij me was zag ik dat hij een schildpad in zijn handen hield waar hij achteraan zwom met z’n flippers. Hij liet de schildpad voor me los, net onder de oppervlakte. Ik dreef bewegingloos onder water om haar goed te zien. Ze was niet zo groot hoor, ik denk vijftig of zestig centimeter, maar ik vond haar groot genoeg.’
‘Ik keek en zij keek terug. Ik wilde haar van alle kanten bestuderen, maar toen ik probeerde om haar heen te zwemmen, draaide ze zich alsmaar naar me toe. Ze wilde me niet uit haar ogen verliezen. Dat was een heel mooi moment.’
Dus, in The Red Turtle, als de rode schildpad vanuit het water de man op zijn vlot voor het eerst indringend aankijkt – dat is eigenlijk jouw ervaring geweest. Dat doen ze blijkbaar.
‘Dat doen ze blijkbaar, precies, dat is alles wat je nodig hebt.’