Wie heeft de term ‘leven van 1 dollar per dag’ eigenlijk bedacht?
Arm ben je als je leeft van minder dan 1 dollar per dag, dat weet iedereen. Maar wie heeft die term ‘1 dollar per dag’ eigenlijk bedacht? Dat leek een makkelijke vraag, maar bracht ons in een slangenkuil vol koppige en ijdele wetenschappers.
Martin Ravallion schenkt de glazen rode wijn nog eens bij. Het is 1990 en hij eet met zijn vrouw Dominique van de Walle aan hun keukentafel. Het gesprek gaat - zoals zo vaak - over werk. De twee economen hebben een paar weken geleden samen met een team van de Wereldbank een groot project afgerond: het belangrijkste jaarrapport van de organisatie, het World Development Report.
Dat rapport gaat dit jaar over armoede. Ravallion en Van de Walle hebben een serieuze poging gedaan te berekenen hoeveel mensen wereldwijd arm zijn. Daarvoor moesten ze bepalen wat armoede precies is. Hun berekeningen kwamen uit op 370 dollar per jaar. Had je minder te besteden, dan was je arm.
Na een slok wijn zegt een van hen ineens: ‘hé, 370 dollar per jaar… Dat is ongeveer één dollar per dag!’ Dat bekt lekker. Zou dat geen goede armoedegrens zijn?
Het etentje
Het is precies waarom wij besloten een verhaal over Ravallion te gaan schrijven: hij staat bekend als de bedenker van de wereldberoemde dollar-per-dag-armoedegrens. Die grens bleek een perfect PR-instrument: ze zorgde ervoor dat armoede wereldwijd in krantenkoppen en op politieke agenda’s terechtkwam.
Natuurlijk gaat Ravallions werk veel verder dan bedenken dat 370 akelig dicht bij 365 ligt. Het echte verhaal is de methodologie achter dat cijfer, en hoe hij met tomeloze energie armoede wereldwijd op de kaart zette. Dat verhaal schreven we vorige week als aftrap van een serie artikelen over armoede.
We volgden Martin Ravallion afgelopen maart een week lang. In Parijs, waar hij een vak gaf aan de Paris School of Economics. En in Amsterdam, waar hij zijn nieuwe boek The Economics of Poverty presenteerde. Urenlang spraken we hem: soms alleen, soms met collega’s of zijn vrouw.
Al bij onze eerste ontmoeting vertelt hij over het etentje met Van de Walle. We zitten rond lunchtijd in een Parijs’ café om de hoek van de Paris School of Economics. Ravallions Australische accent is soms moeilijk te verstaan door het gekletter van bestek en gepraat om ons heen.
Het tafeltje is eigenlijk net te klein, we zitten bijna met onze knieën tegen hem aan. ‘Wat heb je gestudeerd?’ vraagt hij ons. En waar gaan je artikelen over? De vragen voelen aan als een test. Zenuwachtig lachend geven we antwoord. Dit is de man van wie een groot profiel willen maken. Nogal belangrijk dus, om zijn test te doorstaan.
Na een kwartier lijkt Ravallion overtuigd. Eindelijk kunnen we het over hem gaan hebben. De eerste vraag: hoe bedacht je de dollargrens? Hij vertelt de anekdote over het etentje, die al vaker is opgeschreven, door de BBC bijvoorbeeld.
Een mooiere openingscène kunnen we ons niet wensen voor ons artikel. Kat in het bakkie.
Het andere verhaal
Maar een paar weken na ons bezoek aan Parijs gooit een interview met een oud-collega van Ravallion roet in het eten.
We spreken Lyn Squire via Skype om te weten te komen hoe Ravallion was toen hij begon op de Wereldbank. Squire is een Britse econoom, die in 1988, twee jaar voor het befaamde etentje, in Ravallions sollicitatiecommissie zat. Snel nadat hij was aangenomen werd Ravallion adviseur van Squire’s team. Het team dat het World Development Report 1990 zou schrijven.
Squire vertelt in een opgewekt Brits accent hoe zijn team in het rapport een wereldwijde armoedegrens voorstelde van 370 dollar per jaar. ‘Wie bedacht dat het 1 dollar per dag moest worden?’ vragen we. Wij voelen het etentje al aankomen.
Maar zo ging het niet.
Althans, dat zegt Squire ons op Skype. Hij heeft zelfs nog nooit van het etentje gehoord. In een e-mail schrijft hij ons later nog: ‘Misschien is mijn verbazing in de transatlantische communicatie een beetje verloren gegaan. Maar ik was verbijsterd over de versie van Ravallion en Van de Walle.’
Niet Ravallion en Van de Walle, maar de woordvoerder van de Wereldbank verzon ‘1 dollar per dag’, zegt Squire. Hij was er zelf bij.
We zijn in de war. Wie de term bedacht heeft, is in het grote geheel natuurlijk slechts een bijzaak. Maar toch, we zijn nu wel nieuwsgierig geworden.
Squire stuurt ons dezelfde avond nog een mail: ‘Ik herinner me echt dat de woordvoerder van de Bank, Tim Cullen, de zinsnede in 1990 heeft bedacht.’
We sturen Cullen - die inmiddels lesgeeft aan Oxford - een e-mail om zijn kant van het verhaal te horen. Na drie uur hebben we al een antwoord in onze inbox: ‘Bedankt dat jullie contact opnemen. Dit is wat er gebeurde.’
De persconferentie
Het is juli 1990. Tim Cullen denkt nog eens diep na. Is er echt geen goed ezelsbruggetje te vinden voor die 370 dollar per jaar?
Cullen zit met Barber Conable - de president van de Wereldbank - en Lyn Squire in een zaaltje naast Conable’s kantoor in Washington DC. Cullen bereidt Conable voor op de gesprekken met de media over het nieuwe World Development Report. Er staat een radio-interview gepland op NPR, een talkshow op PBS, en natuurlijk de persconferentie van 5 juli.
Is er echt geen goed ezelsbruggetje te vinden voor die 370 dollar per jaar?
Hij oefent met Conable de belangrijkste lessen uit het rapport. Maar de president blijft maar struikelen over alle getallen. Een armoedegrens van 370 dollar per jaar, 110 miljoen kinderen zonder basisonderwijs, 170 op de 1.000 kinderen dood voor hun vijfde levensjaar.
Cullen snapt het wel: veel economen bij de Bank denken niet in termen die makkelijk te begrijpen zijn voor het grote publiek. Als woordvoerder is het zijn taak de cijferbrij van het rapport wat behapbaarder te maken.
En dus zegt hij tegen Conable: ‘Luister, die 370 dollar is belangrijk. Laten we het makkelijker maken.’ Er zitten 365 dagen in een jaar. Dat is bijna evenveel als 370.
Op de persconferentie, op 5 juli 1990, leest Barber Conable de tekst: ‘Meer dan één miljard mensen - ongeveer een kwart van de mensheid - leven van minder dan één dollar per dag.’
Het bewijs
De vraag waar wij plots mee zitten is nu: wie bedacht de term nu eerst, Ravallion of Cullen?
De eerste keer dat we de ‘1 dollar per dag’ gedrukt terugvinden is in een verslag van Conable’s toespraak op 5 juli 1990. Dat verslag ontvangen we van Cullen de dag na ons eerste mailcontact. Het onderwerp van zijn e-mail: ‘Het definitieve bewijs van de oorsprong van ‘een dollar per dag’.’
In het WDR zelf, schrijft Cullen, wordt nog steevast de 370 dollar per jaar genoemd. De term moet dus ergens tussen de afronding van het rapport en de persconferentie zijn bedacht. Cullen is vrij zeker over de timing van zijn inzicht. Een of twee dagen voor de persconferentie op 5 juli 1990.
We leggen Cullens versie van het verhaal aan Ravallion voor in een e-mail. Hij is verbaasd - het is de eerste keer dat hij deze versie hoort. ‘Zoals ik al zei...’, schrijft hij ons terug, en herhaalt vervolgens de anekdote die hij ons in Parijs vertelde. Hij en Van de Walle bedachten de term ergens na de afronding van het WDR, maar voor Conable’s speech. Wanneer precies, dat herinnert hij zich niet.
Toch vreemd, schrijft Cullen ons, dat Ravallion de term zelf pas veel later begint te gebruiken. De eerste publicatie die we kunnen vinden waarin Ravallion de term dollar-per-dag gebruikt komt uit mei 1993.
Een triviaal getal?
Het staat buiten kijf dat de zinsnede ‘1 dollar per dag’ in het DNA van de Wereldbank is terechtgekomen. Maar wie het als allereerste bedacht? Dat zullen we waarschijnlijk nooit zeker weten.
Het is goed mogelijk dat Cullen en Ravallion rond dezelfde tijd hetzelfde idee hadden. Dat zij dat niet van elkaar wisten. Het is immers geen kwantummechanica om van 370 dollar per jaar naar 1 dollar per dag te komen.
Of je het nu 1 dollar per dag, 31 dollar per maand, of 370 dollar per jaar noemt. Dat leek mij triviaal.
Maar waar het om draait, is wie de term als eerste openbaar gebruikte. En dat is, zonder twijfel, Cullen.
Pas als we Ravallion dit artikel sturen ter inzage, zegt hij dat hij indertijd niet besefte hoe belangrijk het zou zijn dat het ‘1 dollar per dag’ zou worden genoemd. Hij schrijft: ‘Of je het nu 1 dollar per dag, 31 dollar per maand, of 370 dollar per jaar noemt. Dat leek mij triviaal. Maar ik zie nu wel in dat het uit PR-perspectief wel belangrijk is.’
En: ‘Ik heb me nooit zo bezig gehouden met het verspreiden van de term ‘1 dollar per dag.’ Mensen konden dat heus zelf wel uitrekenen.’
Zoals Cullen benadrukt: ‘Niets doet af aan het geweldige werk van Ravallion en zijn collega’s, die het onderliggende onderzoek deden dat leidde tot de grens van 370 dollar per jaar.’ Dat was natuurlijk het echte werk. ‘Maar zij hebben gewoon niet de dollar per dag bedacht!’
Dit artikel is onderdeel van een serie over armoede. De komende weken behandelen we vragen als: hoe kun je armoedecijfers van verschillende landen met elkaar vergelijken? Gaat armoede over meer dan alleen geld? En: hoe is het denken over armoede de afgelopen tweehonderd jaar veranderd?
Dit project wordt mede mogelijk gemaakt door het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.