De kans is groot dat Ranomi Kromowidjojo deze week bij de Olympische Spelen de beste race van haar leven gaat zwemmen.

Vier jaar geleden werd ze twee keer olympisch kampioen – de hoogst haalbare prijs voor een zwemmer. Maar tevreden over die races op de 50 en 100 meter vrije slag was ze niet. In beide races maakte Kromowidjojo fouten, en ze wist het.

En dat het niet foutloos was, is ook weer niet zo gek. Kijk maar naar haar raceplan voor de 100 meter vrije slag, zoals geschetst door haar coach Patrick Pearson en analist Sander Schreven:

Start goede hoek afzetten – een zo klein mogelijk wak in de waterspiegel maken – 1,30 meter diepte bereiken – acht à negen trappen onder water – slagfrequentie van 54 per minuut halen – 1 op 6 slagen adem halen – keerpunt goed timen – benen recht uitstrekken – vier à vijf trappen onder water – vlakke breakout – 1 op 4 slagen ademen – opbouwend hard terug – slagfrequentie 54 vlak houden – laatste 5 meter geen adem halen – uitgestrekt aantikken.

Een zwemrace is dus niet zomaar een race, het is een uiterst bouwwerk van tientallen elementen.

In Londen ging het met name fout op de start en de finish. Kromowidjojo startte veel langzamer dan ze en finishte met gebogen in plaats van gestrekte arm - het kostte haar ergens tussen de vier- en zestiende van een seconde.

‘Slechte start, slecht keerpunt, slechte finish, geen echt goede tijd,’ zei ze vorig jaar over die race. ‘Vier keer slecht.’

Geen kleine fouten, maar elementaire fouten - uiterst onbevredigend voor Kromowidjojo, die minimaal een keer in haar leven een race wil zwemmen waarvoor ze zichzelf geen verwijten kan maken.

Beter dan ooit

De kansen op zo’n race zijn nu gunstiger dan ooit, omdat Kromowidjojo de starts, keerpunten en finishes - de zogeheten skills van het zwemmen - steeds vaker goed uitvoert.

Dat zeggen Sander Schreven en Roald van der Vliet, de bewegingswetenschappers die de races en trainingen van Kromowidjojo analyseren. Dat zegt haar trainer Patrick Pearson. En dat zegt Kromowidjojo zelf.’ ‘Het niveau met de skills is nu vrij constant hoog,’ zei ze half juli in haar trainingsbasis, zwembad de Tongelreep in Eindhoven.

In het inslijpen van de skills wordt ze bijgestaan door Schreven en Van der Vliet, die in een soort wetenschappelijke zwemdenktank vormen. De afgelopen jaren hebben zij tal van nieuwe inzichten opgedaan

‘Hoe ze haar handen hield bij de start, dat is eigenlijk iets wat je alleen ziet bij amateurs’

In 2012 waren die nieuwe inzichten relatief vers. Er was niet genoeg tijd om alle nieuwigheden te trainen voor de olympische races in Londen. Dat zou Kromowidjojo zwakker kunnen maken in plaats van sterker.

De analisten en coaches besloten de aandacht te richten op bepaalde aspecten van de start, waarmee de meeste winst behaald zou kunnen worden. Dat Kromowidjojo bijvoorbeeld haar handen bij de start vaak niet op elkaar maar naast elkaar hield – nauwelijks gestroomlijnd dus – namen ze voor lief.

‘Ik mag het eigenlijk niet zeggen,’ zegt Schreven, die nu in Rio de Janeiro verblijft als analist voor de zwemploeg, ‘maar hoe ze haar handen hield bij de start, dat is eigenlijk iets wat je alleen ziet bij amateurs.’

Maar nu, benadrukken de analisten, is er bij Kromowidjojo op de skills nauwelijks ruimte voor verbetering. ‘Een foutloze race is bijna onmogelijk,’ zegt Van der Vliet. ‘Maar Ranomi maakt steeds minder fouten.’

De nieuwe start

De start is de afgelopen jaren verder geperfectioneerd – de afzethoek, de grootte van het gat dat ze in het water maakt, de juiste diepte (1,30 meter) in de onderwaterfase.

De startstrategie is ook anders. Vier jaar geleden was het idee relatief rustig te starten, zodat Kromowidjojo energie overhield om later te versnellen. Over de eerste 15 op de 100 meter zou ze 6,2 seconden doen. Op suggestie van Schreven is dat plan veranderd. Tests wezen uit dat er meer winst schuilde in het verbeteren van de start dan in het sparen van energie voor de rest van de race. Een snelle start van 5,8 op de 50 meter en 6,0 op de 100 meter is nu het streven.

Zo goed is Kromowidjojo’s start inmiddels, dat ze zelfs met een slechte start voorligt op haar tegenstanders. ‘De tv-commentator zegt eigenlijk altijd ‘goede start van Kromowidjojo’,’ zegt Van der Vliet. ‘Maar dat is niet per se zo. De anderen zijn dan vooral trager.’

Een extra voordeel van de nieuwe benadering: tegenstanders kunnen van Kromowidjojo’s snelle start in paniek raken, te hard gaan zwemmen om de vroege achterstand in te halen, en zichzelf opblazen.

Het keerpunt

Het keerpunt is nog een winstpunt ten opzichte van vier jaar geleden. Vroeger wilden Kromowidjojo’s benen bij het uitstrekken nog weleens te ver naar beneden gaan, waardoor het langer duurde voordat ze bij de muur was. Nu niet meer, laat Schreven op video zien, met elke keer de goede, ‘ondiepe’ afzet. Dat zien ze op beelden zoals hier:

Vimeo

Een andere moeilijkheid was de draai bij het keren. De klassieke zwemtheorie leert dat je ‘klein’ moet draaien, met een kleine, snelle koprol, zeg maar. Dat voelt intuïtief sneller. Maar het betekent ook dat je dichter bij de muur moet komen voor je kunt keren. Daardoor leg je meer afstand af: inefficiënt.

Schrevens oplossing was een grote draai. Dat oogt logger, maar het betekent wel dat je minder afstand moet afleggen. Het afleren van de ingesleten kleine draai kostte moeite, maar inmiddels beheerst Kromowidjojo de grote draai als geen ander, aldus Schreven.

De finish

De finish was simpelweg slecht in Londen, met name op de 50 meter. Ze eindigde met een gebogen arm en een vlakke terwijl een uitgestrekte arm en vingertoppen – uiteraard – eerder bij de finishplaat zijn.

Sommige zwemmers doen dit automatisch goed. Ze komen altijd goed uit - geen slag te veel, geen slag te weinig. Kromowidjojo is niet zo’n zwemmer, maar inmiddels is ook dit aspect goed getraind, aldus Van der Vliet.

De uitvoering

Het grote verschil met vier jaar geleden, en zelfs met een jaar geleden, is dat Kromowidjojo het starten, keren en finishen ook in combinatie goed uitvoert, evenals de andere aspecten van het raceplan.

In trainingen, in wedstrijden, onder druk én als ze vermoeid is – ze maakt steeds minder fouten, zegt haar coach Patrick Pearson. Ook als dat voor buitenstaanders nauwelijks zichtbaar is.

Zoals recent in het Franse Vichy, toen Kromowidjojo op de 100 meter vrije slag Bij pers en publiek viel dat ietwat tegen. Maar Pearson en Schreven zagen iets heel anders: op de na was het een vrijwel vlekkeloze uitvoering van het

Vimeo

Dat de tijd nog niet scherp was, deerde Pearson niet zo. Want Kromowidjojo was nog niet uitgerust – in jargon: –, zoals gebruikelijk voor belangrijke wedstrijden.

De uitkomst

In Rio is Kromowidjojo afgetaperd. Waar de optelsom van verbeterde skills + fitheid + tapering naar kan leiden?

‘Het effect van tapering is zo sterk,’ zegt Schreven, ‘dat ik nauwelijks kan voorspellen waar Ranomi op uit kan komen. Wat ik wel weet: het zal erg hard gaan.’

‘Het zal erg hard gaan’

In mei zwom ze in Londen, ongetaperd, 24,07 op de 50 meter vrije slag. Dat belooft wat voor aanstaande vrijdag en zaterdag, als ze de afstand uitgerust en wel zwemt - want haar persoonlijk record is 24,05.

En op de 100 meter vrije slag? In april Pearson nog. Maar inmiddels acht hij een tijd rond de 52,5 haalbaar. Dat zou een ruime verbetering zijn van haar persoonlijke record.

Mogelijk is het zelfs de perfecte race waar Kromowidjojo zo naar verlangt. Zeker is dat de kans dat ze die race in Rio zwemt, groter is dan ooit – zo stabiel is de uitvoering van de skills.

Dat is het goede nieuws.

Het minder goede nieuws: haar belangrijkste concurrente Cate Campbell zwom een halve seconde sneller op de 100 meter. En op de 50 meter zwom ze in april ruim tweetiende sneller.

Dat andere zwemland

Hoe kan het dat Campbell een halve seconde sneller is dan een tijd die Kromowidjojo nog nooit heeft gezwommen?

Campbell is een voorbeeld van wat Van der Vliet ‘mensen met een genetische afwijking voor zwemmen’ noemt. Iets aan haar fysiek en motoriek maakt dat ze ongelooflijk snel door het water gaat - maar wat dat precies is, weten Schreven en Van der Vliet niet.

Wat ze wel weten, is dat Australië beter is in het opsporen van zulke zwemtalenten dan Nederland.

Als je daar als jeugdzwemmer goed kunt zwemmen, dan ga je zwemmen, zeggen de twee. Als je in Nederland goed kunt zwemmen, dan zit je waarschijnlijk op voetbal of vioolles voordat duidelijk is dat je zwemtalent hebt.

De teams op de Spelen weerspiegelen dat. Australië 34 kansrijke zwemmers naar Rio. In Nederland is de spoeling dunner. De Nederlandse zwemploeg telt zeventien zwemmers, waarvan er volgens Van der Vliet maar vijf een medaille kunnen winnen - omdat hun persoonlijke records tot de wereldtop horen. En slechts twee zwemmers zijn serieus kanshebber op een medaille: Kromowidjojo en langeafstandzwemmer Ferry

‘Wij moeten het beste uit onze mensen halen. Zij hebben betere mensen,’ zegt Schreven over de Australiërs en de Amerikanen.

Hoe zwemmen werkt, weten we niet

Die laatste uitspraak baseert Schreven op een onderzoek dat hij vorig jaar uitvoerde, tijdens het WK Zwemmen in het Russische Kazan.

Toen klokte Schreven van alle halve finalisten en finalisten de starts, de keerpunten en de tussenliggende zwemgedeelten. Hij wilde een idee krijgen van wat de verschillen waren tussen buitenlanders en Nederlanders. De resultaten waren vrij eenduidig: Nederlanders waren beter in starten en keren, de buitenlanders beter in het zwemgedeelte.

Anders gezegd: de gedeelten die je goed kunt aanleren – de skills – doen Nederlanders goed. Het gedeelte dat je niet of nauwelijks gericht kunt trainen – het gedeelte dat afhankelijker is van natuurlijk talent – doen we niet goed.

‘We weten geen zak af van hoe zwemmen werkt’

Tenminste, dat denken Schreven en Van der Vliet. De laatste windt er geen doekjes om. ‘We weten geen zak af van hoe zwemmen werkt. Wij niet, de coaches niet, de zwemmers niet, niemand niet – ter wereld.’

Dat komt doordat momenteel nog niet goed te meten is wat zwemmers in het water precies doen. De starts, keerpunten en finishes wel, omdat die op vaste punten te filmen zijn. Mogelijk zijn er even grote winsten te behalen in het zwemgedeelte als bij de starts. Maar de technologie om dit meetbaar te maken, is nog niet in

Zou het niet toch kunnen dat er coaches zijn die iets weten over zwemmen dat bijvoorbeeld Campbell sneller maakt - of ze het kunnen bewijzen of niet? ‘Dat kan natuurlijk,’ zegt Van der Vliet. ‘Ik vind het alleen niet heel waarschijnlijk.’

Een matige koekjesfabriek

De Nederlanders compenseren het gebrek aan talent dus met uitmuntende training. Waar de Australiërs veel talent met mindere training combineren.

Kan Nederland ook doen wat de Australiërs doen? Meer talent voortbrengen uit een vergelijkbaar bevolkingsaantal? En de zwemmers met aanleg eruit pikken? En dat talent vervolgens uitmuntend trainen?

Van der Vliet en Schreven denken van wel. Het probleem is de doorstroom van het amateurzwemmen naar het wedstrijdzwemmen. ‘Er zitten elk jaar op zwemles,’ zegt Van der Vliet. ‘En elk jaar gaan er maar 2.000 naar een zwemclub.’

‘Ik wil niet te kritisch zijn, maar als je een koekjesfabriek bent, en van de 100 mensen die jouw koekje kopen, kopen er 99 dat koekje nooit meer, dan denk ik dat ze de directeur buiten moeten flikkeren. Ben je dan een goed zwemland, zoals we graag zeggen? Of heb je een enorm potentieel, veel zwembaden, en doe je het daarmee heel slecht? Ik denk het laatste.’

Nederland huist kortom meer Ranomi Kromowidjojo’s, daarvan zijn de analisten overtuigd. ‘Het probleem,’ zegt Van der Vliet, ‘is dat we ze niet vinden. We verliezen ze aan voetbal of muziekles. Mijn zoon zei zelf ook: pap, mag ik nu van zwemles af?’

De wenselijkheid van DDR-praktijken

Enkele jaren geleden deed zwembondvoorzitter Jacco Verhaeren een voorstel om zwemlessen leuker te maken. De zwemles moest meer wedstrijdgericht worden. Coaches zouden vervolgens de getalenteerde kinderen beter kunnen herkennen en aanmoedigen.

‘Ik weet nu zeker dat mensen zullen reppen over DDR-praktijken,’ zegt Van der Vliet, ‘maar waarom zouden we sportende kinderen niet evenzeer kunnen selecteren en stimuleren als op school gebeurt? De Citotoets scheidt kinderen ook op basis van hun talent.’

‘Ik weet nu zeker dat mensen zullen reppen over DDR-praktijken’

Als je de talenten stimuleert, zullen ze beter worden. Als ze beter worden, zullen ze het leuker vinden. En als ze het leuker vinden, zullen ze het blijven doen en weer beter worden. Natuurlijk: niet al deze talenten zullen de beste worden. En niet alle ouders zijn bereid hun leven in te richten naar de zwemambities van hun kind, een sport waar nauwelijks geld in te verdienen is.

‘Maar als ze dan op hun zeventiende nog steeds zwemmen, en ze zijn goed, en ze winnen, dan gaan ze er niet meer af,’ meent Van der Vliet.

De Ranomi die we wel hebben

Als Verhaerens plan echt wordt doorgezet, dan heeft Nederland in 2030 niet één of twee, ‘maar wel acht Ranomi’s,’ zegt Van der Vliet.

Nu hebben we één Ranomi – een uitzonderlijke zwemmer. Een kind dat al vroeg in het water lag. Met een ongekende explosiviteit. Met een groot talent om overdag te ‘zwemslapen,’ zoals ze dat zelf noemt - cruciaal voor herstel. Met een vader die een sportschool had en sport Met een moeder die bereid is haar hele leven op te offeren aan de zwemtalenten van haar

Plus, zo zegt iedereen in haar omgeving, een zwemmer met stalen zenuwen. Waar anderen grote wedstrijden vrezen, kijkt zij ernaar uit. ‘Elke dag dat het dichterbij komt, voel ik me fijner,’ zei Kromowidjojo, half juli, in het krachthonk van het zwemcentrum.

Ja, Cate Campbell (op de 50 en 100 meter vrije slag), haar zus Brontë en de Zweedse Sarah Sjöstrom (100 meter) hebben dit jaar al harder gezwommen dan zij. Maar kunnen ze het ook als het erop aankomt?

Veel zwemmers zwemmen op de Spelen en WK’s onder hun beste niveau, zeggen Schreven en Van der Vliet. Als dit Campbell nu overkomt - ‘en niemand racet graag tegen Ranomi,’ zegt Van der Vliet - dan is van alles mogelijk.

Want veel wijst erop dat Kromowidjojo deze week de beste race van haar leven gaat zwemmen.

Lees ook:

Dankzij deze denktank zwemt Kromowidjojo in Rio de race van haar leven Deze week komt Ranomi Kromowidjojo in actie op het WK zwemmen in het Russische Kazan. Het is het begin van haar Olympische seizoen, dat uiteindelijk moet uitmonden in de perfecte race, in Rio de Janeiro. Ik mocht over haar schouder meekijken en leerde hoe een hoek van 23 graden al een tiende van een seconde kan schelen. Lees het verhaal hier terug Olympische Spelen in Nederland? Hoe een lobby kan mislukken Nederland wil een editie van de Olympische Spelen organiseren, zei minister Edith Schippers vorige week. Niet voor het eerst: in de jaren tachtig deed Amsterdam een mislukte poging de Spelen van 1992 binnen te halen. Hoe schaamteloos er gelobbyd werd, blijkt uit Amsterdamse archiefstukken. Een inkijk in de vriendjespolitiek van het IOC. Lees het verhaal hier terug De politie van Rio executeert kinderen, zodat alles rustig lijkt In de nacht van vrijdag op zaterdag werden de Olympische Spelen in Rio de Janeiro geopend. Ondanks de economische en politieke vrije val die Brazilië momenteel doormaakt, wordt in het buitenland nog steeds gedacht dat ze de stad welvaart en economische groei brengen. Niets is minder waar. Lees het verhaal hier terug