Het is 08.00 uur. ‘Goeiemorgen.’ Ook een laaggeletterde begint de dag met woorden, al staan ze niet geschreven.

Paul Leliveld is vijftig, getrouwd met Judith, vader van tienerzoon Jordy. En hij is laaggeletterd. Dat kan niemand aan hem zien.

Hij behoort tot die onafzienbare schare van woord- en cijferkrabbelaars die opgaan in de massa. Je hoort ze niet klagen. Al zijn ze met velen: mensen. Vijfenzestig procent is autochtoon. Je vindt ze in alle lagen van de bevolking. Ze wonen in elke stad van het land. Een op de zes Nederlanders, ouder dan 12, is laaggeletterd.

Laaggeletterd, een monster van een woord. Bij de analfabeten in Nederland weet je waar je aan toe bent. Ze kunnen niet lezen en schrijven. Laaggeletterden vormen een veel grotere, vagere groep. Al bestaat er wel een definitie: laaggeletterd is iedereen die met taal of rekenen niet uitkomt boven 1F. Dat is het niveau dat een leerling moet halen aan het einde van de basisschool.

Wat betekent dat in de praktijk? Laaggeletterden kunnen niet goed genoeg lezen, rekenen en schrijven om volwaardig mee te doen in de maatschappij. Het invullen van formulieren kost hen de grootst mogelijke moeite. Het schrijven van een ansichtkaart is al een brug te ver. Handleidingen en gebruiksaanwijzingen vinden ze onbegrijpelijk. In een supermarkt laten ze zich leiden door de plaatjes. Ondertiteling gaat hen vaak te snel.

Al zijn ze met velen, het valt nog niet mee om iemand te vinden die openlijk uitkomt voor zijn tekort. Ga maar na in je kennissenkring of familie: wie is er laaggeletterd? Het wemelt van de laaggeletterden, maar ze komen er zelden voor uit.

Foto’s: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

08.30 uur. Hij zet de radio aan. Zo blijft hij op de hoogte van het nieuws. Wil hij meer weten, dan kijkt hij op Twitter of Facebook. Twee, drie zinnen, dan weet hij genoeg, zegt hij.

Laaggeletterden schamen zich. Ze halen alles uit de kast om hun gebrek te verbloemen. Als ze op het stadhuis of bij de dokter een formulier krijgen toegeschoven, mompelen ze dat ze hun leesbril zijn vergeten. Leliveld is een grote uitzondering. Tijdens vier ontmoetingen gunde hij me vrijelijk een inkijk in zijn bestaan.

Hij zat dit jaar in een speciaal klasje voor laaggeletterden die vooruit willen komen. Een van zijn klasgenoten fluisterde steeds als hij voor moest lezen. Tot Leliveld het niet meer uithield en zei: ‘Zet je strot toch open. We zitten hier allemaal voor hetzelfde.’

Leliveld is laaggeletterd en schaamt zich daar niet voor. Begrijpt hij een tekst niet, dan zegt hij dat gewoon. Hij kan er niks aan doen. Hij heeft altijd zijn best gedaan op school. Hij kan schrijven, maar moeizaam en niet aan elkaar. Dictee was altijd een fiasco. Rekenwerk? Een ramp.

10.30 uur. Hij whatsappt naar een kennis. Soms schrijft hij de tekst eerst op papier. Kon hij maar schrijven zoals hij praat. In teksten slaat hij woorden over en husselt hij ze door elkaar.

Een hekel aan school heeft hij nooit gehad. Ook niet toen hij op zijn elfde overstapte naar het buitengewoon lager onderwijs. Handenarbeid deed hij graag. Geschiedenis vond hij machtig interessant, vooral verhalen over de Tweede Wereldoorlog. Maar lezen, rekenen en schrijven bleven een probleem.

Voor alle duidelijkheid: Leliveld is niet dom. Het is een wijdverbreid misverstand dat laaggeletterden per definitie dom zijn. Iedereen met een IQ van boven de 80 kan leren lezen, rekenen en schrijven. Het IQ van Leliveld is gemiddeld: tussen de 90 en 110.

Ook aan doorzettingsvermogen ontbreekt het hem niet. Als volwassene bleef hij werken aan zijn lezen, rekenen en schrijven, eerst in zijn geboorteplaats Maastricht, later in zijn huidige woonplaats Dordrecht. Dat heeft hem gebracht waar hij nu staat. ‘Ik kan lezen, rekenen en schrijven. Tot een bepaalde grens.’

12.30 uur. Een brief van de apotheek. Ze krijgen een nieuwe naam. Dan weet hij genoeg. Bijsluiters leest hij nooit. Te ingewikkeld en te lang.

is als een beetje kunnen zwemmen. De meesten houden zich drijvend, als ze maar hard genoeg trappelen. Ze wagen zich nooit ver van de kant. Sommigen raken in paniek als ze geen grond meer onder de voeten voelen. Anderen gaan kopje-onder en verzuipen. En dan is er nog de groep die krampachtig water mijdt.

Wat de oorzaak is van laaggeletterdheid valt vaak moeilijk vast te stellen en verschilt van mens tot mens. Een zware vorm van dyslexie? Woordblindheid? Een IQ van minder dan 80? Slecht onderwijs? Of toch een los contactje in het brein? Leliveld kan alleen maar gissen. Tekort aan zuurstof bij zijn geboorte misschien?

Je kunt ook ooit geletterd zijn geweest, wat dus betekent dat je goed genoeg kon lezen, rekenen en schrijven, en later in je leven alsnog ongeletterd worden. Blijven toepassen, blijven oefenen, anders raak je vaardigheden dat geldt ook hier. Vermoedelijk zijn er daarom zoveel ouderen laaggeletterd. Alleen bij 65-plussers gaat het al om ruim 737 duizend mensen.

Foto’s: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

13.30 uur. Nog meer post. Een brief van het UWV. Een lange brief. Hij belt meteen. Of ze het hem telefonisch willen vertellen? De vrouw aan de lijn vraagt of hij de brief niet door de buurman kan laten voorlezen. Nee dus. De buurman heeft daar niks mee te maken, zegt hij.

Leliveld levert, ondanks zijn laaggeletterdheid, al zijn hele leven opmerkelijke prestaties. Hij slaagde de eerste keer voor zijn rijexamen, dus ook voor het theoretische deel. Dat dankte hij aan de instructieve plaatjes bij de opgaven en aan zijn rijinstructeur. Die wist hoe hij Leliveld moest aanmoedigen. Hij liet hem oefenen, oefenen, oefenen. Oefening baart kunst, ook bij een laaggeletterde.

En Leliveld vond werk als chauffeur en manusje-van-alles bij een bedrijf dat spiraalboren maakte voor de luchtvaartindustrie. Hij hoefde ‘gelukkig,’ zegt hij erbij, niet te solliciteren. Hij doorkruiste heel Duitsland, van Hamburg tot München. Duits sprak hij vloeiend, dat was hem met de paplepel ingegoten. Papierwerk aan de grens vond hij simpel als hij het één keer had gedaan.

Een zwaar auto-ongeluk bij Wiesbaden - op ‘7-6-1990 om 23.05 uur,’ hij weet het nog precies - maakte aan die droombaan een einde. Artsen stonden versteld dat hij het overleefde. Zijn revalidatie duurde eeuwig. Eén voet bleef verlamd.

Dus wilde hij worden omgeschoold tot instrumentenmaker. Zijn handen kunnen alles maken wat zijn ogen zien. Een cursus fijnmechanica had hij ook graag gevolgd. Maar de voorloper van het UWV wilde daar niks van weten. Dat vonden ze geldverspilling voor een man die toch niet goed genoeg kon lezen, rekenen en schrijven.

Als Leliveld dat vertelt, wordt hij weer nijdig. Hij noemt het ‘discriminatie.’ Laaggeletterden hebben een gebrek, maar ze hebben ook mogelijkheden en talenten die ze dolgraag gebruiken. Waarom worden ze als huisvuil aan de kant gezet?

Foto’s: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

15.00 uur. Hij plaatst een advertentie voor een motoronderdeel op Facebook. Een vriend in Leiden helpt hem bij het maken van een foutloze tekst.

Leliveld legde zich daar nooit bij neer. Hij runde als vrijwilliger een snoepwinkel bij een school. Hij werkte in België als particuliere taxichauffeur.

Later, na zijn huwelijk, verdiende hij de kost als handarbeider bij de sociale werkplaats in Dordrecht. Totdat hij zijn taxipapieren haalde en toch weer in die branche terechtkwam. Transport van terminale patiënten, kinderen met gedragsproblemen en hoogbejaarden die hem hun levensverhaal vertelden. Op den duur kon hij al die ellende niet meer aan.

En weer krabbelde hij op. Zijn vrouw zag een vacature die hem op het lijf was geschreven: een baan bij een autoschadebedrijf. De jobcoach van het UWV hielp hem met mails en ander papierwerk. ‘De enige goede jobcoach die ik ooit heb gehad.’ Leliveld bleek de ideale persoon voor die functie. ‘Rustig, geduldig, behulpzaam, klantvriendelijk, nooit te beroerd om te werken,’ zo omschrijft hij zichzelf.

Een prachtbaan die hij twee jaar hield. Tot hij tweeënhalf jaar geleden een heupfractuur opliep tijdens een motorongeluk. Inmiddels heeft hij wel erg veel fysieke beperkingen. Hij kan nog sleutelen aan zijn motor. Maar langer dan een uur houdt hij dat niet vol.

16.00 uur. De gemeente stuurt hem een e-mail dat ze paaltjes in zijn straat willen plaatsen. Daar is hij het niet mee eens. Hij ploetert op een kort bezwaarschrift. Het zweet staat hem in de handen. Later zal hij horen dat de tekst barstte van de fouten maar dat de inhoud duidelijk was.

Het is een prestatie van formaat dat Leliveld steeds weer aan de slag kwam. Laaggeletterden lopen een sterk verhoogde kans op Eigenlijk is het nog een wonder dat 57 procent van de laaggeletterden werkt. Laaggeletterden zijn vaak dan de doorsnee bevolking, hun is slechter, ze zijn veel minder maatschappelijk actief.

Columnist Henk Hofland noemde het vorig jaar in De Amsterdammer een schandaal ‘dat in een zich beschaafd noemend land meer dan een miljoen burgers intellectueel permanent invalide zijn.’ Hij verweet de overheid dat ze dat massaal functioneel analfabetisme al meer dan twintig jaar op zijn beloop laat. Nederland streeft naar de top van de kenniseconomie maar de laagste klassen ‘leven op de tast.’

Prinses Laurentien, oprichter en erevoorzitter van de Lezen & Schrijven, waarschuwde voor ‘een demografische omdat de kloof groeit tussen de mensen die het heel goed doen en de mensen die achterblijven. ‘Dat bedreigt de sociale cohesie.’

De Algemene Rekenkamer velde dit voorjaar een vernietigend over de overheidsaanpak van laaggeletterdheid. Volgens de Rekenkamer schat de regering het aantal laaggeletterden met 1,3 miljoen veel te laag in. Ze telt het aantal laaggecijferden niet mee, mensen die moeite met rekenen hebben. Terwijl die volgens de definitie van de minister van Onderwijs ook onder de laaggeletterden vallen. Verder laat de regering 65-plussers buiten beschouwing. De Rekenkamer becijfert het aantal laaggeletterden op ruim 2,5 miljoen.

Het onderzoek stelt verder vast dat het overheidsbeleid om laaggeletterdheid terug te dringen sterk tekortschiet. De overheid heeft niet eens een volledig beeld van die groep. Ze zou verschillende groepen laaggeletterden veel moeten benaderen en uiteenlopende methodes moeten hanteren die passen bij specifieke problemen. In de meeste regio’s zijn nu wachtlijsten voor taalcursussen. Nederland trok in 2013 nog geen 62 miljoen euro uit voor scholing van laaggeletterden. In , met een bevolking van 5,5 miljoen mensen, was dat 1,4 miljard euro.

Leliveld in de vergaderzaal van de Jehovah’s Getuigen Foto’s: Boudewijn Bollmann (voor De Correspondent)

20.00 uur. Leliveld kijkt naar een film op de Duitse tv. Want Duits verstaat hij. En op de Duitse tv zijn buitenlandse films altijd nagesynchroniseerd.

Dat sluit aan bij de ervaringen van Leliveld. Geen overheidsinstantie heeft hem ooit benaderd met de vraag hoe ze hem kon helpen met lezen en rekenen. Cursussen die hij volgde, deed hij op eigen initiatief. Het aanbod is erg beperkt en houdt te weinig rekening met de doelgroep. Les aan laaggeletterden, vindt Leliveld, moet je in een buurthuis geven, niet op een school. Dat schrikt mensen die zich schamen af.

Leliveld heeft het idee dat Nederlandse les aan buitenlanders op het moment voor gaat. Scholing aan Nederlandse laaggeletterden lijkt een ondergeschoven kind. En soms worden die twee op één hoop gegooid. Leliveld kreeg dit jaar les van een Turkse meneer, die deed of hij zijn leerlingen Nederlands moest leren. ‘Ik spreek vloeiend Nederlands, al is het met een Limburgs accent,’ zegt Leliveld beledigd. Hij is de laatste maanden niet meer naar school geweest.

Bij Leliveld is nooit onderzocht wat hij nou precies wel en wat hij niet kan en wat hij nodig heeft om vooruit te komen. Cursisten krijgen een soort eenheidspakket. Maar een standaard-laaggeletterde bestaat niet. De onderlinge verschillen zijn enorm en dat schreeuwt om scholing op maat.

Leliveld beantwoordt in geen enkel opzicht aan het stereotype beeld van een laaggeletterde. Als Jehova’s Getuige verkondigt hij Gods Woord. En hij is dol op vulpennen. ‘Om te showen,’ zegt hij en hij demonstreert wat exemplaren. Een klassieke Waterman, een glimmende Montblanc, een doodgewone Parker. En een Pelikaan uit 1953, met ivoor en bladgoud, die oorspronkelijk van zijn vader was.

21.00 uur. Leliveld, zijn vrouw en zijn zoon doen bijbelstudie. Ook Leliveld leest hardop voor. Desnoods maakt hij gebruik van een app van de Jehova’s Getuigen. Op de website kun je alle bijbelboeken vinden in voorgelezen versie. Dat geldt ook voor de tijdschriften van het genootschap: Wachttoren en Ontwaakt.

En welke laaggeletterde leert zijn vrouw nou kennen via een advertentie in De Telegraaf? Leliveld dus. Een zwager leverde de tekst. Die zwager en zijn zus lazen de brieven die daarop kwamen aan hem voor. Hij is alweer zestien jaar getrouwd.

Meer lezen?

Waarom Jori uit 4 vwo nog steeds niet kan schrijven Het compenseren van onvoldoendes met mooie cijfers is doodnormaal geworden op de middelbare school. Zo krijg je leerlingen die met een vlotte presentatie slagen voor Nederlands, terwijl ze geen fatsoenlijke zin op papier krijgen. Wat te doen tegen de compensatiecultuur? Lees het verhaal van Johannes hier terug Hoe een doodgewone school leerlingen aan het lezen krijgt In de zomervakantie lezen leerlingen het ene na het andere boek, is mijn ervaring als leraar Nederlands, zonder dat iemand hen daartoe verplicht. Dan hebben ze eindelijk rust: geen toetsen, geen Netflix en geen WiFi. Op mijn school probeer ik leerlingen ook tijdens het schooljaar aan het lezen te krijgen. Hoe? Een verhaal over boekenlijsten, Wolkers en literair badmintonnen. Lees het verhaal van Johannes hier terug Heel Nederland ontbijt bij de Hema Je hoort hier alle talen van de wereld, ook hypercorrect Nederlands: ‘Als ik u niet ontrief.’ Elke maand hang ik rond op een plek waar iedereen weleens komt, maar waar niemand het fijne van weet. Dit keer: het zelfbedieningsrestaurant van de Hema in het centrum van Dordrecht. Lees mijn verhaal hier terug