Altijd die smartphone: zijn er ook andere manieren om te wachten?
Recent kondigde ik aan als correspondent Keuzevrijheid maandelijks een automatisme onder de loep te zullen nemen. Ik begin met iets zeer alledaags en onopvallends: manieren om te wachten.
Het is spitsuur, de trein heeft een paar minuten vertraging, het perron staat vol. Zo ver als mijn blik reikt, zie ik medereizigers met gebogen hoofd over het schermpje van hun telefoon gebogen staan. De enige uitzondering is een oude dame.
Dezelfde observatie kan ik doen bij de bushalte, bij de kassa van de supermarkt, of in de apotheek. Zeer zelden zie ik nog iemand gewoonweg wachten. Dat dit mij pas recent is opgevallen, is wellicht omdat ik zelf ook een blueface ben. Zodra ik een poosje moet wachten, trek ik mijn telefoon - en soms is dat poosje niet langer dan de twintig seconden bij het stoplicht, netjes op een aftelschermpje aangegeven ter geruststelling van de drukbezette mens.
Dat aftellende stoplicht is een teken des tijds. Het bestaat in Nederland nog geen tien jaar, maar het rukt op. Ook auto’s leren aftellen. We hebben steeds minder geduld met wachten, zo lijkt het. Eigenlijk doen alleen oude mensen het nog. De rest van ons besteedt die seconden aan iets anders: de smartphone. Ik ben nieuwsgierig wat dat over ons zegt.
Manieren om te wachten
De dichter Joke van Leeuwen schreef in 2001 een gedicht over Vier manieren om op iemand te wachten. Zittend, staand of lopend bijvoorbeeld, ‘naar de ramen / en terug en toch weer naar de ramen’. Schreef zij dit nu, dan zou ze misschien toevoegen: ‘dwangmatig scrollend door je laatste appjes.’
Van alle denkbare mogelijkheden zie en gebruik ik er doorgaans maar één: mijn smartphone
De lege, onbezette tijd tussen twee handelingen biedt in principe allerlei keuzemogelijkheden, niet ten laatste de optie om die tijd leeg te laten. Ik heb me al vaker voorgenomen om op een andere manier te wachten. Ik zou bijvoorbeeld kunnen mijmeren, praatjes aanknopen, rondkijken of lezen. In theorie zou ik ervoor kunnen kiezen om telkens als ik op de waterkoker wacht, de handstand te oefenen, of een minder acrobatische manier kunnen vinden om de wereld in al die ‘tussentijd’ vanuit een ander perspectief dan mijn WhatsAppvenster te bezien. In werkelijkheid overweeg ik dat niet eens. Van alle denkbare mogelijkheden zie en gebruik ik er doorgaans maar één: mijn smartphone.
We gebruiken onze telefoons steeds meer. Net als veel anderen word ik daar onrustig van, en zou ik graag minder naar mijn schermpje willen staren. Apps die ontworpen zijn om daarbij te helpen, hebben namen als Quality Time, bSocial en BreakFree.
Wat zegt wachten over ons?
Het is de onnadenkende reflex bij uitstek: even op het knopje drukken. Maar ik heb zelden een positieve reden om het te doen, laat staan dat ik er een goed gevoel aan overhoud: als ik mijn telefoon weer weg doe, voel ik me vaak onrustig en gedachteloos. Ik vraag me af: wat zie en bedenk ik allemaal niet terwijl ik naar mijn schermpje staar? Waarom doe ik het eigenlijk, en waarom is het zo moeilijk om het te laten? En wat leer ik daarvan over de werking van automatismen?
Dus ga ik deze maand proberen om niet naar mijn telefoon te grijpen tussen twee handelingen. In plaats van over mijn schermpje buig ik me over de vragen: Hoe wachten wij tegenwoordig, en wat zegt dat over ons? Zijn er ook andere manieren van wachten? Hoe werd er vroeger of elders gewacht?