Waarom privacy het meest bedreigde mensenrecht van onze tijd is (en hoe het te beschermen)
Op 13 september 2016 verscheen ons boek Je hebt wél iets te verbergen: het resultaat van drie jaar onderzoeksjournalistiek naar de talloze onzichtbare manieren waarop onze privacy wordt geschonden.
Wat weten bedrijven en overheden over ons? Hoe verzamelen zij die informatie? Waarom zijn zij zo geïnteresseerd in onze meest intieme data? En: welke consequenties heeft dit voor ons en voor de samenleving?
Op 13 september 2016 verscheen ons boek Je hebt wél iets te verbergen - Over het levensbelang van privacy. Het boek is het resultaat van drie jaar journalistiek onderzoek naar bovenstaande vragen. Tegelijkertijd is het óók een verslag van onze zoektocht naar het belang van privacy.
Want waarom moeten wij ons eigenlijk zorgen maken over wat Google en Facebook allemaal over ons weet? Wat is er mis met een Belastingdienst die iedere Nederlandse belastingbetaler door en door kent? Hoezo is het een probleem als de AIVD die internetkabels aftapt waar óók onze digitale communicatie doorheen stroomt? En: waarom is ‘ik heb toch niets te verbergen’ - de uitspraak die in iedere privacydiscussie opduikt - een naïeve en zelfs gevaarlijke uitspraak?
Dé uitdaging voor journalisten die over privacy en surveillance schrijven is het onzichtbare zichtbaar te maken
Dé uitdaging voor journalisten die over privacy en surveillance schrijven is het onzichtbare zichtbaar te maken. Want de jacht op onze persoonsgegevens vindt plaats onder de oppervlakte, buiten ons zicht om. We zien niet hoe honderden bedrijven online ons gedrag registreren. We zien niet hoe overheidsdiensten onze data uitwisselen en analyseren. We zien niet welke, soms verregaande, gevolgen dit heeft voor de koers van onze levens. Laat staan dat we zien dat fundamentele bouwstenen van een gezonde democratie - autonomie, het non-discriminatiebeginsel, burgerschap - door deze onzichtbare surveillance onder druk komen te staan.
Om het onzichtbare zichtbaar te maken was een nieuw soort onderzoeksjournalistiek nodig. Zo hebben wij de afgelopen drie jaar smartphones gekraakt, wifi-netwerken gehackt, internetverkeer onderschept, sociale media ontleed, databases leeggetrokken en hackavonden gehouden. En: honderden privacyvoorwaarden uitgekamd, tientallen openbaarheidsverzoeken ingediend, hoge ambtenaren aan de tand gevoeld en honderden deskundigen en denkers in binnen- en buitenland gesproken, onder wie Ashkan Soltani, Helen Nissenbaum, Solon Barocas en Bert-Jaap Koops.
De opzet van ons boek
In het boek laten wij allereerst zien dat twee van de apparaten die wij bijna allemaal dagelijks gebruiken - de smartphone en de laptop/computer - eigenlijk surveillance-apparaten in vermomming zijn. We gaan op zoek naar een antwoord op de vraag waarom wij allemaal zeggen privacy zo belangrijk te vinden, maar ons daar totaal niet naar gedragen. We constateren dat de manier waarop wij privacy begrijpen - en de manier waarop het in het recht is verwerkt - hopeloos verouderd is, met als gevolg dat onze privacy continu geschonden wordt.
Daarna buigen wij ons over de veiligheid van onze informatie. We gaan met een hacker op stap en laten zien hoe simpel het is toegang te krijgen tot de intieme informatie van gewone burgers. We beantwoorden de vraag hoe het toch kan dat internettechnologie fundamenteel onveilig is en ons allemaal structureel kwetsbaar maakt.
Dan verplaatsen wij onze blik naar enkele van de meest datagulzige partijen. We zoomen in op de manier waarop de Nederlandse overheid met onze data omgaat, met de Belastingdienst als veelzeggende casus. We gaan in op de greep van Google, Facebook en datahandelaren op de data van miljarden consumenten. En we diepen een essentiële eigenschap van moderne surveillance uit: de publiek-private samenwerking tussen overheden en bedrijven. Hoewel hun doelen verschillen, is hun middel vaak hetzelfde: zoveel mogelijk data over ons verzamelen.
Vervolgens beantwoorden we de vraag: waarom zijn overheden en bedrijven zo geïnteresseerd in onze data? We zullen laten zien om welke redenen onze gedragsgegevens als het nieuwe goud worden gezien. Welke wetenschappelijke ideeën hieraan ten grondslag liggen. En welke drijvende krachten de datazucht zullen blijven stuwen.
Dan zullen we het idee dat privacy een puur individuele aangelegenheid is loslaten en gaan we op zoek naar de collectieve waarde van privacy. We leren van het werk van belangrijke denkers en geweldige journalisten dat het gebruik van persoonlijke gegevens enkele fundamentele waarden onder druk zet. Zoals: burgerschap, non-discriminatie, de onschuldspresumptie, solidariteit, autonomie en de democratie zelf.
Vervolgens slaan we een zijpad in en verdiepen we ons in, jawel, de opwarming van de aarde. Het blijkt dat er voor de privacybeweging veel te leren valt van de activisten, politici, juristen en wetenschappers die de opwarming van de aarde de afgelopen twintig jaar pontificaal op de kaart hebben gezet. We eindigen dit gedachte-experiment met zeven lessen van de successen van de klimaatstrijders waar privacystrijders iets aan kunnen hebben.
Tenslotte hebben wij een digitale zelfverdedigingsgids gemaakt. Hiermee kunnen lezers zichzelf wapenen tegen de dataverzamelwoede van overheden en bedrijven.
De afgelopen drie jaar ontdekten wij hoe belangrijk dat is. Maar alleen je digitale communicatie beveiligen is niet genoeg. Wat nodig is, is een mentaliteitsverandering. Privacy is van levensbelang. We hopen dan ook dat je na het lezen van ons boek nooit meer zegt dat je niets te verbergen hebt.