In Zuid-Soedan staan honderden kinderen klaar om soldaat te worden. Ze raken zwaar beschadigd
Unicef waarschuwt vandaag dat honderden kindsoldaten op het punt staan te worden ingezet in de escalerende burgeroorlog in Zuid-Soedan. Vorig jaar bezochten Andreas Stahl en ik het land om getuige te zijn van de vrijlating van 654 kindsoldaten. We zagen toen wat oorlog met hen deed, en hoe moeilijk het is om hen weer kind te laten zijn.
Dit jaar zijn al meer dan 650 kinderen gerekruteerd door gewapende groeperingen in Zuid-Soedan, stelt Unicef. Slecht nieuws, en een breuk met de positieve trend van vorig jaar, toen 1.775 kindsoldaten werden vrijgelaten. Het is het zoveelste slechte bericht uit het door oorlog geteisterde land. Ruim 250.000 kinderen hebben een schrijnend gebrek aan voedsel en ruim negenhonderdduizend kinderen zijn op de vlucht geslagen in eigen land.
Kinderen worden in Zuid-Soedan vaker ingezet om te vechten. Ze zijn berucht om hun roekeloosheid en gewild bij krijgsheren omdat ze vaak zonder tegensputteren opdrachten uitvoeren. Ouders sturen hun kinderen niet graag mee, maar doen dit soms uit noodzaak. In tijden van armoede en voedselschaarste is aansluiting bij een gewapende groepering soms de beste kans om te overleven.
Nu het geweld in Zuid-Soedan escaleert, vervallen gewapende groepen in hun oude gewoonten. Daarmee wordt veel werk dat de afgelopen jaren is verzet tenietgedaan. Want een kind stapt niet zomaar uit een oorlog. Het duurt soms jaren voordat het normaal functioneert, en weer kind kan zijn. In de onderstaande reportage laat ik zien hoe moeilijk dat is, en wat het met een kind doet wanneer het wordt gedwongen om mee te vechten in een oorlog.
Wat doet een oorlog met een kindsoldaat?
Het is maart 2015. Op het dorpsplein van Lekuangule, een armoedig gehucht in het uiterste oosten van Zuid-Soedan, zitten tweehonderd kindsoldaten van de Cobra Faction in de schaduw van een paar bomen bijeen. Verveeld luisteren ze naar een toespraak van een commandant van het Zuid-Soedanese leger, die hen uitlegt dat ze vanaf vandaag niet meer mogen vechten. Ze zien er vermoeid uit, maar de opwinding in de ogen van een enkeling verraadt dat ze goed beseffen waarom ze hier zijn.
Na de toespraak zijn ze vrij.
Als ze eindelijk op mogen staan en een paar jongens hun wapens met ceremoniële allure hebben afgelegd, lopen ze naar een stoffig veldje met een paar tenten eromheen. Nadat ze wat hebben gegeten en gedronken en er een bal in de groep wordt gegooid, beginnen ze te joelen en te schreeuwen. Het mondt uit in een indrukwekkende explosie van kinderlijke vreugde.
‘Ik heb al twee jaar niet gespeeld,’ zegt David (15), een kleine jongen met een geel uitgeslagen stuk verband om zijn voet. Achter hem stormt een massa juichende kinderen achter een bal aan, daarachter dansen tientallen jongens in een grote kring.
Maar het verleden hangt als een schaduw over het ontluikende geluk heen. Je ziet het in de enkeling die zich afzondert in een rustig hoekje, het jongetje dat met een harde vuistslag zijn vriendje in het gezicht slaat, de jongens die hun slaapmat als een geweer over hun schouder dragen. Het zijn gewoonten uit een tijd dat ze volwassen mannen moesten zijn. Mannen die doodden, vrienden zagen sterven en hun emoties voor zichzelf hielden.
‘Ze dragen een last met zich mee waarvan ze zich moeten bevrijden om weer kind te kunnen zijn,’ zegt John Collins, een klinisch psychiater die namens Unicef de kinderen opvangt en begeleidt.
In de eerste twee maanden van 2015 kwamen al 660 kinderen tussen de acht en zeventien jaar oud vrij, eind maart 2015 kwamen daar 654 kinderen bij. De maanden erna zou dit oplopen tot 1.775, een van de grootste vrijlatingen van kindsoldaten ooit.
Aan Collins en zijn team om tweeënhalf jaar lang te helpen weer onderdeel te worden van het normale leven. Maar hoe maak je van een mogelijk moordenaar weer een kind?
Waarom de kinderen worden vrijgelaten
Zuid-Soedan kiest op 9 juli 2011 voor onafhankelijkheid. Het land verkeert in een staat van gelukzalige extase, maar is straatarm en er sluimeren nog talloze onopgeloste conflicten.
Ruim 12.000 kinderen vechten mee in de huidige burgeroorlog
Een van die conflicten speelt zich af in de afgelegen Piborregio in het onderontwikkelde oosten van het land. Daar begint de South Sudan Democratic Army (SSDA) Cobra Faction in 2010 een gewapende strijd tegen de Zuid-Soedanese overheid om een einde te maken aan de marginalisering van de Murle-stam. Vier jaar later komen ze een staakt-het-vuren overeen.
Zuid-Soedan wordt op dat moment verscheurd door een allesvernietigende burgeroorlog, die eind 2013 uitbarst als president Salva Kiir van de Dinka-stam en vice-president Riëk Machar van de Nuer-stam bloedig met elkaar botsen. Terwijl overal in het land kinderen worden geronseld om mee te vechten in die strijd, besluit de Cobra Faction op te gaan in het nationale leger en alle 3.000 kindsoldaten vrij te laten.
Het is een van de weinige lichtpuntjes. Want hoe verder de burgeroorlog zich uitbreidt, hoe meer kinderen door het geweld worden getroffen. Volgens de VN hadden begin 2015 ongeveer een half miljoen kinderen psychologische hulp nodig en liepen 50.000 kinderen het risico in de komende maanden te verhongeren. Ruim 12.000 kinderen vochten mee in de burgeroorlog.
De verweving tussen dagelijks en militair leven
Een dag voor de vrijlating in Lekuangule, zitten honderden rebellen in lange rijen op het dorpsplein om hun laatste loon te ontvangen en zich aan te melden bij het nationale leger. In de schaduw onder de bomen zitten gezinnen en wordt gekookt. De vrouwen reizen met hun mannen mee, of ze nu voor de rebellen of het leger vechten.
De verweving van het dagelijkse en het militaire leven maakt de stap voor kinderen om zich aan te sluiten bij de Cobra Faction klein. De regio is extreem arm en de strijders zijn populair bij de lokale bevolking. Ieder kind betekent een mond extra om te voeden en als dat niet meer lukt is de stap snel gemaakt. Bij de factie krijgen ze geld, voedsel en een wapen om zich te verdedigen.
Voor strijdgroepen zijn kinderen nuttige krachten. Ze zijn energiek en loyaal en denken niet goed na over de gevaren. Het maakt hen roekeloos en gevreesd. Vaak worden ze ingezet als spion, om in vijandelijk gebied informatie in te winnen en helpen ze met het dragen van wapens of het opmaken van bedden.
Tijdens de vrijlating van de kindsoldaten blijkt uit niets dat de gemeenschap opgetogen is. Geen moeders die hun kinderen opwachten, weinig belangstelling van omstanders en het grootste deel van de 654 kinderen komt pas in de loop van de week opdagen. Ze zijn nog te druk met het in de gaten houden van het vee.
Hoe vang je de kinderen op?
Hoe overtuig je deze samenleving ervan om kinderen niet meer te laten meevechten? Dat begint met hen te laten zien dat het leven beter wordt als ze dat niet doen, stelt Collins. Het vergt een brede aanpak, waarvan de hele samenleving profiteert.
Daarom krijgen niet alleen de 3.000 bevrijde kindsoldaten de kans om naar school te gaan, alle 20.000 kinderen uit de Piborregio mogen dat. Stamleiders zijn gevraagd sociaal werkers aan te wijzen die de kinderen zullen begeleiden, vrouwen worden aangenomen als kok, leraren worden opgeleid. Zo profiteert iedereen.
Sommige ouders voelen zich duidelijk schuldig dat hun kind als rebel eindigde, anderen zeggen dat ze geen andere keuze hadden
En dan, als blijkt dat het leven beter wordt, toont de samenleving een heel ander gezicht.
Collins: ‘We merken dat aan ouders, die soms kilometers lopen door moeilijk terrein om met ons te praten over de problemen van hun kind. Sommige ouders voelen zich duidelijk schuldig dat hun kind als rebel eindigde, andere zeggen dat ze geen andere keuze hadden. Maar ze erkennen dat hun kinderen soms moeite heben om te aarden in het normale leven en zijn bereid om te helpen.’
Trine Utne, een sociaal werkster uit Noorwegen, knikt: ‘De samenleving heeft zo haar mechanismen om met deze problemen om te gaan. Die zijn belangrijk om het kind weer kind te laten worden. De betrokkenheid van familie is daar een van de belangrijkste van.’
In Noorwegen werkt ze met kindsoldaten die zijn gevlucht uit oorlogslanden. Die hebben veel meer problemen dan de kinderen die thuisblijven, stelt ze. ‘Zij ervaren een dubbel trauma: eerst verlaten ze de oorlog, dan arriveren ze in een samenleving die helemaal nieuw voor hen is. Dat zorgt voor frustraties en dan gaat het vaak mis. Het is beter als de kinderen in de eigen samenleving blijven. Daar ligt de sleutel tot succes.’
Opeens loopt het uit de hand
Meer dan op de kinderen zelf, richt Collins zich dan ook op de omgeving van het kind. ‘De mensen die dag en nacht bij hen zijn. Hun ouders, sociale werkers en leraren,’ zegt hij.
Collins: ‘Zij worden betrokken bij de opvang en worden geïnstrueerd hoe ze moeten omgaan met de kinderen. Het is belangrijk dat ze consequent en aanmoedigend zijn. De kinderen moeten beseffen dat ze in een veilige omgeving zijn die ze kunnen vertrouwen.’
Dat gaat niet altijd gemakkelijk. In Gumuruk, het dorp waar in februari 249 kindsoldaten werden vrijgelaten, ontstonden in de eerste 48 uur na de vrijlating veel problemen. Er werd met stenen gegooid en gevochten. Een jongen kwam terug met een kalasjnikov om verhaal te halen. De situatie was uiterst gespannen, maar het team loste het op.
Collins: ‘Werken met deze kinderen kan onverwacht en uitdagend zijn. Daar moet je je mensen op voorbereiden. Kijk naar de vroege waarschuwingssignalen. Wacht niet tot het vechten begint. Het omgaan met dit soort kinderen is vooral een zaak van gezond verstand.’
In Lekuangule verloopt alles de eerste dagen rustig. Geen wapens, stenengooiers of huilende kinderen. Tien oudere kinderen die in de Cobra Faction ook leiding gaven, zijn aangewezen als groepsleiders. Met militaire discipline roepen ze orders naar de anderen, die zich al even volleerd in lange rijen opstellen om hun handen te wassen.
Het gebeuren heeft op sommige momenten iets weg van een schoolkamp, maar in de afzondering van een van de hutten komen de verhalen. Kinderen vertellen dat ze nachtmerries hebben, denken vaak terug aan de doden die ze zagen, zijn boos op het leger. Vier kinderen hadden bij binnenkomst onbehandelde schotwonden, anderen malaria of huidinfecties.
David ziet de lijken nog voor zich
David komt in de hut nog maar amper uit zijn woorden. Aan zijn voet kleeft het gele verband, volgens de dokter mogelijk een teken van koudvuur. Een commando schoot hem in zijn voet, hij overleefde maar net.
In 2012 sloot hij zich aan bij de Cobra Faction, nadat zijn ouders waren vermoord door soldaten van het leger. Zijn oom was niet in staat hem te voeden en raadde hem aan de wapens op te nemen. Daar werd hij ondergebracht bij een groep van honderd rebellen, waaronder zes kinderen.
Ik wil dokter worden om mijn samenleving beter te maken
David: ‘Het leven was zwaar. We sliepen zonder muggennetten, moesten veel lopen, hadden honger en dorst en ik moest vaak heel zware dingen dragen. Als we werden verslagen, werden de kinderen vaak achtergelaten. Ze stierven. Ik zie de lijken nog steeds voor me als ik slaap.’
Nu hij vrij is, wil hij net als alle andere kinderen graag naar school. ‘Ik ben een wees, dus niemand zal me helpen. Als ik naar school ga kan ik mezelf helpen. Ik wil dokter worden om mijn samenleving beter te maken,’ zegt hij.
Maar het verleden draagt hij als een last met zich mee. ‘Toen ik gisteren op het plein stond om mijn loon te ontvangen zag ik soldaten van het leger. Ook al is er nu vrede, ik voel nog steeds woede als ik hen zie. Veel kinderen hebben net als ik door hen hun ouders verloren. Mijn vrienden zijn door hen gedood, ik kan je hun botten laten zien. Dat zal ik nooit vergeten.’
De toekomst ligt bij de kinderen
Terwijl de zon zakt en de nieuwbakken koks hun spullen inpakken om naar huis te gaan, concludeert Collins dat het harde werk niet voor niets is.
Na zes weken blijkt het zorgwekkende gedrag (met name de agressie en de nachtmerries) van de kinderen uit de eerste vrijgelaten groepen voor de helft te zijn afgenomen. Ruim de helft van de kinderen keert alweer terug naar huis. De verwachting is dat er meer zullen volgen wanneer hun ouders terug zijn met het vee, half april.
Maar dan wordt Collins gebeld. Slecht nieuws: op de dag van de vrijlating in Lekuangule zijn er in Ler, een stad in het midden van Zuid-Soedan, honderden kinderen gegijzeld om mee te vechten in de huidige burgeroorlog.
Hij zucht: ‘Uiteindelijk moeten de oorzaken voor oorlog worden weggenomen. Dat is aan de overheid. In Zuid-Soedan is niets. Geen wegen, onderwijs, veiligheid of voedsel. Als kinderen geen kansen krijgen, blijft daar altijd de optie om te vechten, en dat maakt alles kapot. De samenleving moet zich ontwikkelen om hen betere opties te bieden.’
Hij wrijft met zijn hand over zijn bezwete gezicht en vervolgt: ‘Deze kinderen krijgen hier een kans daar aan bij te dragen. Want uiteindelijk ligt de toekomst van dit land bij hen. Zij zijn het die hun land moeten opbouwen en de nodige veranderingen moeten doorvoeren. Wij proberen hen de kansen te bieden om hierin te slagen.’
Dit verhaal is mede mogelijk gemaakt met steun van het Postcode Loterij Fonds van Free Press Unlimited.