Populair? Check.

Internationaal geaccepteerd? Check.

Volstrekt misleidend? Check.

Desalniettemin beleidsbepalend? Check.

Waar ik het over heb? Over de medaillespiegel. De medaillespiegel, voor wie het is ontgaan, is een ranglijst van de landen die meedoen aan de Olympische Spelen. Het land met de meeste gouden medailles staat bovenaan, daarna het land met het meeste zilver, daarna het land met het meeste brons.

Het is de totempaal waar en fans tijdens de Spelen rond dansen. Meestal direct na het winnen van een gouden medaille: staan we weer in de top tien? Als dat zo is - ook al is het maar eventjes - dan we tevreden over ‘waar een klein land groot in kan zijn.’ Als dat niet zo is, dan halen we er gewoon de Winterspelen bij. toch weer top tien!

En het is meer dan een speeldingetje voor media en fans wereldwijd. Een toptienklassering in de medaillespiegel is wat sportkoepel NOC*NSF zichzelf ten doel stelt. En het is een aspect voor financiering geworden - hoe kansrijker een sport voor een medaille is, hoe meer geld de sport krijgt.

Sterker: het is sinds 2005 kabinetsbeleid dat Nederland in de van de medaillespiegel eindigt.

Wat allemaal geen probleem zou zijn, als de medaillespiegel een zinvolle weergave zou zijn van de sportieve prestaties van een land. Maar dat probleem is er wel. Want de medaillespiegel is een gênant slecht instrument om sportief succes mee te meten.

Moeilijk of makkelijk, goud is goud

Het maakt immers voor de medaillespiegel niet uit welke medailles je wint. Goud is goud. Of het zes makkelijke medailles waren, of drie moeilijke, de medaillespiegel lacht erom.

Maar heb je als sporter, land of sportbond veel bereikt als je zes medailles wint? Heb je meer bereikt dan het land met de drie medailles? Kan het land, de sportbond of het kabinet met tien medailles zich harder op de schouders kloppen?

Kan het land, de sportbond of het kabinet met tien medailles zich harder op de schouders kloppen?

Hint: nee.

Een medaille voor - zeg - Dafne Schippers op een sprintnummer is moeilijker, indrukwekkender, prestigieuzer dan – zeg – een handboogschietmedaille, een snelwandelmedaille, of een BMX-medaille. En die ene medaille die in teamsporten zoals hockey, basketbal of volleybal is te verdienen, is bijzonderder dan een van de tientallen zwemmedailles.

Maar niet volgens de medaillespiegel.

Een volleyballer, basketballer of hockeyer kan in zijn carrière hooguit vier keer goud winnen. Zwemmers kunnen er al in enkele dagen meer winnen - en doen dat ook. De Amerikaanse zwemmer Michael Phelps won op vier Olympische Spelen 23 gouden medailles, en wordt vaak als de grootste Olympiër aller tijden. Verdient hij die titel ook?

Hint: nee.

Phelps is een geweldige zwemmer, de beste zwemmer uit de geschiedenis voor mijn part. Maar hij profiteert ervan dat in elke zwemslag meerdere medailles te verdienen zijn, en dat de concurrentie in het zwemmen relatief beperkt is.

Vergelijk dat met atletiek. Ook in de atletiek zijn veel medailles te vergeven. Maar je kunt nauwelijks én hordenlopen en sprinten, of speerwerpen én kogelstoten. Dafne Schippers moest kiezen tussen de zevenkamp en de sprint. De concurrentie is simpelweg te groot.

De medaillespiegel is een typisch voorbeeld van een maatstaf die niet meet wat belangrijk is, maar wat makkelijk te meten is. Een beetje zoals de in het voetbal of het in de politieke economie.


En toch is precies dat het beleid


Je zou dus zeggen: de medaillespiegel is niet echt een maatstaf waaraan je je prestaties moet afmeten of je beleid op moet baseren. En toch is dat precies wat er gebeurt.

In Nederland is het halen van de top tien sinds het tweede kabinet-Balkenende een nationale doelstelling. In 2010 presenteerde sportbond NOC*NSF een die in kaart bracht wat nodig was om dit te bereiken. Er moest meer geld naar de sport, en het geld diende efficiënter te worden besteed. More money in, more medals out, heette het. Er kwam, zoals NOC*NSF-baas Maurits Hendriks het noemde, een ‘focusbeleid’ gericht op kansrijke sporters.

Nederland stapte daarmee in de voetsporen van Australië, dat weer in de van de communistische landen stapte, die stelselmatig sporttalent opspoorden en opleidden – of of hormonaal – om zo hoog mogelijk op de medaillespiegel te eindigen, ter meerdere eer en glorie van het land en de ideologie.

Het resultaat van het mikken op medailles was dat er in 2012 - toen het geld werd - in minder sporten meer geld werd gestoken. Ook al werden moeilijke sporten als atletiek en turnen niet verwaarloosd, met name kleine, kansrijke sporten als judo, paardensport en zwemmen extra geld, en sporten die eerder succes hadden geboekt.

Waar leidt dit toe?

Er mag op meer medailles zijn gestuurd, maar meer medailles zijn er niet gekomen. Acht goud, zeven zilver, drie brons was de nationale score in Rio - niet meer dan in Londen, en geen top tien, zoals de doelstelling luidde. Teleurstellend, Hendriks.

Hoe het nu verder moet? We kunnen mikken op nog meer medaille-efficiency. Dat doen bijvoorbeeld de Australiërs. Die al langer naar mensen met de juiste eigenschappen die met relatief weinig training al medaillekandidaten zijn. Bobsleemedailles, bijvoorbeeld. Ook NOC*NSF is daarmee begonnen, met de NOC*NSF

Dit voelt toch als het sportieve equivalent van koopjesjagen. Als er ergens nog een goedkope medaille is, dan vinden we hem wel. En dat alles vanwege die stupide medaillespiegel.

Kan het beter? Ik geef toe: dat is lastig. Al was het maar omdat Nederland dan in zijn eentje afwijkt van de mondiale medaillerace. Niettemin: je zou zelf kunnen bepalen welke medailles je belangrijk vindt, en welke niet.

Dit voelt toch als het sportieve equivalent van koopjesjagen

De website FiveThirtyEight gaf daartoe een mooie aanzet. Het probeerde het prestige van medailles te kwantificeren. Het de medailles die in elke sport te vergeven zijn voor de populariteit van die sport, waarbij de populariteit werd gemeten aan de hand van wereldwijde Op de ranglijst die daaruit voortkwam, eindigde Nederland acuut

Een interessante poging, maar met gebreken. Schaatsen is bijvoorbeeld wereldwijd gezien een margesport, maar in Nederland cultureel erfgoed. Een mogelijke oplossing zou zijn om naar de Nederlandse kijkcijfers van de Olympische Spelen van Londen en Sotsji te kijken. (Wegens het tijdverschil was Rio niet handig als meetinstrument).

Maar hoe je het ook doet, de toewijzing blijft altijd Je kunt je sowieso afvragen waarom we eigenlijk tot de top tien van de wereld willen horen. Een nationaal debat erover is er volgens mij niet geweest. En als we dat wel willen, dan moet er ook meer geld naar de sport.

Maar laten we stoppen met de ambitie een toptienland te zijn, als dat betekent top tien in een van de meest ranglijsten die je kunt bedenken.

Wil je op de hoogte blijven van mijn verhalen? Sport is een hypercompetitieve wereld die bol staat van innovatieve en archaïsche ideeën. Je kunt vechten of vluchten voor competitie. In mijn nieuwsbrief houd ik je op de hoogte van de artikelen die ik publiceer voor De Correspondent, deel ik de mooiste sportverhalen uit andere media en geef ik nutteloze feitjes die je kunt doorvertellen in de sportkantine of de kroeg.
Schrijf je hier in voor mijn nieuwsbrief

Meer lezen?

Nu Caster Semenya de 800m voor vrouwen heeft gewonnen, zal de controverse weer oplaaien: ze is te mannelijk De Zuid-Afrikaanse hardloopster Caster Semenya won zondag de favoriet op de 800 meter in Rio. De discussie zal losbarsten: had Semenya wel mogen meedoen, met haar ‘mannelijke’ testosteronniveau? Atletiekbond IAAF krijgt in deze kwestie advies van een vrouw die als transgender heeft ervaren wat testosteron met je lichaam doet. Ze heeft een opvallend standpunt. Lees mijn verhaal over vrouwen met een verhoogd testosterongehalte hier terug Als Nederland zo’n zwemland is, waarom hebben we dan niet veel méér Ranomi Kromowidjojo’s? Vandaag zwemt Ranomi Kromowidjojo de 100 meter vrije slag op de Olympische Spelen. De kans is groot dat ze de beste race van haar leven zal zwemmen. Het zal het beeld van Nederland als topzwemland bevestigen. Maar de realiteit is: eigenlijk hebben we geen idee hoe zwemmen werkt. Daarom hebben we maar één in plaats van acht Ranomi’s. Lees mijn verhaal over Ranomi Kromowidjojo hier terug