Topsport? Nee, het Nederlandse voetbal functioneert als een gezelligheidsvereniging
Er gebeurde iets opvallends toen het nieuws naar buiten sijpelde dat Ruud Gullit de nieuwe assistent-bondscoach van het Nederlands elftal zou worden.
Er gebeurden ‘euhs’.
Een aantal fraaie euhs kwamen van AZ-trainer John van den Brom, toen NOS-verslaggever Joep Schreuder hem vroeg of Gullit een goede keus was.
Van den Brom: ‘Naaaa, ze hebben nu eeeeeuh, eigenlijk drie hoofdtrainers eeeuh, op de bank zitten, en eeeuh, en ik denk dat euh, dat er drie jongens zitten die eeeuh, nouuuu megaveel ervaring euh mee euh mee hebben, en dat ze dat euh, uiteindelijk moeten gaan overbrengen op die gasten.’
De mooiste kwamen van voetbalanalyticus Youri Mulder toen presentator Tom Egbers hem in Studio Voetbal hetzelfde vroeg.
Mulder: ‘Euh, nou ja, kijk… je kunt je afvragen, euhmmm…’
Nu geloof ik dat ik intussen kan vertalen wat Mulder zei. Ik geloof dat hij zei: ‘Nee, dat is geen goede zaak.’ (Zelf kwam hij uiteindelijk tot: ‘Je kunt er je vraagtekens bij stellen.’)
Dit soort kritiek – hoe versleuteld ook – is zeldzaam in het voetbal. Want wie weet werk je ergens nog eens met iemand samen. Die kans is vrij groot, in een branche waarin trainers snel worden ontslagen, en waarin de vijver van mogelijke trainers nauwelijks groter lijkt dan de vijftig beste voetballers van een generatie terug.
Maar het betekent ook dat zelden de waarheid wordt gezegd. Of in elk geval een poging wordt ondernomen iemand te toetsen op heldere criteria. En dat leidt tot een vreemde tegenstelling tussen wat er op het veld en naast het veld gebeurt.
Op het veld is het voetbal een keiharde meritocratie – als je niet goed genoeg kunt voetballen, val je razendsnel af. Maar naast het veld - in de dug-outs, bestuurskamers en televisiestudio’s - is voetbal een gemoedelijke herensociëteit.
Een plek, zoals de journalist Michael Lewis ooit schreef in Moneyball, waar geen mate van incompetentie bestaat die niet wordt geaccepteerd.
Van Londen naar Tsjetsjenië
En dit maakt de kritiek van Mulder en Van den Brom interessant. Kennelijk is Gullits mate van incompetentie wél onacceptabel.
Nu vind ik het lastig te oordelen over Ruud Gullit. Dat wil zeggen: over Gullit als trainer. Als speler was hij geweldig. Twee keer werd hij gekozen tot wereldvoetballer van het jaar. Op de toppen van zijn kunnen speelde hij een heel ander spel dan de meeste van zijn tegenstanders. Als hij technisch niet beter was, dan zeker fysiek.
Zijn prestaties als trainer zijn lastiger in te schatten. Zijn cv is ‘gemengd’. Gullit begon in 1996 als trainer van Chelsea, waarmee hij de FA Cup won. Na anderhalf seizoen vertrok hij. Bij Newcastle United zat hij een seizoen, waarna hij met ruzie vertrok. In 2004 trainde hij Feyenoord een seizoen, waarmee hij een matige vierde plaats behaalde.
Terek Grozny is niet bepaald een plek waar je heen gaat om je trainerskwaliteiten te etaleren en ontwikkelen
Daarna kwamen (in 2008) tien maanden bij de LA Galaxy in de Verenigde Staten. Vervolgens vijf maanden (in 2011) bij Terek Grozny in Tsjetsjenië. Niet bepaald een plek waar je heen gaat om je trainerskwaliteiten te etaleren en ontwikkelen. Wél bepaald een plek waar je heen gaat als je je een riant salaris wilt laten uitkeren, door een dictator en allround beoefenaar van wandaden die ook nog een voetbalclub runt en er een gewoonte van maakt met een gouden pistool en witte katjes te poseren.
Nee, een sprankelend cv is dat niet. Maar het zegt nog niks over zijn invloed op de resultaten van die clubs, of over zijn werkwijze en ideeën.
De traptechniek van Beckham onbenut laten
Al is er wel iets bekend over hoe Gullit werkt. Tenminste, over zijn periode als trainer van de LA Galaxy. Gullit, zo blijkt uit een boek over de club, was daar bepaald geen workaholic.
Een van de diverse voorbeelden uit dat boek betreft het gebruik van LA’s sterspeler David Beckham, de Engelse middenvelder met de beste vrije trap ter wereld. Je zou zeggen, dat als je beschikt over een speler die de bal zo nauwkeurig kan plaatsen als Beckham, je gaat trainen op vrijetrapvarianten. Je kunt dan allerlei choreografieën uitdokteren, in de wetenschap dat Beckham de bal op precies de afgesproken plek neerlegt - een zeldzame, waardevolle eigenschap in het spel.
Of zoals technisch directeur Alexi Lalas het zei: ‘Water is voor het leven wat vrijetrapvarianten zijn voor voetbal.’ Maar in twee maanden voorbereiding op het seizoen had Gullit dat niet één keer getraind op vrije trappen. Lalas: ‘Dit zijn echt dingen die elke coach in de wereld zou doen, en als een coach dat niet doet, dan weet je dat je een probleem hebt.’
En ze zochten een veldtrainer
Maar goed - Gullit mag geen workaholic zijn, of een vakidioot, voor sommige ploegen is dat geen probleem. De ene ploeg heeft een Louis van Gaal nodig, de andere een Ruud Gullit. Elke ploeg heeft zijn eigen redenen om een trainer te benoemen.
Voor Terek Grozny en de LA Galaxy zijn die redenen te verzinnen. Jonge dictators kopen nu eenmaal graag hun jeugdhelden, en de leiding van de LA Galaxy zag de marketingwaarde van een bonafide Europese voetbalster voor zijn club.
Maar die argumenten gaan niet op voor de KNVB. Wat het Nederlands elftal nu nodig heeft, en wat de KNVB zocht, was een ervaren trainer met inhoudelijke kennis en didactische vaardigheden. Een ‘veldtrainer,’ in sociëteitsjargon. En bondscoach Danny Blind had ook met zo iemand gesproken: René Meulensteen, de voormalige assistent van trainerslegende Alex Ferguson.
Jonge dictators kopen nu eenmaal graag hun jeugdhelden
Ook van Meulensteens precieze kwaliteiten is weinig bekend, maar er is wel veel circumstantial evidence. Als je zonder verleden als ex-speler jarenlang overleeft in het voetbal, dan moet je haast wel een goede zijn. Niet-ex-profs in het voetbal voelen een beetje wat vrouwen voelen op de arbeidsmarkt, namelijk dat ze twee keer beter moeten zijn voor dezelfde erkenning.
Maar Meulensteen werd gedumpt, omdat Dick Advocaat de baan wilde. Na drie wedstrijden wilde Advocaat de baan niet meer. En als vervanger kwam de KNVB uit bij Gullit - nu niet bepaald het type veldtrainer dat ze oorspronkelijk zochten. Waarom hij dan wel geschikt was, en wat hij precies zou gaan doen, bleef onduidelijk. Overigens ook voor Danny Blind - de man die hem had gepolst voor de baan. Want hij en Gullit hadden nog nergens over gesproken.
Uiteindelijk werd Gullit ook niet de nieuwe assistent-trainer van het Nederlands elftal. Om redenen die niet alleen in een besloten vergaderzaaltje, maar ook in een talkshow, een talkshow, nog een talkshow, en in het Sportjournaal uit de doeken werden gedaan - ongeveer dan.
Gullit wilde van de KNVB zekerheid over zijn baan, maar wilde tegelijkertijd die zekerheid niet teruggeven. Net als Advocaat wilde hij opstappen als zich ergens anders een betere kans voordeed.
Koppen rollen, maar ze rollen niet erg ver
Begrijp me niet verkeerd: Ruud Gullit is niet het probleem.
Gullit is een innemende man die ongetwijfeld kijk op voetbal heeft - ook al is het al meer dan tien jaar geleden dat hij een serieuze baan als trainer had. Gullit heeft een leuk boek geschreven waarin hij wat uitlegt over tactiek - iets dat niet veel ex-profs hebben gedaan. En Gullit deelt geen baan uit, hij kreeg een baan aangeboden - en het is niet meer dan logisch dat hij daar interesse voor heeft.
Het probleem is een cultuur die er kennelijk op staat om alleen mensen zoals hij geschikt te achten voor de belangrijkste functies in het voetbal. Grote spelers misschien, maar onervaren als trainers. Paarden, maar geen ruiters. Zeker: grote spelers kunnen goede trainers worden. Maar de verhouding is zoek. En de vraag is waarom dit alsmaar blijft gebeuren.
Het antwoord op die vraag is te lezen in het nawoord van Moneyball. Lewis schrijft over honkbal, maar het leest ook als een nauwkeurige beschrijving van het voetbal.
Honkbal (lees: voetbal), aldus Lewis, is minder als een bedrijf georganiseerd dan als een gezelligheidsvereniging.
‘Honkbal onderwerpt zijn leidinggevenden niet aan de druk van het honkbal spelen, of zelfs maar de druk die hoort bij het leiden van een bedrijf. Als een grote ploeg enorme hoeveelheden geld uitgeeft en verliest, dan rollen er soms koppen, maar ze rollen niet erg ver. Sociëteitsleden hebben een opmerkelijk talent om te blijven hangen, om spelers te scouten, of commentaar te geven op het spel, totdat er weer een baantje vrijkomt.’
Komt dit bekend voor?
‘Waarop ze, vol oprechte verwachting, solliciteren, met alle andere sociëteitsleden die recent zijn ontslagen. Er zijn geen echte maatstaven, want niemand wil heel precies stellen wat deze mensen nu precies geschikt maakt voor dit werk. Als je een ander aspect dan ‘lid zijn van de sociëteit’ hanteert, dan wordt het lidmaatschap van de sociëteit plots een stuk onzekerder.’
Er is hoop - de sociëteitsregels kunnen veranderen
Een perfecte beschrijving - en verklaring - van het voetbal anno nu.
Sociëteitsleden maken kans op een prominente baan, omdat ze lid zijn van de sociëteit. Ben je eenmaal lid, dan is het leven heerlijk. Inschattingsfouten worden gladgestreken, simpele eigenschappen worden vermaakt tot ‘filosofieën’.
Gullit is dus niet zomaar een gezellige en aardige vent. Nee, de aardige eerstejaars Studio Voetbal-analist Khalid Sinouh promoveerde dit alles tot iets verheveners. ‘Ruud Gullit,’ zei Sinouh, ‘is echt een people manager.’
Niet-leden van de sociëteit moeten meer doen om succes te hebben. Als ze de kans al krijgen. Maar onze buurlanden bewijzen dat het kan. In België faalde een clublid hopeloos als bondscoach. Bij het zoeken naar een vervanger passeerde de bond de sociëteit, door de vacature simpelweg online te zetten. Het resultaat: een buitenlandse trainer heeft de baan.
In Duitsland - het land waar de KNVB in woorden een voorbeeld aan neemt, maar in daden minder - is men al een stapje verder. Topclubs zijn in handen van trainers zonder groot verleden als spelers. Merites tellen, reputatie minder. Binnenkort heb ik een interview met Julian Nagelsmann, de 29-jarige trainer van Bundesligaclub Hoffenheim.
Nogmaals - een ex-prof aanstellen is niet per se fout. Wie weet stelt de KNVB er straks weer een of twee aan, om de vacatures op te vullen die zijn ontstaan door het vertrek van Advocaat en nu ook Marco van Basten. En wie weet hebben ze nog succes ook.
Maar één ding is zeker: de manier waarop de KNVB en het Nederlandse voetbal als geheel hun leidinggevenden selecteren, namelijk het semi-lukraak putten uit de sociëteitsleden, heeft niets te maken met topsport.