Zomerfictie: De perfecte lippen, intelligentie en jeugd - nu in het basispakket
Johan heeft een perfecte jeugd gehad. Vrienden in plaats van ouders. Naar het bos in plaats van op de Game Boy. Nu is hij terechtgekomen in een systeem waarin plastische chirurgie en kunstmatige intelligentie gratis zijn. Gaat hij erin mee?
Ik denk vaak aan mijn jeugd. Het was wat ze noemen een VPRO-jeugd. Mijn intelligentie werd gestimuleerd. Er was altijd fruit in huis. Ze zijn er nu niet meer, mijn ouders, maar in mijn herinnering zie ik ze meer als vrienden dan als autoriteitsfiguren.
We hadden een hond, Carmiggelt, die vooral op het Perzische tapijt in de studeerkamer wilde slapen, maar soms kon je hem ervan overtuigen om met je te gaan spelen in de tuin. Ravotten, noemden mijn ouders dat dan. Gaan jullie weer ravotten?
In mijn jeugdherinneringen schijnt altijd de zon. Ik kan me geen ruzie herinneren met mijn ouders. Ik ben, zoals ze zeggen, goed terechtgekomen.
Als ik Eline weer zie, mijn beste vriendin, voor zover volwassenen beste vrienden hebben, is er iets vreemds aan haar. Ze is naar de kapper geweest, daarnaast lijken haar wangen hoger te zitten dan ze zaten. Haar ogen lijken groter en haar wenkbrauwen expressiever. Als ze fronst eindigen haar wenkbrauwen veel hoger op haar voorhoofd dan ze deden, alsof ze doping hebben gebruikt.
De wenkbrauwen gaan héél ver omhoog als ik aan Eline vraag waarom ze er anders uitziet. ‘Ik ben naar de kapper geweest,’ zegt ze. Ik schenk twee koppen thee in. We zitten aan de keukentafel in mijn appartement. Het is niet heel groot, maar het zit in het centrum van de stad en vanaf hier ben ik in vier minuten op kantoor.
Ik heb moeten praten als Brugman om het appartement te krijgen. Eigenlijk was de oorspronkelijke vraagprijs iets te hoog voor mij en er was zelfs een potentiële koper die iets meer bood, maar ik denk dat ik er baat bij heb gehad dat hij niet zo’n leuke man was.
Ik bedoel: hij was vast ook een man met verlangens en spijt en een grote liefde, maar het kwam er bij hem allemaal niet zo lekker uit. Hij had vettig haar met een net te korte, plakkerige pony en hij was niet zo groot. Zijn maat was verontrustend: hij zag er niet uit als een korte man, maar alsof iemand hem kleiner, op schaal, had nagebouwd. Ik daarentegen kon heel goed door één deur met de vorige eigenaar van het pand. En dat doe ik nu ook: iedere dag ga ik door zijn deur.
De nieuwe wet
Eline en ik kennen elkaar driekwart jaar. We hebben elkaar ontmoet op het kerstfeestje van mijn kantoor. Zij was met Ymke meegekomen. Ze was met haar jurk in de kerstboom vast komen zitten.
Ik probeer Eline zo ver te krijgen dat ze vertelt wat er echt aan de hand is. Ik schenk wijn in. We worden niet dronken: ik word nooit dronken. Mijn ouders hebben me van jongs af aan mee laten drinken. Een slokje, of een glas wijn met water (vooral water). Ik heb nooit de behoefte gehad om het te misbruiken. Ik ken mijn grenzen. Ook nooit de neiging gehad om drugs te doen.
Eline drinkt langzaam uit het glas, een groot, bol wijnglas van de Ikea. Eigenlijk had ik geen nieuwe wijnglazen nodig, maar mijn ouders (zijn ze weer) spoorden me altijd aan om niet te veel te sparen. Een beetje geld uitgeven is niet erg, zeker niet als het aan mooie dingen is.
Sinds vorig jaar zit plastische chirurgie in het basispakket
Ik weet nog dat ik een keer een vriendje mee mocht nemen op vakantie naar Zeeland (ik ben zijn naam vergeten, Richard? Ronald? Fred?) en dat mijn moeder de hele week dingen voor hem kocht. Iedere keer haalde ze haar helblauwe portemonnee weer uit haar tas. Cadeautjes, ijsjes, ritjes in de draaimolen. Toen hij terugkwam van de vakantie riep hij tegen zijn ouders: ‘De ouders van Johan’ (dat ben ik) ‘zijn veel leuker.’
Uiteindelijk geeft Eline toe: ze is onder het mes gegaan. Wist ik toch. Plastische chirurgie. Vanwege de nieuwe wet, zegt ze. We bespreken de praktische details, waar ze het heeft laten doen (in een groot wit pand net voorbij het sportpark) en waar ze het heeft laten doen (haar wangen, haar wenkbrauwen, haar kin). Hoe blij ze ermee is (heel). Hoe duur het was (gratis).
‘Gratis?’
‘Vanwege de nieuwe wet,’ knikt ze. Ik schenk nog een glas wijn in.
‘Welke nieuwe wet?’
‘Ken je die niet? Hoe kan je die nou niet kennen?’
Ik haal mijn schouders op.
‘Er was veel over te doen vorig jaar. Het was op het nieuws, in de krant, het was nog een hele rel.’
Nou, dat zal wel, ik ken hem niet.
De voorkeur van het systeem
Ik kreeg geen Game Boy. Ook geen GameCube of een Xbox. Ik had een bos achter ons huis en dat was genoeg. Het zal wel een kleine groenstrook geweest zijn, maar het voelde alsof er een gigantisch bos was. We beleefden er avonturen, de jongens en ik. Ik weet hun namen niet meer precies, maar we gingen eropuit. We deden alsof we ridders waren. We hebben een keer een egel gevonden. Hoe heetten die jongens? We bouwden de beste boomhut die ik ooit heb gezien. Waarom weet ik niet meer hoe die jongens heetten?
‘Uit onderzoek blijkt dat hoe knapper iemand is, hoe groter de kans is dat ze aangenomen wordt.’ Ik knik. Eline gaat door: ‘Hoe knapper iemand is, hoe eerder ze geholpen wordt op de Eerste Hulp. Knappe mensen leven langer, verdienen meer, zijn vaker getrouwd. Het systeem heeft een inherente voorkeur voor knappe mensen. Dit is discriminatie, zegt de rechter. In Nederland is iedereen gelijk, dus heeft iedereen het recht om knap te zijn. Dus sinds vorig jaar zit plastische chirurgie in het basispakket.’
‘Wow,’ zeg ik.
Eline: ‘Waarom weet je dit niet?’
Ik: ‘Weet ik niet. Nooit over gehoord.’
‘Het was overal op het nieuws.’
Ik heb een groot litteken op mijn rug. Het zit er al sinds ik jong ben. Niemand weet waar het vandaan komt. De dokter zei dat het er nog het meest uitzag alsof ik ooit aangevallen ben met een groot keukenmes. Ik lachte. Ik zou niet weten wanneer dat gebeurd zou moeten zijn. Nu vraag ik me af of ik het litteken weg moet laten halen. Ik heb er nooit last van gehad, qua discriminatie, maar als plastische chirurgie gratis is: waarom niet?
‘Uit onderzoek blijkt ook,’ ze drinkt haar glas leeg, ‘dat hoe slimmer iemand is, hoe groter de kans dat ze aangenomen wordt.’ Ik knik. ‘Hoe slimmer iemand is, hoe beter ze is in beleggen. Slimme mensen leven langer, verdienen meer, zijn vaker getrouwd. Het systeem,’ ik maak haar zin af ‘heeft een inherente voorkeur voor slimme mensen.’ Ze knikt heel hard.
‘Dus is kunstmatige intelligentieversterking nu onderdeel van het basispakket.’
Ik heb gehoord van intelligentieversterking. Ze steken een processor in je hoofd die een deel van het denkwerk overneemt. Ze kunnen veel, tegenwoordig. Ik voel me minder speciaal nu ik weet dat iedereen zo slim kan zijn als ik. Dit is geen charmant gevoel, maar het is het eerste wat ik denk. Ik vraag me af of ik het hier wel mee eens ben. Ik ben een moralistisch persoon: ik heb de neiging om stelling te nemen. Altijd al gehad.
Eline is nog niet uitgesproken: ‘Uit onderzoek blijkt ook dat hoe beter iemands jeugd was, hoe groter de kans dat ze aangenomen wordt.’
‘Hoe beter iemands jeugd was?’
‘Ja, je weet wel,’ zegt ze. ‘Zoals de jongens die rond het station hangen als je ’s avonds met de trein moet. Slecht opgevoed, slechte jeugd, slechte vrienden. Zo veel potentieel niet gebruikt. Geluk is erfelijk. Waar je geboren wordt, bepaalt voor 90 procent hoe je je leven leidt. Als je opgevoed wordt met zelfvertrouwen, met aandacht, met geld: dat verhoogt je kansen enorm. Mensen met een gelukkige jeugd leven langer, verdienen meer, zijn vaker getrouwd. Het systeem heeft een inherente voorkeur voor mensen met een fijne jeugd.’
‘Maar – maar – maar – ’stotter ik. ‘Hoe lossen ze dat dan op? Alleen maar rijke, gelukkige mensen kinderen laten krijgen?’
‘Dat hebben ze overwogen,’ vertelt Eline. ‘Hoe kan je dit allemaal niet meegekregen hebben? Het was heel groot op het nieuws. Met debatten en alles. Maar kinderen krijgen is een basisrecht. Dat kan je iemand niet zomaar afnemen.’
Een nieuwe jeugd
Ik denk aan mijn moeder: die zegt dat ze altijd wist dat ze geboren was om kinderen te krijgen. Dat dat haar roeping was, dacht ze. Ik denk aan mensen die per ongeluk geboren zijn, die ongewenst waren. Het leven is een loterij, zei iemand op televisie.
Ik heb soms gekke gaten in mijn geheugen. Namen, plaatsen, gebeurtenissen... Ik kan me bijvoorbeeld het gezicht van mijn moeder niet meer precies voor de geest halen. Ik heb weleens gezocht naar een foto van haar, ik moet ergens een schoenendoos hebben met foto’s, maar ik kan hem nergens meer vinden.
‘Ze hebben een standaard jeugd ontwikkeld,’ vertelt Eline. ‘Mag ik nog wijn? Ze hebben een standaard jeugd ontwikkeld en vanaf je achttiende mag je ervoor kiezen of je die liever gehad had.’
‘Wat?’
‘Als je dat wilt, passen ze je herinneringen aan. Krijg je de standaardversie. Wordt je moeder overgeschreven en krijg je de perfecte jeugd.’
‘De perfecte jeugd?’
‘Een jeugd met de juiste normen en waarden, een jeugd gefilterd van nare herinneringen of onethische levenslessen. Een jeugd zonder trauma’s of verkeersdrempels. Je mag een paar parameters zelf bepalen in je nieuwe herinnering,’ zegt Eline. ‘De naam van je hond. Wat voor weer het was, vroeger. En dan drukken ze op een knop en al je oorspronkelijke herinneringen verdwijnen. Zelfs de herinnering dat je je jeugd hebt laten overschrijven verdwijnt. Zelfs al je herinneringen aan de nieuwe wet worden verwijderd. Want anders werkt het natuurlijk niet. Kan je het je voorstellen?’
‘Nee,’ zeg ik.
Ik denk aan mijn moeder. Ik zou nooit iemand anders boven haar verkiezen. Ik denk aan mijn jeugd. Het bos, de blauwe luchten, Carmiggelt, het fruit, de vakanties. Ik heb medelijden met mensen die daar een kunstmatige variant van moeten kennen, zonder zelf te weten dat het nep is. Wat een zielige maatschappij hebben we, schud ik mijn hoofd. Maar ik mag niet zeuren, dat weet ik ook wel. Mijn jeugd was perfect.