Voelen arme mensen zich eigenlijk arm?
Journalisten, politici en wetenschappers beweren van alles over armoede. Maar de cijfers die ze gebruiken zijn niet onomstreden. Deze zomer zoeken wij uit waarom het zo moeilijk is om armoede te meten. Vandaag kijken we naar wat arme mensen zelf zeggen over hun armoede.
Geld maakt niet gelukkig - een volkswijsheid die wij met de paplepel krijgen ingegoten. Het is dan ook niet vreemd dat veel lezers ons de afgelopen weken bevroegen over de relatie tussen armoede en geluk. Als geld niet gelukkig maakt, waarom zou het dan erg zijn om weinig geld te hebben?
De meest gehoorde opmerking: armoede gaat over méér dan geld. Daar zijn we het volledig mee eens. Vandaar ook onze eerdere explainer over andere aspecten van armoede - zoals gezondheid, onderwijs en vrijheid.
Maar sommige lezers stellen ook: geld is helemaal niet belangrijk. Want arme mensen - zeker in ontwikkelingslanden - lijken gelukkiger te zijn.
Vandaag de vraag: klopt dit? Voelen de ‘armen’ zich eigenlijk arm?
Op welke trede sta je?
Eén manier om dat uit te vinden, is het meten van ‘subjectieve armoede.’ Dat wordt vaak gedaan aan de hand van de volgende vraag.
Stel je een ladder voor met zes treden. Helemaal beneden staan de armsten. Op de bovenste trede staan de rijksten. Op welke trede sta jij op dit moment?
Dergelijke vragen worden steeds vaker gesteld in armoede-onderzoek, bijvoorbeeld in de Eurobarometer van de Europese Unie. Zo’n maatstaf kan een heel ander beeld geven van armoede dan de traditionele graadmeters. Zo bleek uit een recent onderzoek in de Balkan: er zijn flink wat mensen die zich arm voelen, maar het officieel niet zijn.
In zo’n geval is het belangrijk om te begrijpen waarom die verschillen bestaan. Dat leert je iets over de gebreken van de bestaande maatstaven. Zo bleek in het Balkanonderzoek dat financiële onzekerheid - onder andere door de crisis - een belangrijke rol speelde. Als iemand bijvoorbeeld voor zijn baan moet vrezen, kan dat voelen als armoede, ook al heeft hij voldoende inkomen.
Het probleem met subjectieve data
Je kunt je natuurlijk afvragen: zijn zulke vragen niet té subjectief? Mensen kunnen immers verschillende ideeën hebben over ‘arm’ en ‘rijk.’
Neem de zesjarige Duy uit Vietnam. ‘We zijn bijna rijk,’ vertelde hij aan een onderzoeker, ‘want we hebben een nieuwe kast, maar nog geen wasmachine.’ Voor Duy sta je al op een van de bovenste treden van de ladder als je een wasmachine hebt. Een ander zal pas vinden dat je daar staat als je een televisie, motorfiets of villa hebt.
Met zulke verschillende interpretaties is het moeilijk de antwoorden te vergelijken.
Er is een manier om dit op te lossen: het gebruik van zogenoemde vignets. Een vignet is een korte beschrijving van een fictief huishouden. Neem deze uit een onderzoek in Tanzania.
‘ Josephs gezin telt zes mensen - drie volwassenen en drie kinderen - die in een lemen huis wonen. De rivier is hun voornaamste waterbron. Een van de kinderen zit op de basisschool. Geen van de volwassenen kan lezen en schrijven. De gezinsleden bezitten geen land en werken als dagloners in de landbouw bij een grootgrondbezitter. Ze eten dagelijks een kleine maaltijd en eten zelden matoke, vlees of vis. Het gezin bezit geen meubels en slaapt op de vloer.’
Vervolgens wordt gevraagd: op welke trede denk je dat dit gezin staat? Deze beschrijving wordt hoogstwaarschijnlijk geassocieerd met een arm gezin, en dus geeft het antwoord inzicht in iemands beeld van armoede.
Stel je voor, iemand zet zichzelf op de tweede trede van de ladder. Subjectieve armoede wordt gedefinieerd als de eerste trede. Dus: deze persoon is niet arm.
Maar wat als diegene Josephs gezin op de derde trede heeft geplaatst? Dan vindt hij zichzelf dus armer dan de arme mensen uit het vignet. Daaruit kun je concluderen: hij is arm, maar ziet armoede anders dan de gangbare definitie.
Het beperkte onderzoek op dit gebied laat zien: mensen interpreteren de ladder inderdaad anders. Zo was in Tanzania 17 procent subjectief arm, maar bleek uit de vignets dat dit hoger zou moeten liggen: 25 procent.
Wat heb je nodig?
Die verschillende ideeën over arm en rijk hoeven je niet per se in de weg te zitten. Je kunt ze ook gebruiken, bijvoorbeeld voor het berekenen van een alternatieve armoedegrens. Neem de volgende vraag.
Welk inkomensniveau zie jij persoonlijk als het absolute minimum? Dat wil zeggen dat je met minder niet rond zou kunnen komen.
Over het algemeen zie je dat mensen die rijker zijn, een hoger minimum noemen. Met andere woorden: hoe meer geld je hebt, hoe meer je denkt nodig te hebben.
Hoe meer geld je hebt, hoe meer je denkt nodig te hebben
Mensen met een laag inkomen noemen vaak een minimum dat boven hun eigen niveau ligt - ze noemen zichzelf dus arm. Bij hogere inkomens wordt juist een niveau genoemd dat onder het eigen inkomen ligt.
Het punt waarop mensen zichzelf niet meer arm vinden - hun inkomen ligt boven het door hen genoemde minimum - kun je gebruiken als een soort democratische armoedegrens. Een aantal studies heeft berekend hoeveel armen er zijn in het geval van zo’n grens. Interessant genoeg schelen die getallen maar weinig met de traditionele armoedecijfers.
Een uitzondering is de Verenigde Staten, waar zo’n democratische armoedegrens in de jaren tachtig een stuk hoger bleek te liggen dan de officiële grens. Dat is niet vreemd: de Amerikaanse armoedegrens is - ook nu nog - praktisch onveranderd sinds de jaren zestig.
Zo’n verschil kan dus een teken zijn: er moet iets veranderen.
Maakt geld gelukkig?
Wat als je mensen niet naar hun inkomen vraagt, maar naar hun geluk? Zijn arme mensen dan ongelukkiger? De data zeggen van wel. Allereerst is het gemiddelde geluk lager in armere landen. Dat zie je in deze grafiek. Het is wel zo dat meer geld steeds minder gelukkig maakt. Daarom vlakt de lijn in de grafiek af.
Of een land nu arm of rijk is, ook binnen een land zie je hetzelfde patroon: arme mensen voelen zich ongelukkiger dan hun rijke medebewoners. De voornaamste verklaring: het gaat er niet alleen om hoeveel je verdient, het is ook belangrijk dat je meer verdient dan anderen.
Net als bij subjectieve armoede, hier de kanttekening: de interpretatie van de geluksvraag kan verschillen tussen individuen en culturen. Als je hier rekening mee houdt, kan bijvoorbeeld de rangorde van landen veranderen. Omdat het onderzoek op dit gebied nog in de kinderschoenen staat, is nog niet duidelijk of de bovenstaande conclusies standhouden.
Ondanks die tekortkoming van geluksdata, kun je stellen: armer zijn dan je omgeving heeft nadelige effecten. Een mooi voorbeeld is een database in Californië, waarin alle salarissen van ambtenaren te vinden zijn. Toen die database in 2008 werd gelanceerd, kon iedereen die voor de overheid werkte heel gemakkelijk het inkomen van zijn of haar collega’s zien. Zij die minder bleken te verdienen, waren opeens een stuk minder tevreden over hun werk. Sommigen namen zelfs ontslag.
Studies uit ontwikkelingslanden zijn minder doorslaggevend. Sommige onderzoeken laten zelfs zien: als je omgeving het beter doet, is dat juist goed voor je. Als je buurman meer gaat verdienen, kan dat ook hoop geven. Misschien ben jij wel de volgende.
Rijke landen, hoge grenzen
Hoe dan ook, armoede is niet alleen absoluut maar ook relatief. Niet verrassend dus, dat de armoedegrens in rijke landen hoger ligt dan in arme.
Waar de lijn in de grafiek eerst vrij vlak is, wordt ze steiler in rijkere landen. In arme landen hangt de armoedegrens dus nauwelijks samen met het inkomensniveau - armoede is daar redelijk ‘absoluut.’ In rijke landen hangt armoede juist wel af van het gemiddelde inkomen - het is daar relatiever.
Soms wordt armoede wel erg relatief genomen. Neem de armoedegrens van de Europese Unie: 60 procent van het mediane - doorsnee - inkomen van een land. Dat heeft gekke gevolgen. Als alle inkomens met dezelfde proportie stijgen, is een arm persoon namelijk nog steeds even arm.
In Ierland werden bijna alle armen rijker tussen 1994 en 2000. Vreemd genoeg steeg de relatieve armoede. De verklaring: hogere inkomens groeiden sneller dan de lagere. En omdat de mediaan daardoor hoger kwam te liggen, doken meer mensen onder de relatieve armoedegrens.
De oplossing: een armoedegrens kan wel deels relatief zijn, maar nooit helemaal. Binnenkort nemen we verschillende landen onder de loep en kijken we hoe zij hiermee omgaan.
Volgende week
Onderzoek naar armoede kijkt bijna altijd naar huishoudens. Maar wat gebeurt er achter de deur? Wat als geld, eten of andere middelen binnenshuis ongelijk verdeeld worden?