Op dit Nederlands schaakkampioenschap ‘spat de concentratie je tegemoet’
Het systeemplafond is Nederland in een notendop: saai, efficiënt en gemakkelijk om dingen in te verbergen. Samen brengen we het Nederland eronder in beeld. Vandaag: op het NK Schaken. ‘Er is een hele kroegscene. Mensen vergissen zich daar weleens in.’
Het Nederlands Kampioenschap Schaken speelde zich voor het eerst af in het Tropenmuseum in Amsterdam. Het zeventienjarige ‘wonderkind’ Jorden van Foreest - bij het schaken zijn jonge winnaars al snel wonderkinderen - werd kampioen.
‘Dit is een locatie met uitstraling, dat verdient deze sport,’ zei Paul Rump die het allemaal organiseerde en die in het dagelijks leven de oorbewegingen van koeien bestudeerde. Eerdere edities werden georganiseerd in het Manorhotel, maar daar was het bier meestal al na twee dagen op.
‘Schakers zijn enorme drinkers,’ zei Rump. ‘Vooral de hobbyschakers. Er is een hele kroegscene, mensen vergissen zich daar weleens in.’
Ik had Rump leren kennen in café Frankendael in Amsterdam-Oost, waar hij luid telefonerend de laatste organisatorische puntjes op de i zette. Hij was vooral trots op het bijprogramma: een Nederlands Kampioenschap voor pastors, een Nederlands Kampioenschap voor schaakcafés en een Nederlands Kampioenschap Voorzet.
Dat laatste was een eigen vinding waarop hij zeer trots was. ‘Ik heb het helemaal doorgerekend. Topspelers beginnen met een dusdanige achterstand, bijvoorbeeld zonder dame en torens, tegen huis-tuin-en-keuken-amateurs zodat iedereen een gelijke kans heeft. Iedereen kan van iedereen winnen.’
Het NK Schaken voor pastors: ‘De concentratie spat je tegemoet’
Ik viel er een paar dagen later in bij het Nederlands Kampioenschap voor pastors.
‘De concentratie spat je letterlijk tegemoet. We moeten hier fluisteren,’ fluisterde Rump. In de commentaarruimte, een zaal met een bar en een systeemplafond, analyseerden deskundigen partijen die soms zes uur duurden.
De mensen die erop afkwamen, waren vooral mannen. De meesten droegen een T-shirt over het buikje, opvallend vaak hadden ze een linnen tasje meegenomen met daarin bijvoorbeeld een krant. Voor de leek waren de gesprekken vaak niet te volgen.
Daarna ging ik naar de wedstrijdzaal waar plaats was voor honderd toeschouwers. Er zaten er twee, waarvan er een een banaan at
Wat als meervoudig kampioen Loek van Wely uit Tilburg zijn paard op een andere plaats had gezet?
Razendsnel verschoof grootmeester Tom Bottema - een sympathieke man die later mijn fietssleutels zou vinden - magneetjes over het demonstratiebord.
‘Dit... En dan doet hij dit….’
‘Ja, maar waarom niet dat?’
‘Hierom….’
‘Maar dit is toch ook een mogelijkheid?’
‘Ja, dat kan ook.’
Toen dat klaar was speelden Loek van Wely en Benjamin Bok hun onderlinge partij nog eens over in een verder verlaten persruimte (ook een prachtig systeemplafond). De Tilburger Van Wely was op voorhand de grote favoriet, maar ook nog niet zo lang vader hetgeen hem volgens deskundigen weleens de titel kon gaan kosten, omdat jonge vaders vaak ‘wiebeliger’ gingen spelen.
Van Wely legde me daarna de ‘Siciliaanse Najdorf’ uit en probeerde daarna zijn veel jongere tegenstander te vernederen door te stellen dat een remise tegen hem voelde als een verliespartij.
Met de persvoorlichter van de schaakbond ging ik daarna naar de wedstrijdzaal waar plaats was voor honderd toeschouwers. Er zaten er twee, waarvan er een een banaan at.
‘Dan moet je zaterdag terugkomen,’ fluisterde Paul Rump even later enthousiast. ‘Dan vallen de beslissingen. Ik reken op een volle bak.’
Het NK Caféschaken: ‘Speelde Jorden niet te druistig?’
De zaterdag erop lagen er in de theaterzaal bij momenten meer dan twintig mensen. Ze keken naar mannen en vrouwen die langzaam van hun koffie dronken en vooral in gedachten verzonken leken.
En naar de officiële schaakfotograaf, die zich als een slang tussen de spelers bewoog en die me later bij het roken bekende dat hij weleens verlangde naar een Nederlands Kampioenschap bloot schaken voor dames.
Een toeschouwer zei dat hij altijd op de al dan niet trillende benen van de spelers lette.
‘Onrust onder de tafel belooft vaak vuurwerk.’
In de commentaarruimte bakten de commentatoren Hans Bohm en Tom Bottema met weinig ingrediënten een lekkere taart. De partijen van de twee overgebleven kandidaten voor het kampioenschap (Van Foreest en Van Wely) werden geanalyseerd alsof het spannende voetbalwedstrijden betrof:
‘6…Lf5 is een provocerende opening.’
‘Hij durft risico’s te nemen.’
‘Jorden speelt fris van de lever, maar pas op: de stelling kan omslaan.’
‘Beide kanten moeten over de vleugels toeslaan.’
‘Jorden moet vluggeren.’
In de zaal ontstond na die laatste opmerking enige onrust. Speelde Jorden niet te druistig? Moest hij niet temporiseren? Loek van Wely nam op het andere bord alle risico’s, hetgeen als ‘levensgevaarlijk’ werd gekwalificeerd.
Paul Rump nam me mee naar buiten. Het NK Caféschaken was vanwege het tropische weer naar een binnenplaats verplaatst, zodat de schakers bij hun biertje ook een sigaret konden opsteken.
Ik had geen goede vragen meer.
‘Wie gaat er winnen?’ vroeg ik Rump.
‘Dit zijn allemaal winnaars,’ antwoordde de organisator.
Toen hij enthousiast uit beeld hobbelde, noemde de persvoorlichter van de schaakbond, die zelf in een boekhandel werkte, hem ‘een zegen voor de schaaksport.’
‘Als hij een schaakstuk was, zou ik zeggen: een paard.’