Een magneet voor vreemde snuiters
Je ontmoet hier ‘de snor’ en de ‘klikman’. Elke maand hang ik rond op een plek waar iedereen weleens komt, maar niemand het fijne van weet. Deze keer: de openbare leeszaal.
Een leeszaal trekt passanten. Dat zijn mensen die snel even binnenwippen. Ze zoeken heel gericht dat ene tijdschrift, dat ene artikel, die ene passage. Je ziet ze nooit terug.
Je hebt ook de rustzoekers en de gewoontedieren. Ze zoeken hier steeds weer toevlucht. Ze lezen hier elke dag hun krantje of wekelijks hun favoriete blaadje. Dit is hun tweede of hun eerste thuis.
Dat geldt in Dordrecht voor ‘de snor’, een grote man met een gigantische snor. Het middelste deel is net iets geler dan de rest. Dat geldt ook voor ‘de officier van het vreemdelingenlegioen.’ Dat is de statige man die dagelijks een Marokkaanse krant komt bestuderen en zich daarbij zichtbaar opwindt. Soms slaat hij met zijn vuist op de tafel. Soms springt hij op. Dan fladderen de panden van zijn lange, grijze, militaire regenjas.
En dan heb je de excentriekelingen. Leeszalen hebben een opvallende aantrekkingskracht op bijzondere mensen, noem ze voor mijn part vreemde snuiters. Dat is altijd zo geweest.
De beroemdste leeszaal ter wereld was honderveertig jaar lang de Round Reading Room van het British Museum in Londen. Totdat die in 1997 verbouwd werd tot museumbibliotheek.
Die boekentempel, met zijn imposante blauwe koepel van 32 meter hoogte en een middellijn van 42 meter, gold lange tijd als toevluchtsoord voor politieke bannelingen, bedevaartsplaats voor onderzoekers en werkplaats voor schrijvers. Tot de beroemdste gebruikers behoorden Karl Marx, George Barnard Shaw, Rudyard Kipling, Virginia Woolf en William Butler Yeats.
Leeszalen hebben een opvallende aantrekkingskracht op bijzondere mensen, noem ze voor mijn part vreemde snuiters
Alleen pashouders hadden toegang. Om in aanmerking te komen voor een pas moesten geïnteresseerden kunnen aantonen dat ze bezig waren met een onderzoek en dat een bepaald boek alleen hier te lezen was. In de praktijk was het voldoende als een aanvrager twee coherente zinnen op papier kon krijgen. Jaarlijks werden gratis ruim honderdduizend passen uitgereikt voor een zaal die maar 375 leesplaatsen had.
Die leeszaal stond ook bekend om zijn zonderlinge gasten. Toen openbare leeszalen in Nederland massaal opkwamen in de tweede helft van de negentiende eeuw, ter verheffing van het volk, werden ze ook meteen in verband gebracht met vreemde klanten en buitensporige ideeën. Openbare leeszalen zijn in Nederland ouder dan de openbare bibliotheek. In 1899 begon de openbare leeszaal in Dordrecht als eerste met het uitlenen van boeken. Zo ontstond de eerste openbare bibliotheek.
En nog steeds trekt de leeszaal excentriekelingen. Misschien is de leeszaal wel de laatste plaats waar een excentriekeling nog veilig excentriek kan zijn. Zoals Jürgen. Wollen trui. Wollen muts die hij ophoudt, tot hij begint te zweten. Warme winterjas en propvolle rugzak hangt hij over een stoel.
Uit de binnenzakken van zijn winterjas heeft hij eerst een verkreukeld opengeslagen schrift opgediept, daarna een elegante bundel met romantische Duitse gedichten, in rood leer gebonden. Voor 1 euro gekocht in een antiquariaat.
Nooit krijgt hij genoeg van die gedichten. Hij leest en herleest ze. Zijn ogen dwalen af. Soms lijkt hij opeens tot een inzicht te komen. Dan schrijft hij in het schrift. De rol van de wolken in de gedichten, die fascineert hem het meest.
En soms droomt hij weg. Soms sluit hij zijn ogen en glimlacht hij. Alsof hij de wolken voorbij ziet trekken. Dan oogt hij jaren jonger. Als het kind dat hij was.
Hij heeft er geen erg in hoeveel lawaai hij maakt
Regelmatige bezoekers van de leeszaal kennen ook ‘de stille spreker.’ ‘De klikman’ wordt hij ook wel genoemd. Een forse Surinaamse vrouw begroet hem met een licht handgebaar. Hij merkt het niet.
Klikman stampt naar een tafel. Hij heeft er geen erg in hoeveel lawaai hij maakt. Andere bezoekers kijken op.
Hij grist een krant van de schappen. Pagina’s ritselen alsof het stormt. De krant ligt plat op de tafel. Hij buigt zich voorover. Klikman leest.
Opeens schiet zijn romp weer overeind. Hij kijkt recht voor zich uit. Zijn lippen bewegen. Alsof hij een betoog houdt tegen een onzichtbare tafelgenoot over nieuws dat hij juist heeft gelezen in de krant.
Sta je vlakbij hem, dan hoor je vage klanken. Alsof, heel zachtjes, de opname van een toespraak wordt afgespeeld en hij de woorden mimet. Het zijn klikklanken, van achter in zijn keel.
Net zo onverhoeds als hij zijn onhoorbare verhaal begon, buigt hij zich weer over zijn krant. Om later weer omhoog te schieten. En omlaag. In een ritme dat alleen hijzelf misschien begrijpt.
Klikman stampt naar de koffieautomaat. De Surinaamse vrouw zat al een tijd naar hem te kijken. Ze heeft haar boek weggelegd. Het heet: Liefde van de Ziel.
Hij herkent haar als hij langs haar loopt. Hij knikt nauwelijk merkbaar. Zij heeft het gezien. In de hoeken van haar ogen wellen dikke tranen.