De zombie-overtuigingen van Jeroen Dijsselbloem: geen feit dat ze kapot krijgt

Jesse Frederik
Correspondent Economie

Sommige economische ideeën zijn als zombies: niet kapot te krijgen. Ideeën die tientallen jaren geleden weerlegd en ontkracht zijn, maken plots weer slachtoffers in de publieke arena.

Enter: Jeroen Dijsselbloem, de minister van Financiën die in één interview met meer zombies tot leven wekt dan Michael Jackson in ‘Thriller.’

De afgelopen acht jaar deed de eurozone het aanzienlijk slechter dan de rest van de wereld. Daar zijn economische lessen uit te trekken (of eigenlijk: opnieuw uit te trekken). Bijvoorbeeld: dat bezuinigen in het midden van een recessie misschien niet altijd een goed idee is.

Inmiddels is het inzicht dat bezuinigingen niet werken zo wijdverbreid dat je het bijna overal hoort. Deze week stelden vast dat er door de bezuinigingen in Nederland enkele honderdduizenden banen verloren zijn gegaan. Zelfs een adviesorgaan voor het ministerie van Financiën, becijferde dat Nederland sinds 2011 elk jaar 0,7 procent van het bbp verloor door de bezuinigingen.

Zelfs economen van ING stelden vast dat vast dat er door de bezuinigingen enkele honderdduizenden banen verloren zijn gegaan

En dat geldt dan voor Nederland. Voor een land als Griekenland, dat pas écht de broekriem, of liever, de maagband, moest aanhalen, zijn de kritieken nog veel harder. Zelfs het Internationaal Monetair Fonds, dat eerder nog bezuinigingen eiste,

Dijsselbloem, de voorzitter van de eurogroep, is een van de weinigen die nog steeds dwangmatig vasthoudt aan geliefde dogma’s. Hij ziet geen alternatief voor rigide begrotingsdiscipline. ‘Ik doe dit niet uit een soort calvinistische zelfkastijding,’ legt de minister uit. ‘Ik doe dit, omdat ik weet hoe kwetsbaar de eurozone als geheel, en sommige landen in het bijzonder nog steeds zijn.’

Je moet het hem nageven: de man heeft dezelfde toewijding aan begrotingsdiscipline als, nou ja, een zombie aan mensenbreinen.

De zwaarmoedige premier

Jeroen Dijsselbloem doet steeds vaker denken aan die andere calvinistische zelfkastijder: Hendrikus Colijn. Colijn was tussen 1933 en 1939 premier van Nederland. De man had een nogal zwaarmoedig karakter. Hans Dorrestijns liedjes klinken als olijke carnavalsknallers in vergelijking met sommige van zijn speeches.

Colijn was tevens een fervent bezuiniger. Tijdens de Grote Depressie (1929-1936) probeerde hij steeds een ‘zedelijke begroting’ af te leveren. Zonder veel succes. Zijn rigide begrotingsbeleid wordt door historici beoordeeld als een vreselijke economische blunder, die de depressie veel langer deed duren dan nodig.

Toch zag Colijn dat indertijd heel anders. Wat kon hij nu doen aan de economische neergang? Dit was toch bittere noodzaak? ‘Slechts een opmerkelijk gebrek aan inzicht ofwel een verachtelijke demagogie kunnen ertoe drijven enige Nederlandse regeerder te verwijten, dat de toestand niet snel genoeg verbetert,’ stelde de oercalvinist. ‘De tegenspoed die allen volken te dragen hebben […] zullen met geduld, met bezonnenheid en met zelfvertrouwen moeten worden aanvaard.’

Er was, kortom, geen alternatief.

Vergelijk dan Dijsselbloem eens, in zijn interview met Trouw: ‘We hebben vooral politici nodig die in reële termen de kiezers tegemoet treden, zonder loze beloftes. [...] Er zijn geen snelle oplossingen voor de economische problemen in Europa.’

Er is geen alternatief.

De pragmatische minister

Dijsselbloem zal Colijn natuurlijk niet snel als voorbeeld noemen. Toen NRC Handelsblad Dijsselbloem ooit vroeg wie zijn favoriete politicus was, hoefde hij niet lang na te denken. Dat was niemand minder dan Piet Lieftinck, de minister van Financiën van vlak na de Tweede Wereldoorlog. Vorig jaar kwam Dijsselbloem zelfs naar Prinsjesdag met het Koffertje van zijn sociaaldemocratische voorganger. ‘Hij was niet ideologisch,’ legde Dijsselbloem toen uit. ‘Gewoon een goede minister.’

En inderdaad: Lieftinck was een pragmatisch politicus. Pragmatisch genoeg bijvoorbeeld om Duitsland, voorheen beter bekend als ‘de bezetter,’ miljarden aan oorlogsschulden kwijt te schelden. Deze moedige stap van Lieftinck gaf Duitsland de ruimte zich economisch te ontwikkelen. Lieftinck zei indertijd verheugd te zijn met ‘de wijsheid die de overwinnende volkeren hadden getoond’ door Duitsland niet op de pijnbank te leggen.

Als we de behandeling van Griekenland bekijken, dan kan Dijsselbloem helaas niet eens een vriend vergeven

Lieftinck kon de vijand vergeven. Maar als we de behandeling van Griekenland in de afgelopen jaren bekijken, dan kan Dijsselbloem helaas niet eens een vriend vergeven. ‘De vakantie is voorbij,’ zei Dijsselbloem vorige week nog over Griekenland. ‘Laten we de kampeerspullen inpakken en weer aan het werk gaan.’

Weer bezuinigen, weer privatiseren, weer hervormen. Nog meer van hetzelfde, maar dan met andere uitkomsten natuurlijk.

Lieftinck hield er ook nog eens heel andere opvattingen over begrotingsdiscipline op na. In over de begroting van 1949 stelde Kamerlid en zelf later minister van Financiën Henk Hofstra (PvdA) dat ‘de begrotingspolitiek niet moet heersen, doch dienen.’ Nooit mochten van Hofstra ‘levende mensen worden opgeofferd aan het geld, dan wel aan het afgodsbeeld van de "goedkope Staat" of van een sluitende begroting.’ Zijn partijgenoot Lieftinck - de grote held van Dijsselbloem -

Maar voor de sociaaldemocraat anno 2016 is begrotingsdiscipline absoluut. Ook al gaat het om investeringen die de economie versterken. ‘Je creëert een soort fictie als je [investeringen in bijvoorbeeld onderwijs] tussen haakjes zet,’ zei Dijsselbloem in het interview met Trouw.

En weer is daar de ironie: dit was precies wat Lieftinck deed na de oorlog. Hij creëerde een begroting nummer één (lopende uitgaven) en begroting nummer twee (kapitaalinvesteringen). De eerste moest in evenwicht zijn, de tweede mocht uit de pas lopen, omdat deze investeringen zich later zouden terugverdienen.

Is dat laatste een achterhaalde gedachte? Absoluut niet.

Op het moment van schrijven kan de Nederlandse overheid tien jaar geld lenen voor slechts 0,1 procent rente. Kunnen we dan geen investeringen verzinnen die een rendement opleveren van minstens 0,1 procent? En hadden we niet afgesproken om voor 16 procent aan duurzame energie op te wekken in 2023?

Zelfs de minister van Financiën onder Colijn, Pieter Oud, deed in 1957 in de Tweede Kamer ‘Er is [tijdens de depressie] een strijd geweest over de juiste politiek, die zou moeten worden gevoerd. Anderen dachten er toen anders over dan wij, ook al hadden we toen de theorieën van de tegenwoordige conjunctuurpolitiek nog niet,’ zei Oud, inmiddels fractieleider van de VVD, in de Tweede Kamer.

‘En dan?’ wierp PvdA-Kamerlid Gerard Nederhorst hem toe.

‘Ik bied u mijn verontschuldigingen aan, mijnheer de voorzitter, ik kan het ook niet helpen; ik ben geen doctorandus in de economie. U kan ons niet kwalijk nemen dat wij toen niet wisten, wat wij nu wel weten.’

Het is wat vreemd om te zien: bezuinigen in een recessie, een idee dat in de jaren vijftig dood werd verklaard, wandelt nu plotseling - dank Dijsselbloem - terug het debat in.

Het wordt hoog tijd dat ook Jeroen Dijsselbloem afrekent met dit zombie-idee dat hem en Europa nu al acht jaar in haar greep houdt.

Meer lezen?