Het Franse drugsbeleid is een voedingsbodem voor jihadisme - maar dat hoeft niet zo te zijn
Frankrijk heeft de strengste drugswetten van heel Europa. Dat zorgt voor een mix van racisme, geweld en criminaliteit die een vruchtbare voedingsbodem vormt voor moslimextremisme. Maar: er is een oplossing.
De afgelopen twee jaar was Frankrijk het slachtoffer van de gruwelijkste terroristische aanslagen van heel Europa. Terwijl de wereld toekeek, vermoordden jihadisten medewerkers van Charlie Hebdo, schoten ze feestende twintigers in nachtclub Bataclan dood en reed een van hen in Nice op quatorze juillet met een vrachtwagen op een menigte in.
De vraag dringt zich op: Waarom Frankrijk? Waarom gedraagt een onevenredig aantal van de eigen Franse burgers zich zo?
Vorig jaar reisde ik door Frankrijk om onderzoek te doen voor een extra hoofdstuk in de Franse editie van mijn boek Chasing The Scream: The First and Last Days of the War on Drugs, dat begin dit jaar verscheen. Dat Frankrijk - veel meer dan enig ander westers land - te maken heeft met jihadisme van eigen bodem, heeft allerlei ingewikkelde redenen.
Maar op mijn reis hoorde ik van talloze mensen dat er één oorzaak is die nauwelijks wordt genoemd. Frankrijk voert de heftigste en felste antidrugsstrijd van heel West-Europa. En er komt steeds meer bewijs dat er een direct verband is tussen deze war on drugs en het jihadisme.
Een verborgen verhaal
Op een middag in de late jaren tachtig speelde een jongetje van twaalf op straat met zijn vriendjes. Als je de jongetjes had zien spelen, was je misschien opgevallen dat Fabrice Olivet er iets anders uitzag dan de rest. Die anderen waren allemaal wit, maar de vader van Olivet kwam uit Benin, een voormalige Franse kolonie. De kinderen maakte dat niks uit, ze speelden met elkaar zoals alle Franse kinderen, op een zomerse dag in het Parijse district 93.
Plotseling kwam de politie eraan. Er was een fiets gestolen, zeiden ze. Ze negeerden de witte kinderen en stapten meteen op Olivet af.
Vrijwel elke niet-witte Fransman die ik sprak, had wel zo’n soort verhaal uit zijn of haar jeugd - een moment waarop ze realiseerden dat de Franse wetsdienaars hen anders behandelden dan hun witte vrienden. En voor de meesten had dat te maken met de Franse drugswetten.
Olivet werd ouder en begon, zoals de meeste Franse tieners, af en toe wiet te roken. Van alle Europese tieners behoren de Franse tot de meest fanatieke blowers. Toen Olivet zestien was, werd hij door de politie op straat aangehouden - zoals vaker gebeurt bij zwarte jongeren en zeer zelden bij witte tieners. De agenten vonden een klein zakje wiet in Olivets schoen. Ze namen hem mee naar het politiebureau en begonnen hem te beledigen en uit te lachen. Ze zeiden dat hij drugs gebruikte omdat hij zwart was, en dat hij terug moest gaan naar zijn eigen land.
De verhouding tussen de politie en minderheden is slecht. Het drugsbeleid is het verborgen verhaal in deze puinhoop
Op een gegeven moment - zo herinnert Olivet het zich althans - zette een van de agenten een pistool op het hoofd van Olivet en zei: ‘We gaan je doodmaken. We kunnen je zo doodmaken.’
Een incident? Toch niet. Overal ter wereld wordt de oorlog tegen drugs vooral gevoerd tegen groepen minderheden die door de samenleving - bewust of onbewust - worden buitengesloten. Van alle Afro-Amerikaanse mannen tussen de 15 en 35 jaar zit 40 procent op enig moment ofwel in de gevangenis, of in zijn proeftijd, of wordt door de politie gezocht. En vrijwel altijd vanwege drugsgerelateerde zaken.
Dat weet Olivet als geen ander, dus zit ik met hem op een terras voor een café in Saint-Denis, Parijs. We drinken koffie en kijken uit over rijen flats. In Frankrijk, zegt hij, is de oorlog tegen drugs vooral gericht op gekleurde mensen, net als in de Verenigde Staten. ‘Als je willekeurige mensen vraagt naar verhalen over drugs, beginnen ze altijd over Arabieren, over de buitenwijken. Michelle Alexander laat heel duidelijk zien dat het drugsprobleem altijd wordt ingezet als een racistisch wapen. In Frankrijk is het niet anders.’
‘Al de problemen die we hebben - inclusief CharlieHebdo - zijn hieraan gerelateerd,’ vertelt Olivet verder. ‘De verhouding tussen de politie en minderheden is slecht. Het drugsbeleid is het verborgen verhaal in deze puinhoop.’
Inzicht 1. De oorlog tegen drugs is een oorlog tegen zwarte mensen
Er zijn talloze manieren, zo leerde ik, waarop de strijd tegen drugs overvloeit in jihadisme.
Ten eerste geeft de ‘oorlog tegen drugs’ de politie een excuus om continu niet-witte Fransen lastig te vallen en te intimideren. Op straat, thuis - waar en wanneer dan ook. De Franse drugswetten zijn de strengste van heel Europa. Frankrijk is een van de weinige democratische landen waar het gebruik van drugs - en niet alleen het bezit - strafbaar is. Je kunt een jaar gevangenisstraf krijgen voor het roken van één joint, zelfs vijf jaar als je een wietplant hebt.
Het gevolg is dat veel banlieues eruitzien alsof ze door militairen worden bezet. Ik wandel door de gehavende stad Sevran met Jean-Luc Garcia, een grote voormalige politieman. Als er geweld uitbrak, was hij een van de eersten die eropaf werd gestuurd om de orde te herstellen.
Terwijl we door de straten lopen, vertelt Garcia hoe hij zich op een gegeven moment iets realiseerde over de oorlog tegen drugs. Sinds zijn zeventiende rookt hij af en toe wiet. Het ontspant hem, zegt hij, en doet hem verder weinig kwaad. Hij had een zwaar fysiek beroep - kreeg vaak klappen - maar had nooit ergens last van.
Maar als politieagent werd hij keer op keer geacht situaties en plekken overhoop te gooien om een einde te maken aan het soort drugsgebruik dat hij zo goed kende - van zichzelf. Op een dag begeleidde hij een jonge arrestant naar de rechtbank. De verdachte was betrapt met 200 gram cannabis. Garcia stond in de rechtszaal en hoorde hoe de rechter elk beroep op clementie verwierp. De jongen moest naar de gevangenis.
‘Onze wetten zijn heel streng,’ zegt hij, ‘maar ze zijn niet efficiënt.’ En Garcia vroeg zich af: werd de jongen extra bruut behandeld omdat hij zwart was?
Hoe meer Garcia betrokken raakte bij de drugsoorlog, hoe duidelijker het hem werd. ‘Het is een klassenoorlog - een oorlog tegen de armen. Of je huid nu wit, bruin of zwart is, als je in slechte sociale omstandigheden leeft, krijg je veel vaker te maken met de politie.’
Wat doet dit met je? Veel moslim- en Noord-Afrikaanse jongeren hebben het gevoel dat de Franse staat op ze jaagt. ‘Vanwege die klotezooi zoeken veel mensen hun heil in de islam,’ zegt Olivet. ‘Ze hebben het gevoel dat religie het enige is wat hen op waarde schat en ziet wie ze zijn: gekleurde mensen die in Frankrijk wonen, mensen met een andere culturele achtergrond. Ze willen gewoon gezien en erkend worden.’
Olivet heeft het bij veel mensen zien gebeuren. De continue intimidatie door de politie maakt de boodschap van de fundamentalisten aantrekkelijk. Die zeggen: je zult nooit een echte Fransman zijn, ze zullen je nooit accepteren, de democratie is een farce. Witte mensen mogen straffeloos drugs gebruiken en verkopen terwijl jij ervoor wordt opgepakt.
Bijna alle daders van de dodelijke aanslagen van de afgelopen jaren zijn voor een belangrijk deel op deze manier gevormd. Sharif en Said Kouachi, die de aanslag op Charlie Hebdo pleegden, gebruikten drugs en handelden erin. Amedy Coulibaly, die op de dag van de aanslagen op Charlie Hebdo onder meer in een joodse supermarkt vier klanten doodschoot, was diverse keren door de politie opgepakt vanwege drugszaken. De Bataclanterroristen, de moordenaar van Nice - hetzelfde verhaal.
Inzicht 2. De drugsbendes en jihadistische groeperingen vertonen overlap
Terwijl we verder lopen, vergelijkt Garcia de Franse drugsoorlog met de drooglegging in Amerika, in de jaren twintig van de vorige eeuw. ‘We hebben nu te maken met dezelfde mechanieken en gevolgen als toen de Amerikanen alcohol verboden,’ zegt hij.
Als je drugs verbiedt, verdwijnen ze niet. Ze zijn dan niet meer in handen van erkende bedrijven, maar komen terecht bij gewapende criminelen. Normale bedrijven worden beschermd door de wet, illegale handelaren stappen niet naar de politie als hun handel wordt bedreigd, dus vechten ze voor hun handel.
Daarom zijn in veel plekken in Frankrijk criminele bendes de baas op straat, legt Garcia uit. ‘Je ziet mensen die bereid zijn hun kalasjnikov te gebruiken om hun handel veilig te stellen - dat hoort er nu eenmaal bij. Het is niet alsof ze voor hun lol schieten,’ zegt hij hoofdschuddend. Oftewel: hoe harder je de drugshandel aanpakt, hoe machtiger die bendes worden. ‘Met een totaalverbod help je criminelen alleen maar verder.’
Dit mechaniek heeft op verschillende manieren te maken met jihadistisch geweld. Jonge mannen die later jihadi’s worden zijn vaak opgegroeid in een omgeving waar het normaal is om systematisch geweld toe te passen.
Het betekent ook dat deze jongens opgroeien in een omgeving waar het niet moeilijk is om aan wapens te komen en ze te leren gebruiken, meestal via hetzelfde criminele netwerk dat voor de drugs zorgt.
Om te begrijpen hoe gewoon dit geweld is geworden, ging ik op bezoek bij Stéphane Gatignon, de burgemeester van Sevran. In het jaar voorafgaand aan onze ontmoeting, moest hij acht moeders vertellen dat hun zoons waren omgekomen in de drugsoorlog die in zijn stad woedt. Hij weet dat dat aantal de komende jaren alleen maar zal stijgen. Een moeder vertellen dat haar zoon is doodgeschoten - ‘het is vreselijk,’ zegt hij terwijl hij wegkijkt.
Sevran ligt ten noordoosten van Parijs. Er wonen zo’n 50.000 mensen in de stad die bekendstaat als een centrum voor de handel in verdovende middelen. Gatignon is er burgemeester sinds 2001, de stad heeft hem geleerd wat de ‘oorlog tegen drugs’ werkelijk betekent. ‘Frankrijk kijkt weg. We moeten onze ogen opendoen om de werkelijke oorzaken van de problemen in te zien.’
We weten dat al die dodelijke schietpartijen een direct gevolg zijn van ons drugsbeleid. Dat is een feit
Er is veel chaos in de stad en het drugsverbod maakt het vrijwel onmogelijk om enige orde te vestigen. Gatignon heeft zelfs de Verenigde Naties opgeroepen om blauwhelmen naar Sevran te sturen. ‘We weten dat al die dodelijke schietpartijen een direct gevolg zijn van ons drugsbeleid,’ zegt hij. ‘Dat is een feit.’
In een land dat wordt overspoeld door wapens, waar jonge mensen worden getraind in geweld, waar de politie wordt beschouwd als een gehate bezettingsmacht met wie niemand wil samenwerken, krijgen mensen die om andere redenen geweld willen uitoefenen veel macht. Precies daarom is er zoveel overlap tussen al het geweld dat door het strenge drugsbeleid wordt veroorzaakt en de dood en verderf die jihadisten zaaien.
Hoe kan Frankrijk het anders doen?
Voor mijn boek Chasing The Scream bezocht ik landen met de allerstrengste drugswetten en landen met een mild en vooruitstrevend drugsbeleid. In de landen die hadden gekozen voor mededogen en regulering - van Portugal, waar alle drugs zijn gedecriminaliseerd, tot Zwitserland, waar heroïne gratis wordt verstrekt aan verslaafden - zag ik een duidelijk patroon.
In de landen waar het strikte verbod op drugs is opgeheven, is er minder vijandigheid tussen de politie en minderheidsgroepen. En de landen die een systeem van wettelijke regulering hebben ingesteld, zien minder geweld en minder criminele netwerken.
Dit zijn natuurlijk langetermijnontwikkelingen. Er is niemand die denkt dat dit de enige antwoorden zijn. Maar als Frankrijk de drugshandel langzaamaan zou reguleren, dan zou het land op termijn kunnen veranderen. De politie zou geen excuus meer hebben om niet-witte wijken en gemeenschappen zomaar binnen te walsen. Die wijken en gemeenschappen zouden zich minder vijandig en getraumatiseerd hoeven opstellen. Er zou veel minder geweld zijn binnen deze groeperingen. En als geweld minder normaal wordt, dan zal het ook minder snel overslaan naar andere zaken. De netwerken die dodelijke wapens verspreiden - nu nog een wezenlijk onderdeel van de drugshandel - zouden makkelijker op te rollen zijn.
We hebben de oplossing voor Frankrijks drugsprobleem, zegt Olivet, die sinds zijn twaalfde regelmatig wordt lastiggevallen door de politie. ‘Als er iemand uit de ruimte hier zou komen, van een andere planeet, dan zou hij denken: hoe is dit mogelijk? Want het is heel makkelijk om dit probleem op te lossen. Maar het lastige is dat je het aan gewone mensen moet uitleggen. Het drugsverbod werkt publicitair heel goed - het is de meest effectieve propaganda die ik ken.’
De uitdaging van vandaag, zegt hij, is ‘gewone mensen te doen inzien dat drugs niet op zichzelf staan, dat ze als een soort geestverschijning ergens binnenkomen en de mensen en de boel overnemen, en dat je die geestverschijning met het leger en wapens moet bestrijden.’
Dit verhaal is vertaald uit het Engels door Hans-Pieter van Stein Callenfels en verscheen eerder op Open Democracy. Het maakt deel uit van het boek Chasing The Scream: The First and Last Days of the War on Drugs.