Dit nieuwe rapport laat zien hoe de Nederlandse politie profileert. En hoe ze dat kan veranderen

Bart de Koning
Correspondent Politie & Criminaliteit
Illustratie: Boris Lamelos (voor De Correspondent)

De politie denkt boeven te kunnen herkennen als ze ze ziet. Een rapport dat deze maandag verscheen laat zien: dat valt vies tegen. Dus hoe kun je boeven vangen zonder etnisch of anderszins te profileren?

Je moet heel veel kikkers kussen voordat je de prins vindt, zeggen ze bij de politie in Californië. Het klinkt onschuldig en bijna poëtisch, maar het is een harde waarheid over politiewerk op straat: je moet een hoop onschuldige mensen controleren om de boef te vangen.

Dat ligt gevoelig, zeker als veel van die onschuldige burgers tot een etnische minderheid behoren en - vaak terecht - de indruk hebben dat ze alleen maar aan de kant gezet of gefouilleerd worden vanwege hun huidskleur.

Het gaat dan om etnisch profileren: iemand die behoort tot een etnische minderheid zonder concrete aanwijzing van een strafbaar feit controleren omdat de indruk bestaat dat leden van die minderheidsgroep oververtegenwoordigd zijn in de politiestatistieken.

Illustratie: Boris Lamelos (voor De Correspondent)

In de Verenigde Staten en Groot-Brittannië woedt daar al jaren een verhit debat over, in Nederland sinds een aantal geruchtmakende zaken ook – denk aan rapper Typhoon die werd gecontroleerd omdat hij in een dure auto reed.

Wetenschapper Sinan Çankaya schreef in juni een over de onrechtvaardigheid van etnisch profileren, ik ging een paar weken daarna vooral in op de Dat het debat leeft merkten we in de talloze, vaak instemmende maar ook vaak afwijzende bijdragen onder onze artikelen. Politiegeweld tegen minderheden – in Nederland bijvoorbeeld Mitch Henriquez – verscherpt de maatschappelijke discussie nog verder.

Dit alles was voor een zelfstandig onderdeel van de Politieacademie, aanleiding om er grondig onderzoek naar te laten doen. Twee ervaren politieonderzoekers van adviesbureau Twynstra Gudde, Wouter Landman en Lianne Kleijer-Kool, gingen vorig jaar met de Nederlandse politie om te onderzoeken hoe politiemensen op straat te werk gaan. Hoe selecteren ze? Waar letten ze op? Wat vinden ze verdacht gedrag? En, niet onbelangrijk, wat zijn de opbrengsten?

Het resultaat is het rapport dat vandaag verschenen is en ik eerder mocht inzien. In dit verhaal zet ik de belangrijkste inzichten op een rij.

Waar de onderzoekers naar keken

In het voorwoord schrijven Wouter Landman en Lianne Kleijer-Kool dat ze, meer dan bij andere onderzoeken, hebben geworsteld met hun formuleringen.

‘De reden hiervoor is dat bevindingen rondom etnisch profileren gemakkelijk uit hun verband kunnen worden gerukt en aanleiding kunnen zijn voor mediaberichten die geen recht doen aan de complexiteit van het vraagstuk.’ Boeven vangen is dus een zeer genuanceerd rapport geworden.

Het gaat om alle situaties waarin de politie zich ongevraagd bemoeit met het leven van burgers

Een rapport gebaseerd op veldwerk, dat zo een groot deel van het totale politiewerk bestrijkt. Want zo’n veertig procent van alle zestigduizend medewerkers is werkzaam als ‘blauw op straat,’ dus in de basispolitiezorg (surveillance, noodhulp) of als wijkagent.

Belangrijk: naar is meer dan de helft van het optreden van politieagenten op straat, zoals ze het zelf noemen, ‘proactief.’ Het optreden van politieagenten komt op eigen initiatief tot stand, niet na een melding van een burger op straat of via 112. De auteurs van het rapport: ‘Het gaat om alle situaties waarin de politie zich ongevraagd bemoeit met het leven van burgers.’

Wat de onderzoekers over etnisch profileren leerden

Het oordeel van politiemensen op straat bepaalt dus voor een fors deel hoe de Nederlandse politie haar tijd en capaciteit besteedt en hoe ze omgaat met de burger.

Daarbij speelt veel meer dan alleen het oordeel van de agent op straat. De Nederlandse overheid is al een aantal jaren in de greep van veiligheidsdenken waarbij controle, preventie, het uitbannen van risico’s, strenger straffen én het zichtbaar aanwezig zijn op straat centraal staan.

Illustratie: Boris Lamelos (voor De Correspondent)

De politie wordt dus nadrukkelijk de straat opgestuurd met de boodschap: ga handhaven, ga bekeuren, ga ingrijpen. Het professionele uitgangspunt van politiemensen is, zoals de titel van het rapport al bondig aangeeft: boeven vangen. ‘Onder politieagenten is de opvatting dominant dat de essentie van hun taak bestaat uit het zoeken, vinden en aanhouden van personen die iets ‘echt’ fout hebben gedaan (dan wel fout ‘zijn’),’ schrijven de onderzoekers.

Politieagenten leren door ervaring, vaak ook onder invloed van ervaren collega’s, waar ze in hun werkgebied op moeten letten: ‘Ook binnen de blanke, van oorsprong Nederlandse, bevolking wordt nader onderscheid gemaakt aan de hand van categorieën of stereotypen. Politieagenten profileren ook binnen de etnische meerderheid.’

Wat dit rapport leert, is dat profileren voorafgaat aan selecteren op etniciteit. Dat neemt niet weg dat de politie in dit onderzoek opvallend veel mensen staande houdt met een ‘niet-Nederlands uiterlijk:’ in zestig procent van de gevallen had een of meer van de geselecteerde burgers een niet-Nederlands voorkomen. De onderzoekers concluderen dan ook onomwonden dat ‘burgers mede op basis van hun zichtbare (andere) etnische achtergrond worden staandegehouden.’

Of die oververtegenwoordiging te rechtvaardigen is, kan niet worden vastgesteld. Daarvoor zou je bijvoorbeeld moeten weten hoeveel Marokkanen of Antillianen er in een bepaalde gemeente wonen en hoe groot hun aandeel is in de totale criminaliteit. Die cijfers zijn er niet, of onvoldoende betrouwbaar. Je kunt op basis van dit onderzoek in ieder geval niet stellen dat het effectief is om Marokkanen of Antillianen vaker aan de kant te zetten.

Opvallend: vrijwel geen boetes

Opvallend is dat de politie bijna geen boetes uitdeelt. Dat kwam deels doordat in de onderzochte periode de politiebonden CAO-actie voerden en geen bonnen uitschreven (om minister Ard van der Steur van Veiligheid en Justitie via zijn begroting onder druk te zetten).

Er is nog een reden: ‘In de gesprekken met politieagenten kwam regelmatig aan de orde dat zij de boetes voor verkeersovertredingen vinden. Dit is een breed gedeelde opvatting onder politieagenten, die ook uit ander onderzoek naar voren komt en in het verleden ook publiekelijk is geuit door onder andere een politievakbond en politiechefs. De hoogte van (sommige) boetes tast het rechtvaardigheidsgevoel van veel politieagenten aan, omdat zij van mening zijn dat de straf te zwaar is in verhouding tot het gedrag van burgers.’

Dat is dus een ironisch gevolg van jarenlang kiezen voor een ‘keiharde’ en ‘zero tolerance’-aanpak: de boetes zijn zo hoog dat agenten ze niet meer rechtvaardig vinden.

Maar: werk het?

Voor de politie kan zichtbaar aanwezig zijn in een buurt, een lastpak even uit de anonimiteit halen of het aan de kant zetten van een beruchte crimineel een doel op zich zijn, ook al levert het niets concreets op.

Van het totaal aantal staandehoudingen levert 9 procent een aanhouding op, waarvan uiteindelijk ongeveer de helft een veroordeling leidt

De harde getallen over de effectiviteit zijn in ieder geval niet indrukwekkend. In een derde van alle gevallen waarin een burger werd staandegehouden, bleek er helemaal niets aan de hand.

Van de overgebleven gevallen wordt bijna 90 procent ‘niet repressief’ afgehandeld, dat wil zeggen: met een waarschuwing. In 9 procent van de gevallen volgt een aanhouding, omdat iemand gesignaleerd stond of omdat er een strafbaar feit wordt geconstateerd.

Uit eerder onderzoek is bekend dat het in ongeveer een derde tot de helft van die gevallen niet tot een veroordeling komt. Dat is gezien de titel van het onderzoek, Boeven vangen, wel een relevante rekensom: van het totaal aantal staandehoudingen levert dus 9 procent een aanhouding op, waarvan uiteindelijk ongeveer de helft een veroordeling.

En hoe kijken agenten hier zelf tegenaan?

Het fascinerende is dat politiemensen zelf wél het gevoel hebben dat proactief optreden heel effectief is: ‘Hierbij doen zich verschillen voor tussen individuen, maar in ons onderzoek zat het vrijwel altijd ergens tussen ‘met de helft is wel iets’ en ‘negen van de tien keer zitten we goed.’ [...] Het gat tussen de eigen indruk van de effectiviteit van proactieve controles en de uitkomsten van ons en ander onderzoek impliceert dat politieagenten de effectiviteit van de eigen (professionele) intuïtie overschatten.’

De onderzoekers van Twynstra verwijzen naar Daniel Kahneman die in het boek uitlegt dat onze intuïtie ons geregeld in de steek laat. Het snelle denken – impulsief, intuïtief, Systeem 1 – kan heel nuttig zijn, maar zet mensen ook geregeld op het verkeerde been. Onze hersenen leggen verbanden die er niet zijn. Een bekend voorbeeld is advocaat Gerald Roethof, die regelmatig aan de kant gezet wordt. De gedachte daarachter is steeds de combinatie ‘zwarte man’ en BMW 7.

Systeem 2 (het rationele denken) corrigeert dat lang niet altijd. Dat is een belangrijke constatering. In juni filosoof Mieke Boon in Trouw etnisch profileren nog expliciet, onder verwijzing naar dezelfde Kahneman. Als er al vooroordelen zouden zijn, zouden ze gecorrigeerd worden door het rationele Systeem 2 van politiemensen, zo schreef ze.

‘Het beeld dat politieagenten van de effectiviteit van proactieve controles hebben, is aanzienlijk positiever dan de opbrengsten Politieagenten zijn zich vaak niet of nauwelijks bewust wat de impact is die controles kunnen hebben op burgers, zo concluderen ze ook. Zo’n 70 procent van de burgers die proactieve controles ondergaat, is onschuldig.

Illustratie: Boris Lamelos (voor De Correspondent)

Een urgent probleem, dat opgelost kan worden

Toch zorgen nu juist die voortdurende controles van burgers die niets gedaan hebben voor veel onvrede. De politie schaadt daarmee de relatie die ze heeft met minderheden. Dat is een urgent probleem dat aangepakt moet worden, schrijven Landman en Kleijer-Kool. In eerste instantie door de politie zelf.

De onderzoekers komen met een aantal suggesties:

  1. De Amerikaanse en Britse politie werken met stopformulieren, waarop ze per staandehouding aan moeten geven waarom ze iemand controleren én wat zijn of haar etniciteit is. Mede door die (ontluisterende) is het ‘stop and search’ in New York afgeschaft: de meerderheid van de gefouilleerden bleek tot een minderheid te behoren en onschuldig te zijn. In Nederland is het registreren van etniciteit verboden, dus hier zou zo’n systeem geen hard bewijs voor etnisch profileren opleveren. Wel zou zo’n systeem door de verplichte registratie een rem op controles kunnen zetten.
  2. Er zijn grote verschillen tussen individuele agenten: sommige treden alleen proactief op als ze een heel concrete aanwijzing hebben en kunnen altijd goed uitleggen aan burgers waarom ze gecontroleerd worden, andere zetten veel meer mensen aan de kant. Een optie zou zijn om de harde handhavers mee te laten lopen met meer genuanceerde collega’s en hen zo een slimmer optreden aan te leren. Training en professionalisering, waarbij meer objectieve gronden voor controles worden aangeleerd, kunnen ook helpen.
  3. Een creatief idee van Twynstra Gudde is om agenten te confronteren met hun eigen, hardnekkig verkeerde beeld over de effectiviteit van proactieve controles: ‘Een overtuiging die losstaat van de praktijk waarin ze, ook bekeken vanuit hun eigen maatstaven, veel vaker mis dan goed zitten.’ Met andere woorden: spreek de politie aan op haar professionele verantwoordelijkheid en trots.

Ga eens boeven vangen

Het is daarbij goed om te bedenken dat zo’n 40 procent van de Nederlandse politie op straat rondloopt. Ze zien boeven vangen als hun belangrijkste taak, maar vangen er naar verhouding erg weinig. Van de honderd staandehoudingen eindigen er negen in een aanhouding, waarvan misschien de helft een veroordeling oplevert.

Wie deze getallen kent, snapt waarom de ophelderingspercentages in Nederland zo laag zijn en waarom er nog zoveel veroordeelde criminelen vrij rondlopen. Volgens de zijn dat er zo’n twaalfduizend, onder wie drieduizend zwaardere gevallen die vier maanden of meer straf hebben openstaan.

Dat zijn dus mensen die al eens gepakt zijn, tegen wie bewijs is verzameld, die door het Openbaar Ministerie zijn vervolgd en die door een strafrechter zijn veroordeeld maar die toch nog niet achter de tralies zitten.

Los van het schandaal dat al die mensen vrij rondlopen, is dat ook een enorme verspilling van tijd en geld. Als je die boeven wil vangen, is het veel effectiever om gespecialiseerde rechercheteams daar gericht jacht op te laten maken, dan op straat mensen staande te houden in de vage hoop dat er misschien een boef tussen zit.

Als dit rapport ons één ding leert, dan is het wel dat goed proactief politiewerk ontzettend lastig is. Daarover zou binnen én buiten de politie veel beter nagedacht moeten worden.

Lees ook: