Zo updaten we onze democratie. Of laten we die MS-DOS?
De zomer van 2016 kan de geschiedenis ingaan als die waarin de westerse democratie keihard tegen haar grenzen aansmakte. De oplossing - een combinatie van loting, deliberatie en rotatie - is urgenter dan ooit. Dat leg ik uit in dit nawoord van de vandaag verschenen heruitgave van mijn boek Tegen verkiezingen.
Drie jaar geleden schreef ik een essay dat voor behoorlijk wat controverse heeft gezorgd. Terwijl het nog bij de drukker lag, vielen de drie bekendste politicologen van Vlaanderen het aan zonder het gelezen te hebben. Nadat het eenmaal verschenen was, verwarden sommige critici het recenseren van de tekst met het recenseren van de titel. Enkele gevestigde politici en journalisten reageerden bovendien bijzonder gepikeerd, alsof ik hun iets had afgepakt — een speeltje, een voorrecht, een hap macht, ik weet het nog steeds niet. Aan hun argumenten viel dikwijls geen touw vast te knopen.
Mijn basisgedachte was simpel: dat verkiezingen niet synoniem waren met democratie, en soms zelfs schadelijk ervoor. Dat dat niet gek was, gezien ze twee eeuwen geleden bewust werden ingevoerd om de democratie tegen te houden. Dat er ook nog een eeuwenoude maar vergeten procedure bestond die de moeite waard was om vanonder het stof te halen.
Maar er waren ook intelligente commentaren. De vele analyses, studiedagen en debatten brachten mij inzichten bij. Enkele discussies online bewezen dat er niet alleen geschreeuwd wordt op de sociale media. Verscheidene oud-politici in België en Nederland erkenden ten slotte dat er een probleem was met de huidige democratie en stonden open voor een voorstel om het representatieve stelsel representatiever te maken door naast verkiezingen ook loting te overwegen.
Het voorstel
Wat was eigenlijk zo revolutionair aan dat voorstel? We gebruiken nu al loting iedere dag in onze democratieën, alleen gebruiken we de slechtst denkbare variant ervan: opiniepeilingen. Bij opiniepeilingen vragen we aan een steekproef van mensen wat ze denken als ze niet denken - en hun antwoord beïnvloedt het beleid. Zou het niet zinniger zijn te vernemen wat diezelfde mensen denken als ze hebben kúnnen denken? En dat de politiek daarnaar luistert?
Vergelijk een samenleving met een ketel soep. Om te weten of die al op smaak is, proeven we er een beetje van zodat we de rest, die we niet geproefd hebben, kunnen kruiden. De vraag is: hoe halen we dat beetje eruit?
Wie in de eenentwintigste eeuw democratie blijft herleiden tot louter verkiezingen, holt haar moedwillig uit
Het keukengerei dat we hanteren, doet er nogal toe. Want met de schuimspaan van de verkiezingen proef je iets heel anders dan met de soeplepel van de loting — en neem je andere beslissingen. Instrumenten zijn niet neutraal. Procedures bepalen resultaten.
Ik pleitte voor een combinatie van beide, soeplepel en schuimspaan, loting en verkiezing, twee vormen van volksvertegenwoordiging naast elkaar, al was het maar om de permanente kieskoorts en het kortetermijndenken van het huidige stelsel te doorbreken. Want wie in de eenentwintigste eeuw democratie blijft herleiden tot louter verkiezingen, holt haar moedwillig uit.
Wat ik bepleitte, was om naast verkiezingen een combinatie van loting, deliberatie en rotatie in te voeren. Bij belangrijke beslissingen, zo suggereerde ik, kunnen verkozen overheden burgers uitnodigen (loting) om mee te praten over de te volgen koers (deliberatie) en dat telkens opnieuw met andere mensen (rotatie).
Met loting vermijd je dat enkel rijke, witte, hoogopgeleide mannen het woord krijgen. Met deliberatie, het gestructureerde overleg van burgers met experts, politici en elkaar, vermijd je dat enkel de onderbuik spreekt. En met rotatie vermijd je dat een minieme minderheid eenmalig aan zet is.
- Opiniepeilingen? Genoeg loting en genoeg rotatie, maar geen deliberatie. Gevolg: ongefundeerd advies.
- Inspraakavonden? Genoeg rotatie en genoeg deliberatie, maar geen loting. Gevolg: diplomademocratie.
- Burgerpanels? Genoeg loting en genoeg deliberatie, maar geen rotatie. Gevolg: frustratie bij de outgroup.
De effecten
De evenwichtige combinatie van die drie aspecten kon in mijn ogen helpen om de kloof te verkleinen tussen burgers en bestuurders. Het was een voorstel om rust en rede terug te brengen in ons doorgedraaide parlementaire bestel. Het was geen aanval op de politiek, maar juist een poging om politici opnieuw besluiten te laten nemen die het vertrouwen van de burger genieten.
Die nieuwe dynamiek leek me niets te vroeg, want als twee honden vechten om een been, loopt de derde ermee heen. Zolang burgers en politici elkaar in de tang van het wederzijdse wantrouwen vasthouden, zoals nu het geval is, zullen anderen met de macht gaan lopen. Denk aan internationale markten, goed georganiseerde lobby’s en transnationale technocratische organen.
Het resultaat: nog meer frustratie bij de burger, nog meer onmacht bij de politiek, nog meer argwaan aan beide zijden, nog meer druk op de ketel en het systeem stond al op barsten.
Hier en daar broedt er wel wat:
- Een stad als Utrecht heeft de stap durven zetten. De gemeente loot nu op regelmatige basis zo’n honderdvijftig burgers om mee te komen praten over langetermijndoelstellingen als het energieplan. Ook het plan voor de integratie van vluchtelingen in de stad werd opgesteld samen met gelote burgers.
- In België zijn verschillende gemeentes, provincies, politieke partijen en zelfs ministers aan het experimenteren gegaan met nieuwe vormen van burgerinspraak.
- In verschillende Nederlandse steden kwamen er G1000-burgertoppen (Amsterdam, Den Haag, Amersfoort, Apeldoorn, Groningen, Nijmegen, enzovoort).
- Steden als Madrid en Barcelona begonnen te onderzoeken of loting mogelijk is op lokaal niveau.
- Enkele toppolitici in België pleitten ervoor om een grondwettelijke commissie of zelfs de hele Senaat door loting te laten samenstellen.
- En in Zwitserland, het land dat voor velen geldt als de beste democratie ter wereld, worden nu handtekeningen verzameld voor een referendum om de Nationalrat, een van de twee kamers van het parlement, te loten in plaats van te verkiezen.
Eigenlijk gaat het om een heel natuurlijke, verdere ontwikkeling van de democratie: van stemrecht naar spreekrecht. Dat proces is even onvermijdelijk als de uitbreiding van het kiesrecht naar vrouwen een eeuw geleden: aanvankelijk controversieel, later de evidentie zelve.
Op het moment dat het opleidingsniveau hoger is dan ooit en informatie sneller circuleert dan vroeger, is het niet meer dan normaal dat we onze democratische procedures updaten naar de eenentwintigste eeuw. Laat ons niet vergeten dat verkiezingen uit een tijd stammen dat het gros van de bevolking analfabeet was.
Maar komt hij ook echt, die update? Of blijven we sukkelen met MS-DOS?
Urgenter dan ooit
Ik kan hier wel een hele lofzang vol valse bescheidenheid afsteken over de twaalf drukken van Tegen verkiezingen, over de drieduizend exemplaren die werden uitgedeeld aan alle gemeentebesturen in Nederland, over de vele vertalingen die op hun beurt aanleiding gaven tot debatten in Oslo, Kopenhagen, Parijs, Londen en Berlijn en tot symposia in de Belgische Senaat en vooral in de Bibliotheek van Alexandrië waar twintig voormalige staatshoofden en regeringsleiders samen met sleutelfiguren uit de Arabische Lente zich over de vraag bogen.
Maar het gaat niet om het wedervaren van een ISB-nummer.
Ja, op lokaal niveau is een en ander aan het schuiven. Maar nationaal? Als zelfs in Ierland en IJsland, de landen die het verst gevorderd waren op het vlak van democratische vernieuwing, vandaag de verkozen politici aarzelen om de aanbevelingen van hun burgerparticipaties ter harte te nemen, waar zijn we dan eigenlijk mee bezig? Als in tijden van kolossaal wantrouwen jegens de partijpolitiek, landelijke politici overal in Europa hooguit hun kleine teen willen uitstrekken naar het water van een meer volwassen omgang met de burger, waar zijn we dan eigenlijk mee bezig? Als zelfs de Europese Unie op het kwetsbaarste moment sinds haar oprichting nog steeds denkt dat het een kwestie is van ‘beter communiceren met de burger’ en niet beseft dat die hele top-downbenadering juist de kern van het probleem is, waar zijn we dan eigenlijk mee bezig?
Democratie is de bestuursvorm waarbij het volk zichzelf bestuurt. Willen we dat nog eens goed tot ons laten doordringen? Het probleem is niet of burgers willen en kunnen meedenken over beleid - het antwoord op die vraag is een volmondig ja. Het probleem is dat de meeste politici dat nog steeds niet willen.
Dat het democratisch stelsel zich zal vernieuwen, staat buiten kijf. De vraag is alleen: Wanneer? Zal die vernieuwing spoedig geïnitieerd worden of moet het eerst komen tot het eind van de democratische waarden, ernstige onlusten, geweld of zelfs de val van het parlementaire stelsel? Kortom, doen we die update vóór of na de crash?
Natuurlijk is het niet makkelijk een auto te repareren terwijl je ermee rijdt. Maar het is nog veel moeilijker een auto te repareren nadat hij is gecrasht
Ik heb lang gedacht dat het nog niet te laat was, dat de politiek wijs genoeg zou zijn om voor de totale meltdown de noodzakelijke aanpassingen te doen, al was het maar uit eigenbelang. Maar sinds de zomer van 2016 twijfel ik er steeds meer aan. Natuurlijk is het niet makkelijk een auto te repareren terwijl je ermee rijdt. Maar het is nog veel moeilijker een auto te repareren nadat hij is gecrasht.
Het is begin september 2016 wanneer ik dit schrijf. Sinds enkele dagen woon ik in de voormalige hoofdstad van het fascisme. Gisteren heeft voor het eerst in de naoorlogse geschiedenis van Duitsland extreemrechts een belangrijke verkiezingsoverwinnig behaald: in de deelstaat Mecklenburg-Vorpommern werd Alternative für Deutschland, een voorheen onbeduidende partij, groter dan de CDU van bondskanselier Merkel.
Als sluitstuk van ‘the summer of our discontent’ kon het tellen. De zomer van 2016 zal sowieso de geschiedenis ingaan als die waarin de westerse democratie keihard tegen haar grenzen aansmakte. Een stompzinnige kiesbelofte in het Verenigd Koninkrijk leidde tot een stompzinnig referendum (één ronde, normale meerderheid, geen bekrachtiging door parlement of regering) met Brexit tot gevolg - de belangrijkste politieke gebeurtenis in Europa sinds de Val van de Muur in 1989.
In de Verenigde Staten schopte een nauwelijks toerekeningsvatbare madman het tot de presidentskandidaat van de Republikeinse partij, daarmee voorgoed de toonaard van het publieke debat in Amerika wijzigend.
Na een mislukte coup vervoegde de Turkse president Recep Tayyip Erdogan definitief het rijtje van de democratisch verkozen autoritaire leiders waartoe ook Vladimir Poetin en Viktor Orbán behoren. In Brazilië werd een president die ooit de hoop van een continent was, afgezet. Spaanse politici slaagden er na twee verkiezingsrondes nog steeds niet in een regering te vormen.
In Frankrijk, Nederland en Oostenrijk werd steeds duidelijker dat uitgesproken xenofobe partijen bij de volgende stembusgang weleens het hoogste ambt kunnen binnenhalen. En enkele gruwelijke aanslagen van volkomen losgeslagen individuen leidden tot een misselijkmakende heksenjacht op een hele bevolkingsgroep.
Koppel dat aan langlopende uitdagingen als het vluchtelingenvraagstuk, de groeiende ongelijkheid, de fiscale evasie en bovenal het klimaatprobleem, en je vraagt je onwillekeurig af of het westers democratisch stelsel überhaupt nog iets vermag.
Drie jaar geleden waarschuwde ik op de slotpagina’s van mijn essay voor ‘een lange periode van grote instabiliteit’ als we onze democratie niet bij de tijd brachten. Ik wist werkelijk niet dat het zo snel zou gaan. Ik hoopte dat ik mij vergiste. ‘Waar wachten we op?’ schreef ik aan het einde van mijn tekst, ongeduldig maar hoopvol. Ik vraag het mij nog steeds af - maar met steeds minder hoop.