Waarom de opwarming van de aarde een geschenk is voor privacystrijders

Illustratie: Erwin Kho (voor De Correspondent)

Wat hebben verdrinkende ijsberen en gekraakte databases met elkaar te maken? Niets, op het eerste gezicht. Tot je ziet hoeveel overeenkomsten er zijn tussen klimaatverandering en grootschalige privacyschending. Met deze zeven strategieën van de klimaatbeweging heeft de strijd voor onze privacy kans van slagen.

Een zonovergoten middag in mei. In de tuin van De Correspondent voeren wij een van de vreemdste gesprekken uit onze journalistieke carrière.

We vergelijken databases met ijsberen.

In hun boek laten Maurits en Dimitri zien wat er op het spel staat nu onze privacy steeds verder wordt aangetast. Overheden en bedrijven gebruiken de informatie die ze verzamelen om besluiten voor en over ons te nemen. Dit gebeurt buiten ons zicht om, zonder dat wij het doorhebben.

Je hebt wel iets te verbergen gaat vooral over het probleem: het laat uitvoerig zien op welke manieren welke partijen wat voor informatie verzamelen, waarom ze dat doen en welke consequenties dat heeft. Dé vraag die zich aan het eind van het boek opdringt is: hoe lossen we dit op? Wat kunnen we tegen deze massale onzichtbare surveillance doen?

Geef daar maar eens antwoord op.

In gesprekken voor het boek kwam meermaals het advies voorbij om voor inspiratie eens naar dat andere veelkoppige probleem te kijken: de opwarming van de aarde. Het klimaatprobleem is nog lang niet opgelost, maar het is de afgelopen jaren wél prominent op de agenda komen te staan.

Dus besloten we de klimaat- en privacykrachten van De Correspondent te bundelen en samen te onderzoeken wat privacystrijders van klimaatactivisten kunnen leren.

Waarom we ons wagen aan een vergelijking tussen privacy en klimaat

Privacy en klimaat zijn natuurlijk heel verschillend. De opwarming van de aarde levert directe op voor mensen die worden getroffen door de stijgende zeespiegel of door extreem weer. In de klimaatdiscussie gaat het over oorlog en vrede, leven en dood. Dat is bij privacy niet het geval, of in ieder geval niet zo duidelijk als bij het klimaat.

Maar als we de privacydiscussie en de klimaatdiscussie door een andere bril bekijken, zien we ook overeenkomsten:

  • het zijn allebei abstracte problemen;
  • als iedereen om je heen het probleem negeert, ben jij geneigd dat ook te doen;
  • de mogelijke ‘rampen’ liggen voor de meesten van ons ergens in de toekomst;
  • we zien de oorzaken van de opwarming van de aarde en het privacyverlies niet met het blote oog – dataverzameling en -gebruik vinden onder de oppervlakte plaats, CO2-uitstoot is onzichtbaar;
  • en bovendien begrijpen we er eigenlijk maar bar weinig van. Wie snapt de risico’s van het opbreken van het ijs op nu echt? En wie weet wat er in zijn gebeurt?

Beide zijn, kortom, problemen die we makkelijk kunnen negeren. Het is moeilijk massa’s mensen te mobiliseren voor een probleem dat vaag, abstract en toekomstig lijkt. De menselijke is eenvoudigweg niet gemaakt om te reageren op problemen die we niet goed kunnen zien.

Het (relatieve) succes van de klimaatbeweging

Sinds de jaren negentig is het de klimaatbeweging gelukt om de opwarming van de aarde neer te zetten als een collectief en moreel probleem. Voor die tijd was het gebruik van fossiele energie voornamelijk een economische kwestie. Overheden, bedrijven en consumenten verbruikten zoveel als zij konden betalen.

Voor de politiek en het bedrijfsleven is het onmogelijk geworden geen aandacht aan het klimaatprobleem te besteden

Eind jaren tachtig ontstond het besef dat we met ons fossiele-energiegebruik een stabiel leefklimaat konden vernietigen en in de jaren negentig werd de eerste wereldwijde klimaattop georganiseerd. In 2006 wist met zijn film An Inconvenient Truth de aandacht van de wereld op de opwarming van de aarde te richten en vorig jaar werd het ambitieuze gesloten, waarbij alle landen van de wereld opnieuw de intentie uitspraken de opwarming van de aarde tot maximaal 2 graden Celsius te beperken.

Het beleid om dat doel te halen ontbreekt maar inmiddels is wél een wereldwijde overschakeling naar duurzame energie op gang gekomen. Voor de politiek en het bedrijfsleven is zo langzamerhand onmogelijk geworden geen aandacht aan het klimaatprobleem te besteden. En burgers zijn in grote meerderheid voorstander van streng klimaatbeleid en groene energie geworden.

De vraag is: hoe is dat gelukt?

We gaan te rade bij enkele prominente klimaatstrijders. De vragen die wij hun voorleggen:

  • Wat heeft ervoor gezorgd dat het klimaat als een collectief probleem zo prominent op de agenda is komen te staan?
  • Welke lessen zijn daar voor de privacybeweging uit te leren?

Voor de goede orde: het gaat ons niet om een blauwdruk of een uitputtende analyse. Eerder is het een verkenning, een gedachte-experiment waar aanknopingspunten uit voort kunnen vloeien. We nodigen jullie van harte uit om in de bijdragen verder mee te denken over deze vergelijking.

Illustratie: Erwin Kho

1. Benoem vijanden waar mensen zich collectief tegen kunnen verzetten

Hoe moeten degenen die privacy willen opstoten in de vaart der volkeren – politici, non-gouvernementele organisaties, activisten en journalisten – het probleem brengen? We leggen het voor aan een autoriteit op het gebied van klimaatcommunicatie: George Hij werkte 25 jaar lang voor de milieubeweging, onder meer bij Greenpeace en de Amerikaanse Rainforest Foundation, en richtte daarna een denktank voor klimaatcampagnes op. Hij verzamelde zijn kennis in het boek Don’t Even Think About It: Why Our Brains Are Wired to Ignore Climate Change. Daarin beschrijft hij de psychologie van klimaatverandering en zoekt hij manieren om meer mensen bewust te maken van de risico’s.

Bij klimaatverandering is een sleutel tot het voorlopige succes het creëren van vijanden geweest, vertelt Marshall. Kolenboeren en bedrijven als ExxonMobil en Shell tot slechteriken verklaren – en dan mensen mobiliseren. Daar liggen zeker kansen voor de privacybeweging, denkt Marshall. Een gemeenschappelijke vijand verbroedert. ‘Niemand voert echt agressief campagne tegen Facebook. Terwijl dit soort grote organisaties extreem kwetsbaar zijn voor campagnes, omdat ze financieel totaal overgewaardeerd zijn. Ze zijn alleen wat waard als mensen Facebook blijven gebruiken.’

2. Ken je publiek en pas daar de boodschap op aan

Dat moet niet het enige zijn, zo luidt het advies van Marshall. ‘Mijn indruk is dat veel privacyactivisten links en antibedrijfsleven zijn. Hun wereldbeeld is: deze multinationals willen hun macht uitbreiden en geld verdienen en daarom proberen ze het internet over te nemen.’ Veel argumenten in het privacydebat nemen volgens Marshall de vorm aan van kapitalismekritiek of pleidooien voor sociale rechtvaardigheid.

Als je de boodschapper niet vertrouwt, vertrouw je ook zijn probleemstelling en zijn oplossingen niet

En daar gaat het mis, weet hij, want bij klimaatverandering zijn het precies dat soort argumenten geweest waardoor veel conservatieve en rechtse mensen zich van het onderwerp afwendden. Als je de boodschapper niet vertrouwt, vertrouw je ook zijn probleemstelling en zijn oplossingen niet. In Amerika wordt klimaatverandering door sommigen zelfs gezien als een links complot om de macht van de overheid te vergroten of zelfs een socialistische heilstaat te rechtvaardigen.

Dat gevaar loert ook voor privacyactivisten, meent Marshall. Tenminste: als zij niet óók een verhaal hebben voor de mensen en partijen van buiten de eigen parochie. Zo zullen klassiek liberalen meer aanslaan op de boodschap dat surveillance door overheden hen in hun autonomie en vrijheid beknot dan een verhaal over Facebook als grote surveillancekapitalist.

3. Grote groepen mobiliseren is makkelijker met hoopvolle toekomstscenario’s

Technologiecriticus vindt dat we niet bang genoeg zijn voor de gevolgen van de inperking van onze privacy. Het probleem, meent hij, is dat we ons het privacyequivalent van een mogelijke klimaatcatastrofe – de ‘informatieapocalyps’ – nauwelijks kunnen voorstellen. ‘Wij zijn erg slechte dystopisten geworden en onze technofiele intellectuelen zijn daar deels verantwoordelijk voor,’ aldus

Nog even los van het feit dat een informatieapocalyps ook daadwerkelijk moeilijker voor te stellen is dan een klimaatapocalyps – denk: massamigratie en ontwrichting door droogte, voedselgebrek en de stijgende zeespiegel – trekken sommige klimaatdenkers ook de effectiviteit van dergelijke door Morozov voorgestelde dystopieën in twijfel.

Sterker nog: mensen bang maken, benadrukken zij, is een Want bange mensen zijn passief en vinden geen oplossingen. Weinig verhalen hebben het klimaatdebat zo verstard en gepolariseerd als ‘het verhaal van de apocalyps van de klimaathel,’ schrijft de Noorse psycholoog Per Espen Stoknes in What We Think About When We Try Not To Think About Global Warming: Toward a New Psychology of Climate Action. Mensen mobiliseren rond hoopvolle toekomstscenario’s zou beter werken, denkt hij.

Wij zijn erg slechte dystopisten geworden en onze technofiele intellectuelen zijn daar deels verantwoordelijk voor

Het is een boodschap die resoneert bij Hans de Zwart, die bij ons in de tuin is aangeschoven. Hij werkte jarenlang voor Shell in Den Haag en kent het klimaatdebat van Tweeënhalf jaar geleden werd hij directeur van Bits of Freedom, de belangrijkste digitale privacyorganisatie van Nederland.

De Zwart vertelt dat hij recent een wijze les over framing leerde uit het boek van Stoknes. ‘Als je mensen vertelt dat er elke dag 300 miljoen colaflessen worden weggegooid, dan denken ze niet: wat erg, ik ga mijn fles netjes recyclen. Dan denken ze: als het al zo erg is, dan kan die van mij er ook nog wel bij.’

Mensen kopiëren het gedrag van hun omgeving, zegt De Zwart. Als je wil dat ze in actie komen om hun privacy te beschermen, moet je vooral laten zien dat er al heel veel mensen zijn die hebben besloten weer baas over eigen data te worden. Dezelfde logica werkt als het om klimaat gaat: mensen zijn eerder geneigd zonnepanelen te nemen als hun ze al hebben. Zo worden ze onderdeel van een grotere beweging die de wereld ten goede verandert, en dat werkt beter dan schermen met doemscenario’s.

4. Trek wel lijnen

Toch heeft het schetsen van een doemscenario één voordeel, leren wij van George Marshall. Het laat namelijk zien dat er ergens harde grenzen gesteld moeten worden, omdat we anders, zonder dat we het doorhebben, langzaam in een dystopische situatie – en dan zijn we te laat om nog in te grijpen. ‘De klimaatbeweging moest ook grenzen stellen,’ zegt Marshall. Op de klimaatconferentie in Parijs eind 2015, en bij een wereldwijde mobilisatie van burgerlijke ongehoorzaamheid in mei 2016, werd daarom campagne gevoerd rond het idee van een ‘rode lijn’: tot hier en niet verder. Die lijn moest de harde ‘grens’ van de natuur en de kwetsbaarste gemeenschappen op aarde vertegenwoordigen. Kwetsbare eilandstaten voerden zo campagne met de leus: ‘1.5 to stay alive’ – meer dan 1,5 graad Celsius zou hun doodvonnis betekenen. Politici en fossiele-energiebedrijven mochten die grens niet overschrijden en moesten een ambitieus akkoord sluiten zodat gevaarlijke klimaatverandering zou uitblijven.

Illustratie: Erwin Kho

Het bleek een effectieve boodschap: in het Akkoord van Parijs werd afgesproken de opwarming te beperken tot ‘ruim beneden’ 2 graden Celsius, met een ‘streven’ niet boven 1,5 graad uit te komen (al moet gezegd worden dat het beleid om die ambitie waar te maken vooralsnog ontbreekt).

‘Je moet duidelijk maken welke verandering onacceptabel is,’ zegt Marshall. ‘Dat is de kern van campagne voeren. Ik denk dat hier een echte kans ligt. Hét argument kan zijn: er is nu in feite geen grens aan de informatie die bedrijven en overheden kunnen verzamelen. Dus die grens moeten we trekken.’

5. Ga voor het allerhoogste politieke niveau

Harde grenzen hebben nog een voordeel: ze geven machthebbers een referentiepunt. Ze concretiseren de strijd over ontwikkelingen die wel en niet wenselijk zijn. Dat geldt met name voor de internationale politiek, omdat privacy en klimaat zich van landsgrenzen weinig aantrekken. Denk aan inlichtingendiensten die internationaal opereren en persoonlijke gegevens met elkaar uitwisselen, technologiebedrijven die overal ter wereld hun servers hebben staan en Europese privacywetgeving die voor alle EU-landen geldt.

We bellen met Bas Eickhout, sinds 2009 Europarlementariër namens GroenLinks. Eickhout is in Brussel een gevierd voorvechter van duurzaamheid. Zijn grootste politieke haalde hij eind 2013, toen hij erin slaagde een strenge wet aanvaard te krijgen om het gebruik van krachtige broeikasgassen – de zogenoemde F-gassen – terug te dringen in onder meer koelkasten en airconditioners.

Het risico is dat het onderwerp zo een beetje wordt weggestopt en politici denken: het is afgehandeld

Ten eerste, zegt Eickhout, kan het doorslaggevende politiek belang van de Verenigde Naties voor de strijd voor het klimaat niet genoeg benadrukt worden. De VN hebben een enorme bureaucratie opgetuigd – de United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) – om jaarlijks met de hele wereld over het klimaat te praten. ‘Klimaat is echt een geïnstitutionaliseerd onderwerp binnen de VN. Daardoor heeft het enorm veel gewicht; iedere nationale overheid zet er ambtenaren op. Dat dwingt politici weer om daar aandacht aan te besteden. De VN zijn natuurlijk bureaucratisch, maar alleen al dat er een jaarlijkse klimaattop is en dat men jaarlijks op het hoofdkantoor van de UNFCCC in Bonn samenkomt, heeft veel positieve effecten. Want daar gaan óók de ambtenaren van elk milieuministerie uit alle landen naartoe, die daar weer met de neus op de feiten gedrukt worden, wat ze weer terugkoppelen naar hun ministers. Dat is – puur politiek gezien – heel belangrijk.’

Eickhout noemt nog een meerwaarde van de VN. Aandacht voor onderwerpen als klimaat en privacy is altijd afhankelijk van de actualiteit. Zo stond privacy prominent op de agenda na de onthullingen van Edward Snowden, om daar vervolgens met evenveel gemak weer van te verdwijnen na enkele terroristische aanslagen. Eickhout: ‘Bij het klimaat is de politieke aandacht ook jarenlang als een pendule geweest. Dan had je een ramp en zat het mee, en vervolgens kwam er een ‘sceptische golf’ en zat het weer tegen. Maar door dat institutionele proces is er een gestaag stijgende lijn gekomen, waar die pendule omheen bewoog. Zonder die stijgende lijn blijft het een herhaling van zetten.’

Eickhout juicht het toe dat de Verenigde Naties vorig jaar in juli een rapporteur voor het recht op privacy hebben aangesteld. ‘Een goede eerste stap,’ zegt hij. Maar nog ver verwijderd van de duizenden VN-ambtenaren die zich buigen over de opwarming van de aarde. ‘Het risico is dat het onderwerp zo een beetje wordt weggestopt en politici denken: het is afgehandeld.’

Wat zou die rapporteur moeten doen? Eickhout: ‘Het mooiste zou zijn als het hem lukt om de landen van de wereld op één lijn te krijgen over gemeenschappelijke ambities rond het behoud van privacy, zoals dat gebeurde in 1992, toen alle landen van de wereld met elkaar afspraken om gevaarlijke klimaatverandering te voorkomen. Dat hebben ze vooralsnog niet helemaal waargemaakt, maar ze kunnen nu wel op het matje worden geroepen als ze hun eigen ambities in de wind slaan.’

6. Span processen aan voor de collectieve zaak

Advocaat won met de actieorganisatie Urgenda de inmiddels wereldberoemde tegen de Nederlandse staat. Die werd verplicht om de uitstoot in 2020 met ten minste 25 procent terug te dringen.

Cox’ strategie was als volgt. Alle landen van de wereld hadden in 1992 afgesproken dat ze gevaarlijke klimaatverandering wilden voorkomen. Later werden ze het erover eens dat een opwarming van meer dan 2 graden Celsius ‘gevaarlijk’ was en uit de klimaatwetenschap volgt dat rijke landen hun uitstoot daarom in 2020 met zeker 25 procent moesten terugbrengen ten opzichte van 1990. Via de rechter dwong Cox die door Nederland verzaakte reductie alsnog af.

Is een vergelijkbare strategie te volgen voor het afdwingen van een betere bescherming van onze privacy? Is aannemelijk te maken dat er een punt bestaat waarna effecten optreden die niet meer terug te draaien zijn? Want dan zou de overheid op basis van haar zorgplicht nu al moeten ingrijpen.

Illustratie: Erwin Kho

Cox ziet wel aanknopingspunten. Als sprake is van machtsasymmetrie – zoals tussen de aanbieder en de gebruiker van een online dienst – is het recht een goed middel om bescherming af te dwingen. Als individu sta je relatief zwak ten opzichte van grote technologische ontwikkelingen en multinationals die jouw autonomie aantasten, analyseert Cox, dus in principe zal de rechter geneigd zijn jou in concrete gevallen te beschermen.

Privacyjuristen zullen wel op zoek moeten gaan naar zaken waar ze dit algemene principe hard kunnen maken. ‘Eigenlijk kunnen alleen juristen die de hele ICT-wereld begrijpen dit doen,’ zegt Cox. Bovendien moeten ze – als ze zich net als Cox willen beroe pen op het voorzorgsprincipe – goed duidelijk maken wat het gevaar is waartegen burgers beschermd moeten worden. Cox: ‘Wat is het gevaar van metadata? Vinden we dat maatschappelijk onaanvaardbaar?’ Als dat lukt, kan in principe een zaak gemaakt worden die de staat dwingt nu al in te grijpen.

Privacy heeft daarbij één voordeel ten opzichte van het klimaat: het is een grondrecht. Het klimaat is dat niet en moet in rechtszaken vertaald worden naar andere grondrechten, bijvoorbeeld het grondrecht op voedsel. Privacyadvocaten kunnen proberen dat grondrecht te gebruiken om bij de rechter ‘positieve verplichtingen’ af te dwingen waar overheden en bedrijven aan moeten voldoen. Staten kunnen dan verplicht worden wetten in te voeren die bedrijven dwingen de privacy van consumenten goed te bewaken.

Dit gebeurde in oktober 2015 in een rechtszaak die door juristen als revolutionair wordt gezien. De Oostenrijkse privacyactivist won een zaak die hij had aangespannen voor het Europese Hof van Justitie over het Safe Harbour-verdrag tussen de EU en de Verenigde Staten over de uitwisseling van persoonsgegevens. Het Hof oordeelde met een beroep op het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens dat dit verdrag niet wettig was.

7. Centraliseer de wetenschap van privacy en surveillance

Van verschillende kanten horen wij over de grote invloed van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Dat is een wetenschappelijk orgaan dat in 1988 werd opgericht door de Verenigde Naties. Bij het IPCC zijn honderden experts van over de hele wereld aangesloten. Zij overzien de vele honderden studies die de klimaatwetenschap voortbrengt. Om de vijf à zes jaar publiceert het IPCC een samenvatting van alle literatuur over het klimaatprobleem.

Advocaat Roger Cox baseerde zijn strategie in de klimaatzaak voor een belangrijk deel op de uitgebreide studie van de IPCC-rapporten. ‘Volgens het IPCC zou een groep ‘rijke landen’ voor 2020 tussen de 25 en 40 procent van de uitstoot gereduceerd moeten hebben ten opzichte van 1990, om een redelijke kans te houden dat we de 2 graden Celsius niet overschrijden. Ik beargumenteerde dat als het om de bewijsvoering gaat, we alleen op het IPCC kunnen afgaan. Niemand bracht daar iets tegenin.’

Hoe maak je privacy en surveillance meetbaar?

Ook politiek is het IPCC doorslaggevend geweest, meent Europarlementariër Bas Eickhout.

‘Interessant is dat de samenvatting van het IPCC een politiek goedgekeurde samenvatting is. De politiek kan het probleem daarna moeilijk meer ontkennen.’ Dat heeft er volgens Eickhout voor gezorgd dat klimaat steeds belangrijker is geworden in de politiek. ‘Dat iedereen het over het klimaat heeft, komt deels door het IPCC. Politiek is het een thema waar je het liefst omheen wil wandelen, maar dat kan gewoon niet meer. Het IPCC herinnert de politiek steeds weer aan de opwarming van de aarde.’

Hoe dit te vertalen naar privacy? De studies naar privacy en surveillance zijn rijke academische onderzoeksgebieden, maar de nadruk ligt vooral op de maatschappelijke, juridische, politieke en technologische aspecten ervan. In tegenstelling tot het klimaat en vervuiling, laten privacy en surveillance zich moeilijk in eenheden uitdrukken. Die op hun beurt weer gebruikt kunnen worden als grens en als stokken om politici en rechters mee te slaan. Daar ligt een interessante uitdaging. Hoe maak je privacy en surveillance meetbaar? Wat is het digitale equivalent van CO2? En waar ligt de grens?

Dit is een bewerkte versie van de epiloog van het boek

Meer over privacy: