Vijf jaar na de vluchtelingenpiek gaat het goed met de nieuwe Nederlanders, ondanks falend inburgeringsbeleid

Dick Wittenberg
Correspondent Wereldverbeteraars
Illustraties: Eddie Stok (voor De Correspondent)

Zo’n 70.000 vluchtelingen vestigden zich vanaf 2014 in korte tijd in Nederland. Destijds volgden Correspondentleden een grote groep nieuwkomers. Afgelopen weken gingen wij weer langs bij een aantal van hen. De meesten spreken intussen Nederlands en voelen zich hier thuis – ondanks falend beleid.

Het is alweer bijna vier jaar geleden dat honderdduizenden vluchtelingen hun toevlucht zochten in Europa. Zo’n 70.000 strandden in Nederland tussen 1 januari 2014 en 1 juli 2016. De grootste groep met 44.000 vluchtelingen kwam uit het door burgeroorlog verscheurde Syrië. Eritreeërs vormden met 13.000 mensen de op een na grootste groep.

In Duitsland verklaarde bondskanselier Angela Merkel: ‘Wir schaffen das.’ In Nederland bleef de regering ook geen andere keuze dan proberen die nieuwkomers op te vangen en hen voor te bereiden op een nieuw bestaan in Nederland. Overal werden noodvoorzieningen en extra asielzoekerscentra uit de grond gestampt.

Hoe verging het ze daarna als ze in het bezit van een verblijfsvergunning kwamen? Als ze willekeurig aan een gemeente werden toegewezen en daar huisvesting kregen, met de verplichting om binnen drie jaar hun inburgeringsexamen te halen?

Over het begin van die fase schreven Greta Riemersma en ik vanaf de herfst van 2016 Dat deden we met hulp van honderden leden van De Correspondent, in het kader van het initiatief Nieuw in Nederland. Wat hadden nieuwkomers nodig om in Nederland een nieuw bestaan op te bouwen? Waar liepen ze tegenaan?

Nieuwkomers van toen zijn blijvers die aanspraak kunnen maken op het Nederlanderschap

Inmiddels zijn we ruim twee jaar verder. De 70.000 vluchtelingen van destijds zijn binnenkort geen nieuwkomers meer. Ze zijn blijvers. Na vijf jaar hier wonen kunnen ze aanspraak maken op de Nederlandse nationaliteit. Voorwaarde is wel dat ze hun halen. Dat betekent dat ze op een minimaal niveau Nederlands lezen, schrijven, spreken en verstaan en dat ze in grote lijnen weten hoe de Nederlandse maatschappij in elkaar zit en hoe de arbeidsmarkt werkt.

Dit is het moment om de balans op te maken. Hoe ver zijn de nieuwkomers met het opbouwen van een nieuw bestaan?

Om poolshoogte te nemen gingen Greta Riemersma en ik de afgelopen maanden langs bij een beperkt aantal nieuwkomers die we twee jaar eerder hadden geportretteerd. Dat resulteerde in vijf vervolgverhalen die onmiskenbaar optimistisch stemmen, al gaat lang niet alles goed.

uit Den Bosch heeft een eigen cateringbedrijf. uit het Groningse Glimmen is overblijfmoeder op de basisschool en vrijwilliger in de bieb. uit Hoofddorp hoopt volgend jaar als basisarts te worden erkend. uit Amsterdam volgt een ict-opleiding. En ook uit Amsterdam, werkt als elektromonteur.

Van de nieuwkomers uit 2014 heeft 86 procent aan zijn inburgeringsverplichtingen voldaan

Ik besef natuurlijk best dat dit vijftal geen representatieve afspiegeling van de groep vluchtelingen vormt. Maar het Syriërs in Nederland dat het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) eind mei vorig jaar uitbracht en dat wel representatief is, stemt ook voorzichtig positief.

Volgens dat rapport volgde 80 procent van de Syriërs een cursus Nederlands, al beoordeelden ze hun spreek- en luistervaardigheid nog als zwaar onvoldoende. Bijna 80 procent van de volwassenen voelde zich in Nederland thuis, en volgens hun ouders 96 procent van de kinderen. Ruim 60 procent van de Syriërs had minimaal een keer per week contact met een Nederlandse kennis of vriend.

Die cijfers maken misschien een povere indruk; ze zijn het resultaat van wat het SCP ‘een eerste meting’ noemt, die werd afgerond in de herfst van 2017. Destijds was de integratie net begonnen.

Van de ruim 10.000 nieuwkomers die in 2014 inburgeringsplichtig werden, had begin dit jaar ruim 86 procent het examen gehaald of aan de verdere voorwaarden voldaan

Inmiddels zijn we alweer anderhalf jaar verder. Het onderzoek wordt elke twee jaar herhaald. Een tweede meting later dit jaar laat gegarandeerd verdere vooruitgang zien.

Dat vermoeden wordt bevestigd door cijfers van de Dienst Uitvoering Onderwijs, die de voortgang van de inburgering registreert. Van de ruim 10.000 nieuwkomers die in 2014 inburgeringsplichtig werden, had begin dit jaar ruim het examen gehaald of aan de verdere voorwaarden voldaan. Dat gold ook voor van de bijna 19.000 nieuwkomers die in 2015

Van de vluchtelingen die in 2014 en 2015 een verblijfsvergunning kregen, heeft de overgrote meerderheid dus aan de eisen voldaan. Van hen die zich de afgelopen drie jaar in Nederland vestigden, is het leeuwendeel nog bezig – logisch, want voor het halen van het inburgeringsexamen krijgen ze drie jaar de tijd, twee jaar extra voor wie analfabeet is en eerst nog moet leren lezen en schrijven.

Integratie vordert ondanks overheidsbeleid

Als de integratie wonderwel verloopt, is dat niet aan het inburgeringsbeleid te danken. Dat beleid werd in 2013 ingevoerd en was een bezuinigingsoperatie. Inburgering werd weggehaald bij de gemeenten, die er tot dan toe verantwoordelijk voor waren. De hele infrastructuur om in te burgeren, alle kennis en ervaring die de gemeenten hadden, werd in één klap overboord gegooid.

Het nieuwe beleid bleek op drijfzand gebouwd, de Algemene Rekenkamer al twee jaar geleden. Nieuwkomers kregen de verantwoordelijkheid voor hun eigen inburgering, terwijl ze de taal en de weg in Nederland niet kenden. De inburgeringsmarkt werd geprivatiseerd en was voor nieuwkomers volstrekt ondoorgrondelijk; de kwaliteit van de cursussen wordt door de overheid niet getoetst.

Wie het inburgeringsexamen niet binnen drie jaar haalt, krijgt een boete van maximaal 1.250 euro die meerdere keren kan worden opgelegd. Maar sancties werken alleen maar contraproductief, oordeelde de Algemene Rekenkamer. Het merendeel van de nieuwkomers doet de taalexamens op het basisniveau en mijdt de cursussen op een hoger niveau

Illustraties: Eddie Stok (voor De Correspondent)

Regering erkent tekortschieten van inburgeringsbeleid

Mede onder invloed van de kritiek van de Algemene Rekenkamer kwam de regering halverwege vorig jaar op een deel van haar dwalingen terug. Het huidige inburgeringsstelsel is erkende minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (D66). Vanaf volgend jaar krijgen gemeenten weer de verantwoordelijkheid om nieuwkomers te begeleiden. Zij moeten er ook voor zorgen dat inburgeraars de beste cursussen volgen.

Het huidige inburgeringsstelsel is ‘te ingewikkeld en niet effectief’, erkende minister Wouter Koolmees

Geen overbodige luxe, bleek eind vorig jaar uit onderzoek van de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar mogelijke misstanden bij taalscholen. Bij 87 van de 227 onderzochte taalscholen waren er aanwijzingen van Volgens de Inspectie leek ‘een groot aantal taalscholen op meerdere manieren ernstig misbruik van gelden en kwetsbare inburgeraars te hebben gemaakt’.

Niet zo verrassend: in het rapport over Syriërs in Nederland constateerde het Sociaal en Cultureel Planbureau al eerder dat een derde van de nieuwkomers ontevreden was over de kwaliteit van het onderwijs.

Voor de regering is dat geen reden om de privatisering van de inburgeringsmarkt volledig terug te draaien. Wel stopt ze met het leensysteem dat nieuwkomers in staat stelt maximaal tienduizend euro voor inburgeringscursussen en -examens Volgens het nieuwe beleid gaat het geld voor inburgering voortaan rechtstreeks naar de gemeenten die er passende cursussen voor kopen. Daar staat tegenover dat inburgeraars die zich volgens de gemeente onvoldoende inzetten, sneller en vaker te maken krijgen met sancties.

Toch zijn we met integratie op de goede weg. Twee voorbeelden

Maar wacht even. Ondanks een inburgeringsbeleid dat overduidelijk tekortschiet en nu te elfder ure wordt gerepareerd, zijn we op de goede weg met de integratie van de 70.000 nieuwkomers van destijds?

Het klinkt haast ongerijmd. Dus toets ik de constatering aan de hand van twee willekeurige gezinnen van nieuwkomers die Greta Riemersma en ik dik twee jaar geleden leerden kennen. De Syrische Zohor Al Musry (30) en haar Palestijnse man Mohammad Kafina (37) met hun twee kinderen Omar (9) en Rafif (6). En de Eritrese Ftsum (36) en zijn vrouw Rahwa (25) die in mei hun eerste kind verwachten.

maakte eind 2016 indruk op mij toen ze haar eigen karateschool opende in Hoorn, minder dan een jaar nadat ze via gezinshereniging in Nederland was gearriveerd. Ze wilde haar eigen geld verdienen.

Die karateschool bestaat niet meer, maar tegenwoordig geeft ze fitnessles aan vrouwen. Ze trad op in een ze danste in een Ze maakte een ze opende een eigen YouTube-kanaal. En vorige maand deed ze mee aan de Benelux Open kampioenschappen karate in Amsterdam. Dat klinkt al tamelijk geïntegreerd.

Al ruim twee jaar zijn Zohor en haar man niet meer afhankelijk van de bijstand. Ze betalen belasting en ze zijn daar trots op. Mohammad volgt een hbo-opleiding en werkt als journalist bij Fanack, een online nieuwsorganisatie, gericht op het Midden-Oosten. Hij deed het staatsexamen Nederlands op C1-niveau, een niveau dat maar een kwart van de oorspronkelijke bevolking beheerst. Hij en de kinderen kregen begin dit jaar de Nederlandse nationaliteit, Zohor kan pas aanspraak maken op het Nederlanderschap als ze het inburgeringsexamen haalt.

Ook met Ftsum in het Friese Ferwert gaat het relatief goed. De gemeente gaf hem toestemming om een speciaal voor nieuwkomers ontwikkelde mbo-1-opleiding te volgen. Bij een installatiebedrijf in Dokkum loopt hij inmiddels stage en heeft hij uitzicht op een baan als leerling-monteur.

Zijn vrouw Rahwa verloor veel tijd bij haar inburgering, omdat ze in een alfabetiseringsklas werd ingedeeld, terwijl ze een paar jaar middelbare school heeft gevolgd. Daarna bleek haar inburgeringsbudget bijna op. Intussen heeft ze op eigen kracht twee onderdelen van het inburgeringsexamen gehaald en wacht ze op de uitslag van de andere delen. Ze wil in september met een mbo-1-opleiding beginnen in de zorg. Nu al schenkt ze wekelijks koffie in het plaatselijk zorgcentrum, al spreken veel bejaarden daar alleen maar Fries.

Eritrese nieuwkomers hebben meer tijd en hulp nodig

Eritrese vluchtelingen hebben de naam dat ze grote moeite hebben met hier wortelen. Dat beeld wordt bevestigd door kwalitatief dat het Sociaal en Cultureel Planbureau eind vorig jaar publiceerde.

De belangrijkste bevindingen: Eritrese nieuwkomers hebben vaak moeite een passende taalcursus te vinden. Instanties ervaren hen als wantrouwend, weerbarstig en moeilijk te activeren. Hun sociale contacten beperken zich vooral tot de eigen kring. Nog vrijwel niemand werkt. Er gaapt een kloof tussen hen en de Nederlandse samenleving.

Volgens het SCP gaapt een kloof tussen Eritrese statushouders en de Nederlandse samenleving

Weinig hoopgevend. Terwijl Ftsum juist zo hoopvol gestemd is. En ook het Correspondentlid Anneke Klein dat bevriend is geraakt met Ftsum en andere Eritreeërs via Ftsum leerde kennen, is optimistisch over de vooruitzichten van deze groep nieuwkomers. Ze hebben misschien meer tijd nodig en een aanpak die beter bij hun culturele achtergrond past.

Wat helpt bij integratie? Een goede band met Nederlanders. ‘Vriendschappen zijn veel gelijkwaardiger dan contacten met vrijwilligers die zich aan het protocol van de welzijnsorganisatie moeten houden’, zegt Anneke.

De laatste succesfactor volgens Anneke? Mazzel. ‘Soms, nee vaak, moet je gewoon geluk hebben. Dat je een goede jobcoach hebt bij de gemeente. Een docent die je een goede referentie geeft. Dat je een aardig gezicht treft bij het uitzendbureau. Een buurman die blij met je is.’

Hoe vergroot je die kans op vriendschap en mazzel? Wat helpt zijn al die plaatselijke en landelijke initiatieven om nieuwkomers en oorspronkelijke bewoners met elkaar in contact te brengen. Zoals en Zij dragen ertoe bij dat nieuwkomers massaal een plaats vinden in onze maatschappij die voortaan ook van hen is.

Illustraties: Eddie Stok (voor De Correspondent)

Blijven de meeste nieuwkomers afhankelijk van de bijstand?

Al is de weg nog lang en bochtig. Cruciaal bij de verdere integratie zal zijn of de nieuwkomers er uiteindelijk in slagen financieel zelfstandig te worden en een plaats te veroveren op de arbeidsmarkt.

Ervaringen uit het verleden zijn weinig bemoedigend. Eind jaren negentig kende Nederland ook een grote toevloed van vluchtelingen, destijds voornamelijk afkomstig uit Irak, Afghanistan, Iran, Somalië en voormalig Joegoslavië. Uit een onderzoek onder 33.000 nieuwkomers die tussen 1995 en 1999 in Nederland een verblijfsvergunning kregen en daar in 2011 nog altijd woonden, blijkt na vijftien jaar maar een derde een baan te hebben van dertig uur of meer per week. ‘Over geen enkele groep is een succesverhaal te vertellen’, constateerde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) drie jaar geleden in het rapport ‘Geen tijd te verliezen’.

Het van de WRR om herhaling te voorkomen: werk gelijktijdig aan huisvesting, taalverwerving, opleiding en werk. Hoe langer iemand hier niet werkt, waarschuwde de raad, ‘hoe kleiner de kans dat hij ooit een baan vindt’. En ook de Sociaal Economische Raad kwam met goede raad in het ‘Integratie in zicht?’: verruim de mogelijkheden om stage te lopen of te leren met behoud van uitkering.

Overheidsbeleid bemoeilijkt integratie

In het licht van deze boerenverstandsadviezen valt het lastig te verkroppen dat we toch weer kostbare tijd verliezen. De wachttijd voordat een asielaanvraag in behandeling wordt genomen, liep begin dit jaar op door tekort aan personeel bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).

Wettelijk is de IND verplicht om binnen zes maanden een beslissing te nemen. Gebeurt dat niet, dan kunnen asielzoekers een eisen tot een maximumbedrag van 1.260 euro. Meer dan vijfduizend van hen hebben dat al gedaan, voor een totaalbedrag van ruim vijf miljoen.

Twee maanden geleden greep de regering in. Dat betekent niet dat aanvragen nu sneller in behandeling worden genomen: de wettelijke beslistermijn werd van zes tot vijftien maanden – dat scheelt de overheid in elk geval financiële claims.

Vluchtelingen wachten intussen nodeloos lang op de zekerheid dat ze in Nederland mogen blijven. En als ze dan eindelijk een verblijfsvergunning krijgen, moeten ze weer wachten tot ze ergens in Nederland woonruimte krijgen. Van de 23.572 vluchtelingen die half maart in Nederlandse asielzoekerscentra bivakkeerden, hadden er al in een gemeente gehuisvest moeten zijn.

Is dat erg? Twee jaar geleden Marco Florijn, toenmalig landelijk ambassadeur van het Platform Opnieuw Thuis, over dat verschijnsel: ‘Ik vind het schrijnend. Het gaat om mensen die vandaag al aan hun integratie hadden kunnen werken. Verspilling van talent.’

De onlangs overleden psychiater Kees Laban zou zich omdraaien in zijn graf. Hij toonde in 2010 in een al aan dat de lengte van de asielprocedure van invloed is op psychische stoornissen bij vluchtelingen. Een korte procedure verkleint de kansen op problemen en bevordert snellere integratie.

Ook andere elementen van het overheidsbeleid lijken meer gericht op het plezieren van kiezers die vluchtelingen liever buiten houden, dan op het bevorderen van een snelle en vruchtbare integratie van nieuwkomers. Dat geldt zeker voor het wetsvoorstel om de tijdelijke verblijfsvergunning voor nieuwkomers voortaan te verkorten van vijf tot drie jaar. De ministerraad heeft daar in februari

Zo’n verkorting is een aanslag op de zekerheid die vluchtelingen hier hopen te vinden. Ze ondermijnt het vertrouwen om in Nederland een nieuw bestaan op te bouwen. Ze maakt het voor nieuwkomers ook lastiger om een arbeidscontract te krijgen. Vluchtelingenwerk Nederland noemt het wetsvoorstel

De Stichting brengt in Nederland in kaart welk inburgeringsbeleid wel meetbaar werkt. Daar blijkt nog nauwelijks onderzoek naar gedaan.

Toch zijn we op de goede weg

Hoe staat het met de integratie van de 70.000 nieuwkomers die tussen 1 januari 2014 en 1 juli 2016 in Nederland een verblijfsvergunning kregen? Wat is het saldo van mijn balans?

We zijn op de goede weg. Dat tonen de feiten en verhalen. Wij, dat zijn de nieuwkomers en de Nederlandse samenleving.

Het leeuwendeel van de vluchtelingen voldoet aan de inburgeringseisen. Dat betekent dat ze redelijk goed Nederlands spreken; de meesten hebben regelmatig contact met Nederlanders en voelen zich hier thuis. De meesten proberen ook aan het werk te komen of ze hebben al een baan of ze doen vrijwilligerswerk. Als dat geen grootse prestatie is.

En dat ondanks tekortschietend inburgeringsbeleid, ondanks nieuwe overheidsmaatregelen die de integratie belemmeren. Integratie vordert gestaag.

Illustraties: Eddie Stok (voor De Correspondent)

Meer lezen?