Nederland is niet zo van het vis eten. Meer van de vishandel
Eet je liever vis dan vlees? Ook aan vis kleeft de nodige problematiek, schreef ik twee weken terug. Een opsomming van visdrama’s maakte veel emotie los. Moest de Noordzeevisser het nu wéér ontgelden?
‘Moet ik dan geen vis meer eten?’ vroeg de lezer onthutst. ‘Krijgen we weer de zwartepiet toegespeeld!,’ tweette de visindustrie geërgerd. ‘Fijn die aandacht, maar het is allemaal zo eindeloos veel complexer,’ schreef de viswetenschap meewarig.
Het verhaal ‘Tien visdrama’s om je bewust van te zijn (nu het toch Bewuste Visweek is)’ bracht – tot mijn vreugde en verbazing – een hoop teweeg. Niet eerder leverde een stuk zoveel bruikbaar commentaar en contact op. Er waren nog vele viskwesties om me bewust van te worden, bleek.
Niet dat ik dacht dat ik er al was hoor, met dat lijstje drama’s. Over oplossingen voor overbevissing wilde ik sowieso nog schrijven. Dus dat artikel volgt.
Wel wil ik alvast ingaan op het veelgehoorde commentaar: Waar is het Nederlandse verhaal in je visvertoog? Waarom ik onze visserij buiten beschouwing liet, in drie overwegingen.
1. De stand van zaken in 2 procent zee
Achteraf snap ik de commotie wel. Vis ligt wat gevoelig. De Nederlandse visindustrie heeft het idee dat ze al veel moest inleveren ten faveure van visbestanden in de Noordzee. Wetenschapsredacteur Simon Rozendaal van Elsevier lijkt goed thuis in dat sentiment wanneer hij spreekt van Nederlandse vissers als ‘braafste jongetjes van de Europese klas’ die ‘de helft van hun vloot afstonden’ en door een aantal niet nader genoemde ‘brandende hoepels’ sprongen om alsnog te worden afgeschilderd als ‘bodemverstorende vandalen’ die steeds Greenpeace op hun dak krijgen. En dan nu lijden onder een ‘waanzinnige’ aanlandplicht.
De Noordzee is met rond de twee miljoen ton visvangst goed voor maar 2 procent van de wereldwijde visserij
Komt De Correspondent ook weer met zo’n zuur artikel over visserijen. Waar blijft die pluim? Geen zee zo goed beschermd als de Noordzee! Eet Noordzeevis!
Nu is de Nederlandse visser pas sinds een jaar of tien het braafste jongetje van de klas. Daarvoor had hij een vrij beroerde reputatie. En een deel van die vissersvloot ging niet ter ziele aan Europees vissparend beleid sinds 1990, maar aan de hoge olieprijs tussen 2000 en 2010. Netten over de zeebodem slepen kost veel brandstof.
Maar in alle eerlijkheid, ik heb niet gekeken naar hoe het specifiek met de Noordzee en ‘onze vissers’ gaat. Het leek me niet zo relevant. De Noordzee is met jaarlijks rond de twee miljoen ton gevangen vis goed voor maar een kleine 2 procent van de wereldwijde visvangst.
Daarnaast vangen Nederlanders niet alleen vis voor de Nederlandse kust.
2. ‘Onze’ visvloot vist ook elders
Waar hebben we het dan over als we spreken van ‘onze visvloot’? De Nederlandse vissersvloot behelst ten eerste een kottervisserij – bestaande uit zo’n 280 boten die op schol en tong vissen in de Noordzee en op garnalen in de Waddenzee.
Ten tweede is er de grote zeevisserij met acht enorme vries-trawlers. Dit zijn de grootste vissersboten ter wereld. Ze vissen overal waar het kan op soorten als haring en makreel en zijn eigendom van drie Nederlandse bedrijven: Parlevliet & Van der Plas, Cornelis Vrolijk en W. van der Zwan, die verenigd zijn in de Pelagic Freezer-trawler Association (PFA).
Verder zijn er nog wat kleine zeevisserijen – zoals in de Waddenzee kieuwnetvissers – en vind je in Zeeland wat mossel- en oesterkweek: een tussenvorm van visvangst en -teelt.
De 280 kotters zijn goed voor ongeveer 80 miljoen kilo visvangst per jaar, de vries-trawlers voor 250 miljoen kilo. Kortom: de relatief aardig gereguleerde Noordzee is niet representatief voor alle zeeën en de staat van hun visstanden. En van onze visvloot doen vooral de trawlers mee aan het internationale vangstspel.
Daarom legde mijn visdrama-lijst geen nadruk op de Noordzee en haar vissers.
3. Nederlanders eten nauwelijks Noordzeevis
Maar goed, meende de lezer, je publiek is toch de Nederlandse consument? Oké, weet dan: het overgrote deel van de vis die wij eten, komt helemaal niet uit de Noordzee en is niet gevangen door landgenoten.
De Nederlander eet sowieso amper vis – gemiddeld twintig kilo per jaar. Een Spanjaard eet vijftig kilo, een Portugees bijna zestig. En als we al vis eten, dan is het smakeloze witvis: pangasius uit Azië, tilapia uit Afrika en vissticks vol kabeljauwachtigen uit IJsland, Noorwegen, Rusland enzovoort.
Nederlanders eten vooral pangasius uit Azië, tilapia uit Afrika en witvis uit IJsland, Noorwegen en Rusland
‘Onze’ Noordzeevis gaat naar het buitenland. De schol en tong gaan naar Spanje en Italië. Mosselen en oesters gaan naar België en Frankrijk. Nederlanders zijn vooral vishandelaren. Een van de grootste visafslagen in Europa staat in Urk, waar vis van over de hele wereld wordt verhandeld. Een paar van de grootste versetonijnhandelaren zitten in Nederland.
En juist voor zo’n vishandelsnatie is het belangrijk te weten welke misstanden zich voordoen in zeeën elders. Dacht ik.
In het Grote Visserij-debat van 2014 noemde Europarlementariër Bas Eickhout van GroenLinks Nederland op dit punt al ‘dubbel.’ Enerzijds lopen we voor als het gaat om controle in onze eigen Noordzee. Anderzijds verhandelen we – en verdienen dus aan – een hoop vis die met wat minder zorg voor visbestanden gevangen is. Op z’n zachtst gezegd.
Dan nu: de écht interessante viskwestie
Dus als je je afvraagt wat je als Nederlandse consument met die overbevissing moet: misschien meer Noordzeeschol en -tong eten, dat lijkt wel te kunnen.
Maar de écht interessante discussie in het viswezen betreft juiste antwoorden op de twee vragen der vragen: Hoeveel vis zit er in zee? En hoeveel vis mag je maximaal vissen, als je wilt dat er vis in zee blijft? Hier kijk ik de komende tijd naar.
Wetenschappers positioneren zich in dit debat tussen de volgende twee extremen. De mariene bioloog enerzijds zegt: staakt het vissen, want het grootste ecosysteem op aarde – de zee – gaat aan overbevissing onderdoor. En zonder gezonde oceanen zijn we nergens.
De visserijwetenschapper anderzijds zegt: leuk zo’n visstop, maar mensen gaan almaar meer beesten eten. Het alternatief voor vis is vlees. Vervang die honderden miljoenen tonnen te eten vis met vlees – dat kost de aarde tweeëntwintig regenwouden. Goed management van de visbestanden is de enige optie.
Wie heeft er gelijk? Wat is eventueel ‘goed management’? En hoe implementeer je zoiets buiten de eigen wateren? Als wat je managet – vis – niet te zien is vanuit de lucht, zich niks aantrekt van grenzen en onderdeel is van voedselwebben die vele malen complexer zijn dan die op land?
Meer lezen?
Met dank aan Paul van Zwieten, visserij-onderzoeker aan de Universiteit Wageningen.