Zo lost Griekenland zijn schulden af: privatisering van bijna alles. Zelfs het water
Griekenland moet stevig bezuinigen om aan de druk van zijn geldschieters te voldoen. Havens, spoorlijnen, fabrieken - tot nu toe ging het nog. Maar nu het land zijn water wil verkopen, komen burgers in opstand. Kunnen de armen straks hun water nog wel betalen?
Stel je voor. Een land moet bezuinigen in ruil voor een lening. Na zijn havens en spoorlijn geprivatiseerd te hebben, gaat het nu zijn water verkopen. Niet aan een bedrijf, maar aan een speciaal daarvoor ingesteld fonds.
Gevolg: onzekerheid onder de bevolking. Zal de waterprijs niet te veel stijgen? Zullen boeren hun land nog wel kunnen bevloeien?
Precies dat gebeurde in Griekenland. Eind september ging het Griekse parlement na dagen debatteren akkoord met maatregelen die Griekenland weer voor drie maanden verzekeren van steun uit het in juli 2015 met de trojka overeengekomen hulppakket. 2,8 van de 86 miljard euro werd uitgekeerd aan de staat.
Een van de maatregelen is de overdracht van staatseigendommen aan de Hellenic Company of Assets and Participations, in Griekenland beter bekend als het Superfonds.
Onder die eigendommen: aandelen van de Griekse watermaatschappijen. Activisten, vakbonden en organisaties die zich met het onderwerp bezighouden, vrezen nu dat het Griekse water zal worden geprivatiseerd.
Want moeten bedrijven - onder druk van de buitenlandse bezuinigingsagenda - wel in publiek goed kunnen handelen?
Waarom privatiseren zo gevoelig ligt
De discussie over de privatisering van het Griekse water begon in 2012. Toen toonden grote spelers als het Franse bedrijf Suez en het Israëlische Mekorot voor het eerst interesse in de overname van een van de twee grote Griekse watermaatschappijen: EYATH.
Activisten voerden fel campagne en organiseerden in 2014 een informeel referendum over het onderwerp. 218.000 mensen gingen naar de stembus, meer dan 98 procent stemde tegen privatisering. Dezelfde dag verklaarde de Raad van State de poging tot privatisering ongrondwettelijk.
Het is niet onwaarschijnlijk dat in de toekomst de privatisering van water zal plaatsvinden
‘Water is een publiek goed dat onontbeerlijk is voor maatschappelijke ontwikkeling en welzijn. Daarom moeten de waterbedrijven staatsbezit blijven,’ zegt Yiannis Tsironis, plaatsvervangend minister van Milieu en Energie, als ik hem naar die uitspraak vraag.
Alles leek dus in kannen en kruiken: het water zou in staatshanden blijven. Toch gingen op de dag dat de publieke waterbedrijven werden overgedragen aan het Superfonds de mensen opnieuw de straten op.
En toch zei Euclid Tsakalotos, minister van Financiën en lid van Syriza, de partij die eerder verklaarde dat het absoluut nooit tot waterprivatisering zou komen: ‘Het is niet onwaarschijnlijk dat in de toekomst de privatisering van water zal plaatsvinden.’
Is het Superfonds dan toch een verkapte privatisering?
Hoe nieuwe regels ruimte maakten voor het Superfonds
Recent gebeurde er iets opvallends wat hierop lijkt te wijzen. Midden augustus publiceerde het ministerie van Milieu en Energie op zijn website een besluit waarin nieuwe regels worden aangekondigd voor de waterprijzen. Regels gebaseerd op de waterrichtlijn van de EU, waaraan de regering verplicht is zich te houden. Regels die een stijging van de - nu zeer lage -waterprijs zullen inhouden en overconsumptie moeten tegengaan.
Deze gang van zaken veroorzaakte grote verontwaardiging. Allereerst omdat midden augustus en een site van het ministerie niet de tijd en plek zijn voor overleg tussen beleidsmakers en burgers. Het besluit had moeten worden gepubliceerd op Opengov.gr, wat later ook gebeurde. De digitale beraadslagingen liepen uiteindelijk door tot 12 september.
Ten tweede was er verontwaardiging over de in het besluit aangekondigde maatregelen. Die zouden volgens tegenstanders leiden tot de commercialisering van water en mogelijk zelfs tot privatisering.
Wat is dan de gedachte achter de regels? ‘In onze ogen maakt deze regelgeving deel uit van een milieubeleid dat tot een beter waterbeheer zal leiden. De minister en de regering zijn er niet op uit de kosten van het water op te schroeven en hebben al helemaal niet het plan de waterbedrijven te privatiseren,’ zegt Yorgos Amaxidis, verantwoordelijk voor de naleving van het besluit.
Dat zovelen tegen de maatregelen zijn, komt volgens Amaxidis ‘door een gebrek aan informatie. In het huidige belastingstelsel wordt geen onderscheid gemaakt tussen gebruikers en verspillers. Iedereen betaalt mee voor degenen die verspillen.’
Wetenschappers van het Institute of Geology and Mineral Exploration, die een persconferentie over het onderwerp organiseerden, zijn het daar totaal mee oneens. ‘Deze regels zorgen ervoor dat diegenen die het zich kunnen veroorloven, kunnen vervuilen,’ zegt Harris Smornios, geoloog van het instituut.
De nieuwe regels hebben volgens hem dan ook niets met milieubeleid te maken. ‘Het geld dat op deze manier binnenkomt gaat niet naar een of ander “groen” fonds, maar zal worden gebruikt om de schulden waardoor Griekenland moet bezuinigen af te betalen.’
Wat het Superfonds met die ruimte doet
Voor het Superfonds komen die maatregelen in ieder geval als geroepen. Aangezien het uiteindelijk de Griekse bezittingen moet privatiseren, is een verhoging van de rekeningen voorlopig een prima alternatief.
Beide scenario’s leiden tot een stijging van de waterprijs en pakken zo allebei gunstig uit voor het Superfonds
Het verhogen van de rekeningen kan tot twee scenario’s leiden. Of de waterbedrijven gaan meer winst maken, die vanwege de afspraken zal worden gebruikt om schulden af te betalen, zoals de activisten steeds weer benadrukken (maar wat door de regering wordt ontkend).
Of er komt geen extra geld, doordat de Grieken, die nog steeds flink te lijden hebben onder de crisis, hun consumptie goed in de gaten gaan houden. En als de waterbedrijven niet langer winstgevend zijn, zoals nu, maar verlies opleveren door een gebrek aan afname, zal privatisering door een groot deel van de bevolking ineens worden beschouwd als een heel redelijk alternatief.
Het belangrijkst: beide scenario’s leiden tot een stijging van de waterprijs en pakken zo allebei gunstig uit voor het Superfonds. Terwijl andere partijen (de regering, de EU-richtlijnen) het vuile werk doen, gaan zij er met de winst vandoor.
Maar wat ís nou precies dat Superfonds?
De oprichting van het Superfonds was een van de voorwaarden die werden gesteld in het Derde Memorandum, dat in juli 2015 werd ondertekend. Een memorandum ter garantie van nieuw geld van de trojka. Het fonds vervangt TAYPED (Hellenic Republic Asset Development Fund, Fonds voor de Ontwikkeling van Activa voor de Helleense Republiek) en heeft dezelfde missie: ‘de opbrengst van de Helleense Republiek te maximaliseren door de ontwikkeling en/of de verkoop van bezittingen.’
De regering presenteerde het fonds als een meevaller. Een kwart van de opbrengsten van het fonds zou namelijk gaan naar investeringen in de Griekse economie. Bij TAYPED zou echter de gehele winst opgaan aan de afbetaling van de schuld. Bovendien zou de Raad van Bestuur bestaan uit enkel Grieken.
Maar waar die 25 procent precies heen gaat, is tot nog toe onduidelijk. En wat betreft de raad is enkele maanden na het ondertekenen van de overeenkomst alsnog besloten dat twee van de vijf leden vertegenwoordigers van de geldschieters zullen zijn.
Ook opvallend: de geldigheidsduur van het fonds werd vastgesteld op 99 jaar. Volgens de regering geeft dat het fonds de tijd zijn waarde te vergroten. Volgens tegenstanders betekent het een eeuw leven onder economisch toezicht terwijl publiek eigendom wordt verkocht.
De regering is sinds de oprichting van het fonds terughoudend geweest met het openbaren van de te verkopen staatseigendommen. Vóór de verkiezingen van september 2015 noemde ze er slechts negen. Onder druk van Eurogroepvoorzitter Jeroen Dijsselbloem openbaarde ze alsnog wat op korte termijn van de hand gedaan zou moeten worden: het zou gaan om niet minder dan 55 privatiseringsacties.
Een dergelijke intransparantie is kenmerkend voor het Superfonds. Een fonds dat geheel onafhankelijk is van de Griekse staat, maar wel over diens bezit gaat en dat volgens de minister ‘op verschillende manieren’ mag beheren – zonder dat iemand weet wat hij daarmee bedoelt.
En zo komen we weer bij de privatisering van het water: de regering schrijft nieuwe regels uit, het fonds profiteert ervan, zonder dat duidelijk is hóe.
En wat betekent dit voor de Grieken?
En privatisering ligt gevoelig in Griekenland. Grieken bemoeien zich al eeuwen met de inrichting van de staat en hebben zodoende het gevoel dat ze deze mede bezitten. Deze houding zorgt voor grote politieke betrokkenheid, maar leidt ook gemakkelijk tot corruptie.
‘De paternalistische houding ten aanzien van de staat maakt dat ambtenaren worden benoemd omdat ze banden hebben met een politicus of dat boeren hun volledige toegang tot water kunnen opeisen. En doordat de stemmen van de boeren, die een groot deel van de bevolking vertegenwoordigen, altijd hard nodig waren, leek het verstrekken van gratis water in sommige gebieden vanzelfsprekend,’ aldus politiek analist Antonis Papayiannidis.
Privatisering wordt door de meeste Grieken dan ook als de uitverkoop van publiek eigendom gezien. ‘We durven het niet eens privatisering te noemen; we noemen het denationalisering. Grieken hebben het gevoel dat ze het familiezilver te koop aanbieden,’ zegt Andreas Andrianopoulos, voormalig minister van Industrie, Energie, Technologie en Handel. ‘Zelfs neoliberalen hebben het tegenwoordig niet meer over privatisering, maar over concurrentiepositie en deregulering.’
Privatisering wordt doorgevoerd wanneer supranationale organisaties zoals IMF er belang bij hebben het openbaar eigendom uit te buiten
Zowel Andrianopoulos als Papayiannidis onderstrepen dat de vijandige houding ten opzichte van privatisering grotendeels te maken heeft met het feit dat deze wordt afgedwongen door de trojka. Sinds de eerste bezuinigingsmaatregelen, die een grotere werkloosheid en lagere lonen tot gevolg hadden, is deze houding alleen maar sterker geworden.
En ja, het gaat om water. Volgens Andrianopoulos zou de privatisering daarvan de markt niet opengooien, maar slechts de overgang betekenen van een staatsmonopolie naar een particulier monopolie, wat volgens hem onrendabel en zinloos is. Papayiannidis geeft aan dat het water alleen kan worden geprivatiseerd als er heel duidelijke afspraken worden gemaakt met betrekking tot de uitvoering. ‘Bij arme gezinnen mag het water onder geen beding worden afgesloten.’
Anderen zijn stelliger in het benadrukken dat de privatisering een slecht idee is. ‘Privatisering wordt doorgevoerd wanneer supranationale organisaties zoals IMF er belang bij hebben het openbaar eigendom uit te buiten,’ zegt journalist en woordvoerder van Save Greek Water Maria Kanellopoulou in haar tuin. Alleen al het feit dat de Griekse waterbedrijven (EYDAP en EYATH) beursgenoteerd zijn, maakt een basisbehoefte van de mens tot handelswaar, zegt ze.
Plaatsvervangend minister Tsironis brengt hiertegenin dat ‘de overeenkomst tussen de regering en de internationale organisaties duidelijk is en geen enkele verplichting met zich meebrengt om de twee waterbedrijven te privatiseren. Dat sommige individuele leden van de organisaties daar anders over denken, heeft daarop geen invloed.’
Dus politici blijven verzekeren dat er geen sprake is van waterprivatisering, terwijl activisten zeggen dat het vroeg of laat toch zover komen zal. Wat is waar? Duidelijk is dat een directe privatisering door Griekenland uit de weg wordt gegaan. Duidelijk is ook dat publiek bezit - via het Superfonds en de aanstaande regels - nu duurder wordt gemaakt. Waardoor indirect alsnog publiek goed geprivatiseerd wordt om uiteindelijk aan de eisen van de trojka te voldoen.
Dit verhaal is vertaald uit het Engels door Laura Weeda.