Dit doet testosteron écht met je gedrag
Testosteron wordt vaak in verband gebracht met onwenselijk mannelijk haantjesgedrag. Is dat terecht? Wat voor invloed heeft het geslachtshormoon testosteron op ons gedrag? Vijf mythes onder de loep.
Daniël van Wolferen (33) was geen makkelijk kind. Elke dag had hij hevige driftbuien. Hij sloeg tegen muren, maakte spullen kapot en viel uit tegen de mensen van wie hij hield. Het was alsof hij zijn gevoelens niet aankon. Een botte opmerking op het schoolplein kon hem zo raken dat hij de hele dag van slag was. ‘Dat leidde vaak tot een aanvaring waarbij ik van die andere jongen af getrokken moest worden.’
Ook toen Van Wolferen al wat ouder was, liet hij vaak over zich heen lopen – zo lang als hij met zijn ruim twee meter was, zo klein maakte hij zich ten opzichte van anderen. Op zijn 22ste, Van Wolferen werkte inmiddels als loodgieter, duwde een collega hem een boekje in handen. ‘Dit moet je eens doorlezen,’ had die gezegd. De collega vond dat hijzelf te kleine testikels had en had het boekje via Google gevonden. Toen Van Wolferen het begon te lezen, sprongen de tranen hem in de ogen. Het was alsof hij over zijn eigen jeugd las.
Het 47-vragenboekje was samengesteld door de Nederlandse Klinefelter Vereniging en bevatte informatie over het Klinefeltersyndroom. Dat is een aangeboren afwijking die alleen bij mannen voorkomt. Deze mannen, één op de vijfhonderd in Nederland, hebben één of meer geslachtschromosomen extra. Dat extra chromosoom heeft allerlei gevolgen, maar één ervan is dat Klinefelters een zeer lage testosteronproductie hebben.
Ik sprak Van Wolferen en enkele andere mannen met het syndroom in het kader van mijn onderzoek naar het hormoon dat tijdens deze serie over mannelijkheid alleen zijdelings aan bod was gekomen, maar waar ik niet omheen kon: testosteron.
Het mannelijk geslachtshormoon heeft geen beste reputatie: het zou verantwoordelijk zijn voor agressie, hebzucht en seksisme. Het zou mannen aanzetten tot huiselijk geweld, seksueel misbruik, oorlog en de onverantwoorde risico’s die leidden tot de bankencrisis.
Die reputatie doet het hormoon tekort, blijkt uit wetenschappelijk onderzoek van de afgelopen jaren. En de andere reputatie, dat testosteron het verschil maakt tussen mannelijk en vrouwelijk gedrag, is óók op losse schroeven komen te staan. Ook vrouwen staan onder invloed van het hormoon, de verschillende effecten ervan zouden veroorzaakt worden door opvoeding en omgeving.
Tijd om op een rij te zetten wat we nu weten over de gedragseffecten van testosteron en het hormoon in een ander perspectief te plaatsen. Ik sprak hiervoor niet alleen met de Klinefeltermannen, maar ook met een endocrinoloog, een uroloog en verschillende wetenschappers. Vijf mythes over de werking en de effecten van context voorzien.
Mythe 1. Je testosteronniveau is aangeboren
Testosteron is een vetachtig molecuul dat bij mannen wordt geproduceerd in de teelballen, testes en bij vrouwen in geringe mate in de eierstokken en bijnieren. Het is dit hormoon dat tijdens de foetale ontwikkeling het verschil maakt tussen meisjes en jongens, door de ontwikkeling van de testikels en penis op gang te brengen. Het is dit hormoon dat tijdens de puberteit die verschillen nog veel groter maakt, door de spiergroei en lichaamsbeharing van mannen te stimuleren en de stem te verlagen. Het is dit hormoon waarvan mannen gemiddeld tien keer zoveel in hun bloed hebben.
Ons testosteron is dus deels aangeboren. Maar minstens zo belangrijk is de gevoeligheid van onze hersenen voor het hormoon. Die ontstaat wanneer we nog in de baarmoeder zitten. Jongetjes maken daar meer van het hormoon aan dan meisjes en vormen daardoor meer receptoren in hun brein voor testosteron, wat een rol gaat spelen vanaf de puberteit.
Wie getrouwd is en jonge kinderen heeft, heeft een lager testosteronniveau
Vermoedelijk gaat die aanmaak van receptoren onder invloed van sociale factoren nog door in de jaren na de geboorte, totdat in de puberteit de productie van het hormoon opnieuw begint. Het feit dat zowel bij mannen als bij vrouwen de baarmoederlijke blootstelling aan testosteron varieert, verklaart mogelijk ook een deel van de variatie in mannelijke en vrouwelijke kenmerken als spieropbouw, de breedte van de kaak en vaardigheden zoals empathie.
Naast de blootstelling in de baarmoeder en de vroege jeugd is de omgeving waarin we ons als volwassenen begeven belangrijk voor ons testosteron. Justin Carré van de Nipissing Universiteit in Canada ontdekte dat ijshockeyspelers in de aanloop naar een duel een hoger testosteronlevel kregen. Tijdens de wedstrijd steeg het niveau verder. Wonnen ze, dan piekte het niveau. Bij verlies daalde het juist, en die daling was flink groter dan de stijging bij winnaars - de losing mood is blijkbaar sterker dan de winning mood.
Als een aantrekkelijke vrouw in de buurt komt van vrijgezelle jongemannen, stijgt hun testosterongehalte en vertonen ze meer risicogedrag. Verder zijn er omstandigheden waarbij testosteron slecht van pas komt. Wie getrouwd is en jonge kinderen heeft, heeft een lager testosteronniveau. En vanaf het vijfentwintigste levensjaar neemt het testosterongehalte van mannen geleidelijk af: een vijfenzeventigjarige heeft nog 65 procent over van het testosteronniveau van een jongeman.
Testosteron is deels aangeboren maar wordt dus ook door allerlei factoren beïnvloed. Steeds lijkt het erop neer te komen: het stofje stijgt onder omstandigheden waarbij status verworven kan of verdedigd dient te worden of wanneer er werk te verrichten is op de liefdesmarkt.
Mythe 2. Testosteron is een agressiehormoon
Het effect van testosteron op de meeste proefdieren is helder: mannetjes met meer testosteron in hun bloed zijn dominanter en agressiever. Toediening van de stof lokt zowel bij vrouwtjes als mannetjes dit gedrag uit.
Maar geldt dit ook bij mensen? Door de dierstudies was het verband met oorlogvoering, seksueel geweld en hooliganisme natuurlijk snel gelegd. Terwijl het veel complexer ligt. Neem Daniël van Wolferen. Doordat hij een tekort aan testosteron had, gingen zijn emoties met hem aan de haal en had hij juist enorm last van agressie. Daar stond tegenover dat hij heel teruggetrokken, onzeker en initiatiefloos was, iets wat ook bij andere Klinefeltermannen terugkwam die ik sprak.
‘In mijn praktijk kan ik haast bij binnenkomst al het testosteronniveau van de man inschatten,’ zegt Aart Mudde, endocrinoloog in het Slingeland Ziekenhuis in Doetinchem en de behandelaar van Van Wolferen. ‘Een man met weinig testosteron komt onzeker binnen, kijkt weg, aarzelt om te gaan zitten. Hij vraagt als het ware aan mij om de leiding te nemen.’
Dat komt ook naar voren uit wetenschappelijke experimenten. Testosteron is nodig voor assertiviteit en zelfverzekerdheid. Daarnaast zijn er aanwijzingen dat testosteron het empathisch vermogen onderdrukt, wat onder meer leidt tot het minder goed kunnen aflezen van andermans emoties. Dat zou je kunnen zien als iets negatiefs, maar iemand die te empathisch is, komt niet meer voor zichzelf op.
Ik kan haast bij binnenkomst al het testosteronniveau van de man inschatten
Niet gek dus dat transgenderpersonen die een testosteronkuur ondergaan vaak zeggen dat hun gevoelsleven verandert. Zoals Mounir (voorheen Monique) Samuel het me laatst vertelde: ‘Sinds ik de testosteron toedien, huil ik veel minder snel. Nu heb ik gevoelens, toen was ik mijn gevoelens.’
Dan nog even over testosteron en agressie. Hoezeer het verband tussen die twee voor waar wordt aangenomen, bleek uit een studie die in 2010 verscheen in Nature. Deelnemers aan een spel die dachten testosteron toegediend te hebben gekregen, gedroegen zich daar ook naar: hun stijl was egoïstischer en minder fair. Terwijl de deelnemers die de stof inderdaad hadden toegediend gekregen maar daar niet van op hoogte waren, juist eerlijker speelden.
Dat betekent niet dat testosteron nooit tot agressie kan leiden, legt Jack van Honk uit. Hij is hoogleraar sociale hersenwetenschap aan de Universiteit Utrecht en een van de pioniers in het testosterononderzoek. ‘Als je proefpersonen de stof toedient en hen niets bijzonders laat doen, heeft het geen effect. Er gebeurt alleen wat als de sociale omgeving erom vraagt.’
In het geval van zo’n provocatie blijken sommige mannen onder invloed van testosteron wel degelijk van zich af te bijten. Dit betreft alleen mannen met een impulsieve of dominante persoonlijkheid - de link naar hooligans of wereldleiders is al snel gelegd. Mannen die niet dominant zijn, worden van een hoger testosteronniveau helemaal niet agressiever. En een dominante man met goede sociale vaardigheden heeft geen agressie nodig.
Wat voor gedrag je vertoont, hangt uiteindelijk af van je culturele en sociale omstandigheden en van je persoonlijkheid. Dat verklaart waarom de ene man van testosteron agressief wordt en de ander juist niet: niet iedereen heeft er baat bij om zijn tanden te laten zien, bijvoorbeeld omdat ze simpelweg niet sterk genoeg zijn om indruk te maken of een andere respons beter werkt.
Het verklaart ook dat je de ene keer van testosteron agressief kunt worden en de andere keer niet. Zo bleek uit een studie die pas in PNAS verscheen dat testosteron bij dezelfde personen zowel antisociaal als sociaal gedrag kan stimuleren. Beide gedragingen verhoogden de kans op succes, en daar was het de betreffende deelnemers om te doen.
Mythe 3. Testosteron is een sekshormoon
Dat de effecten van testosteron zo uiteenlopend zijn, wil niet zeggen dat er geen universeel mechanisme onder ligt. Uiteindelijk draait het allemaal om seks. Testosteron verschaft ons allereerst ons libido en wekt gedrag op dat direct en indirect gericht is op de voortplanting.
Zo bleek dat mannen na toediening van testosteron een grotere voorkeur hebben voor een vrouw met een feminiener gezicht - met vollere lippen, grotere ogen en een smallere kin. Dat zou een teken van vruchtbaarheid en zorgzaamheid zijn.
En een gebrek aan testosteron leidt meestal tot een gebrek aan interesse in seks. Van Wolferen vormt daarop een uitzondering, waarschijnlijk omdat hij weliswaar weinig, maar wel wat testosteron produceerde: hij had wel een actief seksleven en had voordat hij de diagnose Klinefelter had ook een vriendin, al gaf hij niet erg veel om haar en de relatie. ‘Het kon me weinig schelen dat ze er flink op los flirtte met andere mannen,’ zegt hij.
Het kon me weinig schelen dat ze er flink op los flirtte met andere mannen
Het effect is ook indirect: testosteron stimuleert gedrag dat onze waarde verhoogt op de liefdesmarkt. Wie een hoger testosterongehalte heeft, is alerter op omgevingssignalen (knipogen, lachjes, concurrenten), ontdekten Nederlandse onderzoekers. Ook is diegene er meer op gebrand status te verwerven en te behouden.
Dat verklaart ook dat bij wie nauwelijks testosteron heeft, zoals Van Wolferen en andere mannen met het syndroom van Klinefelter, deze stimulans (grotendeels) ontbreekt. Ook verklaart het mede dat lang niet iedereen even ambitieus is.
Van Wolferen vertelde bijvoorbeeld dat hij altijd wel een perfectionist is geweest, maar de eer die hij met werk of andere dingen kon verdienen nooit een rol speelde. ‘Ik was altijd uren met iets bezig, maar dat was om mensen te helpen. Dat zat gewoon in mijn aard.’
Testosteron draagt ook bij aan de beschermende functie die dominante mannen vaak uitoefenen in een maatschappij: ze laten zich gelden om zo hun eigen status te bevestigen. Vandaar dat ze zich naar hun eigen, veilige groep toe sociaal opstellen en naar de ‘boze buitenwereld’ toe agressief, hard en wantrouwiger – hun hartslag gaat bijvoorbeeld meer omhoog bij het zien van een boos gezicht. Dus ja, testosteron draait om seks, maar jaagt ook allerlei ander gedrag aan - die een samenleving ook ten goede kunnen komen.
Mythe 4. Testosteron is het competitiehormoon
Over het algemeen hebben mannen met een hoge sociale status inderdaad een hoger testosterongehalte, net zoals de opperaap dat heeft bij andere mensapen. En testosteron hangt ook samen met de wil om te winnen.
Maar er zijn ook veel mannen die weliswaar veel testosteron hebben en tóch niet streven naar dominantie. Bij hen wordt het effect van testosteron gedempt door een hoog stressgehalte – cortisol. Dat zijn de puberjongens die hunkeren naar een meisje, maar niet op haar af durven stappen. Het zijn ook de soldaten die trillend in de loopgraven blijven zitten.
Ook zijn er omgevingen, bedrijfsculturen bijvoorbeeld, waar je dominantie niet bereikt met competitie, maar met samenwerking. In dat geval zal het hormoon juist daartoe aanzetten.
En niet iedereen met een hoog ambitieniveau heeft een hoog testosterongehalte. Er zijn namelijk twee manieren om status te verwerven: via dominantie, dus door het streven naar en uitoefenen van macht, en door prestige.
Ja, handig was ik wel. En ik stopte niet voor het gelukt was
In tegenstelling tot dominantie, hangt prestige niet samen met testosteron. Sterker nog: prestige lijkt testosteron zelfs te onderdrukken. De jonge onderzoeker met hoogleraarsambities heeft er geen baat bij om zijn waarde opponent te intimideren als die een ingewikkelde vraag stelt.
Kortom: in een cultuur waarin prestige belangrijker wordt geacht dan dominantie, zal die strategie meer gebruikt worden; in een harde, meedogenloze wereld steekt de testosterongebaseerde status de kop op. In de gevangenis hoef je niet aan te komen met een competitie om wie het best kan schrijven of darten om de hiërarchie te bepalen.
Van Wolferen heeft nooit de behoefte gehad om carrière te maken, maar als er een technisch probleem opgelost moest worden waar anderen niet uitkwamen, haalde hij er lol uit om er wel in te slagen. ‘Daar heb je MacGyver weer,’ zeiden ze dan. Ja, handig was ik wel. En ik stopte niet voor het gelukt was.’
Mythe 5. Testosteron is een mannenhormoon
Lange tijd is gedacht dat testosteron nauwelijks een rol speelt bij het gedrag van vrouwen. De laatste jaren is daar verandering in gekomen, legt hoogleraar psychologie Robert Josephs van de universiteit van Texas in Austin uit. Bij vrouwen wordt testosteron in de hersenen omgezet in oestradiol, dat ook motiveert tot seks- en statusgericht gedrag. ‘Alleen uiten ze die competitiedrang anders.’
Lange tijd hing de status van vrouwen nauwelijks af van prestaties en dominantie en veel meer van uiterlijk en zorgzaamheid. Dat er nog altijd een verschil is met mannen, blijkt uit de enorme bedragen die vrouwen uitgeven aan cosmetica, in Nederland zo’n zeven keer meer dan mannen (deodorant, zeep en aftershave inbegrepen).
Maar is dit omdat deze competitie bij vrouwen ingebakken zit, of omdat wij hen ervoor belonen? Josephs vermoedt het laatste: ‘Er is geen evolutionaire reden om aan te nemen dat vrouwen bij gelijke beloning niet even competitief zijn.’
Hoe kan het dat we testosteron zo koppelen aan mannelijkheid, wanneer een vrouw met een hoog testosteron net zozeer statusgericht is?
Daarmee is niet gezegd dat vrouwen en mannen evenzeer onder invloed staan van testosteron, bijvoorbeeld wat betreft de mate waarin empathie wordt onderdrukt. Ook bij dieren, die niet doen aan ‘stereotypen’ of ‘gendernormen,’ zijn die hormoongerelateerde verschillen duidelijk meetbaar. ‘Mannen en vrouwen hebben gewoon een ander hormoonsysteem,’ zegt Jack van Honk. ‘Het is onzin om te zeggen dat dat niets uitmaakt. Niet voor niets geven we vrouwen die een geslachtsverandering willen ondergaan een mannelijke dosis testosteron.’
Zou het bijvoorbeeld kunnen dat veel vrouwen tegen het glazen plafond aanlopen omdat ze in de baarmoeder en als volwassene minder aan testosteron zijn blootgesteld? Dat vooral vrouwen met een zeer hoog testosteron doordringen tot aan de top?
Vrouwen vertonen over het algemeen meer risicomijdend gedrag in hun carrière, wat het gevolg zou kunnen zijn van het lagere testosteron. Maar het valt zeker niet uit te sluiten dat socialisatie hiervan de oorzaak is: van mannen wordt nu eenmaal verwacht dat ze keihard carrière maken en van vrouwen minder.
Hoe kan het dan dat we testosteron zo koppelen aan mannelijkheid, wanneer een vrouw met een hoog testosteronniveau net zozeer statusgericht is? Omdat mannen het haantjesgedrag vaker vertonen. Een dominante man dwingt immers respect af. Een vrouw met dezelfde karakteristieken wordt eerder als onsympathiek en minder aantrekkelijk gezien.
Hierdoor doet zij het op de liefdesmarkt niet zo goed als haar mannelijke evenknie: vaak wordt een vrouw met een hoog testosteronlevel intimiderend en kil gevonden. Haar sociale status daalt juist als ze de top bereikt. Pas bij een écht gelijk speelveld, sociaal én economisch, zal blijken welke verschillen ingebakken zitten en welke ingesleten zijn.
En hoe ging het verder met Van Wolferen?
Toen Van Wolferen op recept van endocrinoloog Mudde dagelijks testosterongel op zijn borst begon te smeren, merkt hij in de loop der maanden veranderingen. Eerst was het alsof hij door een tweede puberteit heen ging, met stemmingswisselingen en huilbuien: zijn lichaam moest wennen aan het hormoon. Daarna kwamen de door hem gewenste effecten. Hij begon zich in gezelschappen meer op de voorgrond te plaatsen, maakte makkelijker contact en liet zichzelf meer gelden. ‘Ik ben nu harder en standvastiger,’ zegt hij. ‘Dat mensen over me heen lopen, is wel voorbij.’
Sinds hij uit huis ging, had Van Wolferen bij anderen in huis gewoond. In maart ging hij op zichzelf wonen. Dat lukte prima, hij vraagt zich af waarom hij het niet eerder deed. Als hij gedronken heeft, heeft hij wel een wat korter lontje dan voorheen. Ja, dat kan zo nu en dan weleens ruzie opleveren in het uitgaansleven. Of dat door de testosteron die hij nog altijd dagelijks opsmeert komt? ‘Ik weet het niet. Dat kan ook gewoon mijn aard zijn.’
En zijn relatie? ‘Die is helaas door de testosteron naar de klote gegaan,’ zegt hij. ‘Met de gel begon ik meer te geven om mijn liefdesleven. Het geflierefluit van mijn vriendin en de aandacht van andere mannen pikte ik niet meer, wat resulteerde in conflicten, scheldpartijen en echte ruzie. Twee jaar geleden was het over. Dat was eerst wel even pittig, maar nu voel ik me er een stuk beter bij. Ik heb het veel te lang geslikt.’
Update: In een eerdere versie stond dat vrouwen zeven keer meer dan mannen aan make-up uitgeven. Dat moet zijn ‘aan cosmetica’ en is aangepast. In het boxje bij Klinefelter stond dat mannen met dit syndroom een of meer extra X- of Y-chromosoom hebben, maar ze hebben een of meer X-chromosomen, dat is aangepast. Er stond spier- en lichaamsbeharing, maar dat moest zijn spiergroei en lichaamsbeharing en is aangepast.