Stervoetballers heeft Nederland niet dankzij, maar ondanks de jeugdopleidingen

Michiel de Hoog
Correspondent Sport
Foto: Annegien van Doorn (voor De Correspondent)

Negen jeugdtrainers van verschillende profclubs komen om de maand samen in Arnhem om het over het Nederlandse voetbal te hebben. En ik mag met ze meeluisteren. Ze zullen hun hardste kritiek niet hardop uiten. Maar hun conclusie is verrassend: het is eerder ondanks dan dankzij de Nederlandse jeugdopleidingen dat er goede spelers naar boven blijven komen.

Als voetballand Nederland ergens bekend om staat, dan is het wel om de uitstekende jeugdopleidingen.

‘Broedplaatsen’ van talent, ‘fabriekslijnen’ van topvoetballers, ‘kraamkamer’ van toekomstige idolen, waar profvoetballers worden ‘gecultiveerd’ – de ene ronkende metafoor volgt de andere op, als het om de Nederlandse opleidingen gaat.

De hoogstaande Nederlandse cultuur van opleiden zou de verklaring van het Nederlandse voetbalwonder zijn – de verklaring waarom zo’n klein land jaargang na jaargang goede voetballers oplevert, drie WK-finales speelde, en de wereldvoetballer van het jaar voortbracht.

Hoe doen ze dat, vragen ze zich in het buitenland al decennia af. Coaches en journalisten uit de hele wereld kwamen en komen naar Nederland om de kunst af te kijken. En dan met name bij Ajax, de parel in de kroon van Nederland, opleidingsland - de voormalige topvoetballer Luis Figo er recent nog naar.

In 2010 – vlak voor het WK – schreef TheNew York Times Magazine nog een tien pagina’s tellend, lovend over de jeugdopleiding van Ajax, met de ronkende titel: How a Soccer Star is Made.

En dat - een voetbalster maken - is een mysterieus kunstje dat ze in Nederland beheersen. ‘Je kunt observeren wat we doen,’ zegt een Ajax-medewerker in dat stuk. ‘Maar je kunt het niet kopiëren.’

Eerder ondanks dan dankzij de jeugdopleiding

Maar juist aan de binnenkant van diezelfde kraamkamer is er twijfel: zijn wij wel zo goed? Is die buitenlandse bewondering terecht? Of beter gezegd: bewonderen ze ons wel om de juiste redenen?

De afgelopen weken sprak ik met een groep van negen jonge jeugdtrainers van diverse Nederlandse profclubs. Deze trainers - hbo- of universitair geschoold, geen ervaring als profvoetballer - komen om de maand samen in Arnhem. Daar wisselen zij ideeën uit over hun werk en passie - het beter maken van jonge voetballertjes.

En deze slimme jeugdtrainers hebben een heel andere theorie over het succes van het Nederlandse voetbal.

Voor de duidelijkheid: deze groep is het niet 100 procent met elkaar eens. En ze zullen hun hardste kritiek niet hardop uiten - dat zou hen problemen kunnen opleveren. Maar hun conclusie is verrassend: het is eerder ondanks dan dankzij de Nederlandse jeugdopleidingen dat er goede spelers naar boven blijven komen.

De jonge hoogopgeleide trainers zien de opleidingen niet als de gelauwerde kennisinstituten die met fijne kneepjes, kennersogen en engelengeduld spelers beter maken, en zo ‘ruw materiaal’ ‘kneden’ of ‘slijpen’ tot ‘voetbalbriljantjes.’

Integendeel.

Het ene jaar heb je een trainer met die overtuigingen, het volgende jaar eentje met andere overtuigingen

Het is eerder een chaos – het ene jaar heb je een trainer met die overtuigingen, het volgende jaar eentje met andere overtuigingen; oefenstof is vaak achterhaald; en er werken volop trainers - vaak ex-profs - zonder enige pedagogische kwaliteiten.

Bovenal, zeggen de jonge jeugdtrainers, ligt er veel te veel nadruk op het nu winnen van wedstrijden, in plaats van het later winnen van wedstrijden. Goed voor het ego van de trainers misschien, of die van het hoofd van de jeugdopleiding, maar funest voor de ontwikkeling van de spelertjes.

De werkelijke succesformule van het Nederlandse voetbal – de echte talentmachine, fabriekslijn, kraamkamer – is een fascinerend en verrassend efficiënt mechanisme voor de opsporing en ontwikkeling van talent, die luistert naar een doodgewone naam.

Amateurvoetbal.

Nederland het ideale voetballand

Het is makkelijk om eroverheen te kijken, maar Nederland is een vrij uniek voetballand.

Waarschijnlijk zijn er nergens zo veel voetballers, clubs, velden, trainers en bijeen op een stukje grond als in Nederland. Van de 17 miljoen Nederlanders zijn er liefst 1,2 miljoen van de KNVB, zo’n 600.000 daarvan jeugdleden. Elk kind dat wil voetballen, kan dat bij een vriendelijke vereniging met een prima

Bovendien is in een klein en goed bereisbaar land als Nederland een intensieve competitie mogelijk. De beste spelertjes spelen snel tegen elkaar, en maken elkaar beter. Lelijk gezegd: Nederland heeft een zeer fijnmazige voetbalinfrastructuur.

Dit systeem functioneert als een soort superscout en supertrainer ineen. Geen groot voetbaltalent gaat verloren – of in elk geval veel minder vaak dan elders. Voetballertjes die ook maar een beetje goed zijn, worden snel opgemerkt door de vaders, moeders, ooms en andere Guardiola’s-in-de-dop, en belanden in de F1’s en E1’s van hun lokale clubs.

Het leereffect van deze schifting is aanzienlijk. Spelen tegen spelers van vergelijkbaar niveau is ideaal voor verbetering. Speel je tegen te slechte tegenstanders, dan verlies je interesse en leer je niks. En word je telkens ingemaakt, dan verlies je ook je interesse, en leer je evenmin iets.

De profclubs krijgen door dit uitgekiende systeem de beste talenten op een presenteerblaadje aangeboden - bijna als vanzelf. Dankzij de clubs, de vrijwilligers, de competitie, de ondersteuning van de KNVB, en de nationale met het spel.

Rotterdam en Amsterdam, voetbalwalhalla’s

En de vruchtbaarste regio’s, met de grootste talenten van Nederland? Dat zijn Rotterdam en Amsterdam - niet toevallig de steden waar de meest gelauwerde jeugdopleidingen zitten.

Een paar maanden geleden sprak ik met Willem jeugdtrainer bij Ajax. We zouden praten over hoe hij statistische analyses gebruikte bij het beoordelen van de prestaties van de ploegen die hij bij Ajax onder zijn hoede had, iets waarmee hij experimenteerde.

Het klonk interessant – zou dit dan een van de verklaringen zijn voor de kwaliteit van de Ajaxopleiding? Een boel trainers met een scherpe, analytische geest?

Willem Weijs, jeugdtrainer bij Ajax. Foto: Annegien van Doorn

Maar Weijs noemde een andere verklaring. ‘Wat ons enorm helpt,’ zei hij, ‘is dat we kunnen plukken uit het beste talent van Nederland. Voor Rotterdam geldt hetzelfde. Amsterdam en Rotterdam, dat zijn de rijkste voetbalgronden van Nederland.’

Amsterdam en Rotterdam zijn de rijkste voetbalgronden van Nederland

Geen wonder, zegt hij, dat de opleidingen van Ajax en Feyenoord bekend staan als de beste van Nederland. Amsterdam en Rotterdam zijn Nederland in het klein – nog meer voetballertjes, nog meer velden, nog meer competitie bijeengepropt op een klein stukje land.

‘Met alle respect voor het werk van de scouts,’ zegt hij. ‘Maar het is niet zo moeilijk om de beste jongetjes daar uit te pikken.’

En als je al die goede spelertjes in een jeugdopleiding bij elkaar zet, en nog meer laat voetballen dat ze toch al deden, met en tegen elkaar - ja, natuurlijk worden ze dan nog beter.

De talentherkenning zit wel goed...

Andere landen kunnen deze infrastructuur niet zomaar - ze kunnen niet zomaar kleiner worden, of dichtbevolkter, of een vrijwilligerscultuur Al doen ze wel hun best.

In de jaren tachtig hervormde Frankrijk de jeugdopleiding. In dat grote land, met een relatief zwakke voetbalinfrastructuur, was de om de beste talenten uit het hele land bijeen te brengen in een nationaal trainingscentrum in Clairefontaine, een soort Amsterdam-in-het-klein.

Willem Weijs, jeugdtrainer bij Ajax. Foto: Annegien van Doorn

Of neem IJsland. Sinds de eeuwwisseling legde het land volop voetbalvelden en -hallen aan, en leidde het trainers op. Zoals Nederland is IJsland intussen een om rekening mee te houden.

Het aansprekendste voorbeeld is Duitsland. Begin deze eeuw was het treurig gesteld met het Duitse jeugdvoetbal. Profclubs hadden geen jeugdopleiding, en keken dus niet om naar lokaal talent. De bond had niet genoeg mensen in dienst om dat in hun plaats te doen. Kortom: door het gebrek aan infrastructuur werden talentvolle spelers niet opgemerkt.

De oplossing was – de DFB dwong profclubs om jeugdopleidingen (Nachwuchsleistungszentren) op te richten, zodat ze wel talenten moesten zoeken. En in regio’s waar er geen profclubs waren, kon de bond zelf trainingscentra inrichten (Stützpunkte), waar talentvolle voetballers bijeen konden klonteren om elkaar beter te

‘Het idee was dat geen goede voetballer ongezien moest vertelde de architect van deze hervormingen, Dietrich Weise (82), me vorige week. (Binnenkort interview ik hem langer.)

...nu nog talentontwikkeling

Kan Nederland hiervan leren? Het snelle antwoord is nee.

Zeker, ook in Nederland zijn er grote spelers die pas laat werden gescout. Spelers als Ruud van Nistelrooij, Dirk Kuyt of Jaap Stam, die niet meteen bij scouts opvallen wegens hun ragfijne

Maar de winst zit hem voor Nederland veel minder in het nog fijnmaziger maken van het net. De winst zit hem vooral in het verbeteren van de spelers die met dat net worden gevangen.

Willem Weijs, jeugdtrainer bij Ajax. Foto: Annegien van Doorn

Zoals Willem Weijs het zegt: ‘De infrastructuur, de natuurlijke selectie, die hebben we als Nederland cadeau gekregen. En de KNVB regelt de competitie. Het gaat erom wat we daarna doen, wat we toevoegen aan dat talent. Dat is het moeilijke gedeelte. Voetbaltalenten worden nu grotendeels geboren, en veel minder opgeleid.’

En dat komt, zo zeggen ook de andere jonge trainers uit Arnhem, omdat bij veel clubs de gedachte heerst dat talent iets statisch is. Je hebt het, of je hebt het niet. Ook Marco van Basten dit – talent is maar maakbaar. Vreemd, vindt Weijs, als we spelers juist ervan willen overtuigen dat het belangrijk is om een te hebben.

Dit beeld van de jeugdopleidingen wordt bevestigd door schrijver Hajo de Boer. Die publiceerde recent het boek - een hilarisch en zeldzaam inkijkje in de Ajaxopleiding. Trainers, zo schrijft hij, waren er duidelijk over. Welke jongetjes het gingen halen, lag eigenlijk al vanaf moment één vast. De andere spelers ‘zijn eigenlijk gewoon opvulling.’

Toen zijn zoon werd gescout door Ajax was Hajo de Boer – fanatiek Ajaxfan – razend benieuwd. ‘Ik vond het spannend,’ schrijft hij, ‘om te kijken wat er nou precies bij Ajax gebeurt, waardoor er zoveel goeie voetballers vandaan komen. Het geheim van de beroemde Ajax-opleiding.’

Zijn conclusie?

‘Ik heb na twee jaar nog steeds geen idee en bij Ajax snappen ze het zelf ook niet. Ze doen maar wat, en toch wordt de ene na de andere topvoetballer ‘opgeleid.’ Daarom heeft ook iedereen de hele tijd ruzie met elkaar: ze weten zelf niet wat ze goed doen.’

Drie problemen van (de meeste) jeugdopleidingen

De Arnhemgroep denkt nadrukkelijk wel dat talenten trainbaar zijn – als er tenminste goede, precieze, geduldige training wordt gegeven. En dat dit, samen met het ‘cadeau’ van de sterke voetbalinfrastructuur, van Nederland een nog sterker voetballand zal maken.

De komende weken profileer ik al deze jonge trainers, en hun ideeën om de Nederlandse jeugdopleiding te verbeteren. Dat begint met een probleemanalyse. Uit hun recente vergaderingen destilleerde ik de volgende verbeterpunten binnen de jeugdopleidingen.

  • Het belang van winnen is te groot.

Formeel zal elke jeugdopleiding in Nederland zeggen dat nu winnen minder belangrijk – veel minder belangrijk – is dan later winnen. Dat is de officiële theorie.

Jeugdteams moeten trainen op een manier waardoor ze beter worden - ook al verliezen ze daardoor wedstrijden

Een eerste elftal - de profs - moet alle middelen aanwenden om een wedstrijd te winnen - desnoods een zeer verdedigende tactiek. Maar jeugdteams moeten spelen en trainen op een manier waardoor ze beter worden - ook al maken ze daardoor fouten of verliezen ze wedstrijden. Het doel van een opleiding is immers om volwassen profspelers te kweken.

TheNew York Times zag er in 2010 hét grote verschil in met de Verenigde Staten - in Nederland ging het in de jeugd om ontwikkelen, in de VS ging het om

Maar de praktijk? Die is volgens de jeugdtrainers anders. Veel jeugdtrainers ervaren de druk van het nu moeten winnen. ‘Als ik een keer verlies, met mijn team, word ik bij het hoofd van de opleiding geroepen, om mezelf te verantwoorden,’ zei een van hen.

Het effect is dat jeugdtrainers kiezen voor de oudste of vroegrijpste spelers uit hun jaargang – spelers die op dit moment de sterkste, fitste, en beste zijn, maar op langere termijn niet per se. Dit probleem is bekend als het

Het beste voorbeeld van een klein, frêle jongetje dat na een groeispurt plots veel beter is? Johan Cruijff.

  • Het gebrek aan een visie

Het verwijt dat een politicus, partij, organisatie of in dit geval een jeugdopleiding, geen visie heeft, klinkt vaak wat hol. Misschien heeft die politicus wel een visie, maar is het niet de jouwe.

Maar in dit geval ontbreekt er daadwerkelijk een visie. En die is echt nodig – want als je eenmaal duidelijk hebt dat nu winnen niet zo belangrijk is, dan moet je heel precies weten wat je wel belangrijk vindt. Dat moet je dan beschrijven, en uit die beschrijving volgt een aanpak, die je gedurende de hele opleiding moet volhouden.

In Spanje hebben clubs nauwkeurig geformuleerde ‘methodologieën,’ en zijn er aparte hoofden methodologie in dienst om die visie te ontwikkelen en uit te voeren. Volgens de jonge jeugdtrainers is dit in Nederland vrijwel niet het geval. Een visie is zelden goed geformuleerd of specifiek, en trainers en spelers worden er navenant niet op beoordeeld. Opleidingen zijn kortom niet samenhangend.

Het ene jaar zit een speler bij een trainer met een zekere aanpak. En het jaar erna, voormalig Ajaxopleider Ruben Jongkind begin dit jaar, wordt die speler ‘over de muur gegooid naar de volgende trainer, die mogelijk een totaal andere kijk op de zaak heeft.’

  • De continue toestroom van ex-profspelers

Een oorzaak achter deze gebrekkige samenhang is de keuze van de trainers. Clubs kiezen vaak – vaker – voor ex-profs als jeugdtrainer. Zij krijgen de meest prestigieuze en betaalde banen; de jonge trainers zonder verleden als voetballer mogen tegen bescheiden salarissen de ‘onderbouw’ doen – de jongste spelers.

De Arnhemse groep vindt ex-profs nadrukkelijk niet onbelangrijk. Ze hebben de stress op het hoogste niveau meegemaakt, en ze zijn inspirerender voor jonge spelertjes – ze geven de geur af van het eerste elftal, van het Nederlands elftal zelfs.

Maar de verhouding is zoek. En lang niet elke ex-prof is geschikt voor het werk. Bekende ex-profs en trainers worden vaak gevraagd om hun mening over jeugdopleiding. Maar zoals Pieter Zwart recent op het voetbalblog Catenaccio, is het maar de vraag of deze ex-profs weten wat nodig is om jonge kinderen of pubers verder te helpen.

De noodzaak tot verandering moet worden gevoeld

De kritiek op de bestaande situatie is voor hen gesneden koek, een hoofdstuk dat in hun hoofd is afgesloten. Zij zijn vooral gericht op hoe het wel moet, en hoe zij daar beter in kunnen worden, afgezien van de vraag of hun collega’s bij hun clubs daarin meegaan.

Telkens als er een speler doorbreekt, kun je denken: zie je wel, onze jeugdopleiding werkt

De hoop bij hen is alleen dat de noodzaak tot verandering wordt gevoeld. Het is namelijk makkelijk te denken, zeggen zij, dat er niet veel hoeft te veranderen.

Dat verklaart bijvoorbeeld de reactie van de Telegraaf op een recent van de KNVB om het jeugdvoetbal te herinrichten. Raar, vond de krant. De Nederlandse jeugdopleiding is al goed. Waarom zou je iets dat goed werkt, repareren?

Een logische maar foutieve analyse, denken de jonge jeugdtrainers.

Zoals Mauro van de Looij, kinderpsycholoog en trainer van PSV’s Onder 10, het zegt: ‘Elke generatie levert Nederland weer goede voetballers. Dus telkens als er een speler doorbreekt, kun je denken: zie je wel, onze jeugdopleiding werkt. De zogenaamde fijne kneepjes van de ex-prof werken. Maar bij mij rijst dan de vraag: in hoeverre is datgene wat wij doen zo goed als wij denken dat het is?’

Het groepje trainers bestaat naast de initiatiefnemers (de Graafschap) en Willem Weijs (Ajax), uit Bastiaan Mauro Bram (PSV), Bote (FC Groningen), Elwin (Cambuur), Hidde (FC Utrecht), en Bart (AZ).

Meer lezen?