Hoe doe je verslag uit een levensgevaarlijk land als Mali?

Lennart Hofman
Correspondent Verborgen oorlogen
'Een groep uitgelaten kinderen volgt ons al sinds we de taxi verlieten'. Foto: Andreas Stahl

Veel lezers vragen mij hoe mijn verhalen uit oorlogsgebieden tot stand komen. Om een indruk te geven: hier het verhaal achter onze zoektocht naar Mohamed, wiens huis door het Malinese leger zou zijn vernietigd. De waarheid blijkt een moeilijk te vangen begrip in een oorlogsgebied.

Verschillende lezers hebben mij gevraagd hoe de verhalen die ik schrijf tot stand komen, en hoe ik omga met de mogelijke gevaren. De bedoeling van dit verhaal is om daar een licht op te werpen. Niet alles wat ik doe om mijn veiligheid te waarborgen staat overigens beschreven. Onder de tekst heb ik enkele informatiebronnen gelinkt die ik gebruik.

Om te beginnen: wij, fotograaf Andreas Stahl en ik, zijn de enige blanken die door de smalle straatjes van het snikhete Noord-Malinese stadje Gundam lopen, ongeveer tachtig kilometer ten westen van Timboektoe. En dat voelt niet goed. Een groep uitgelaten kinderen volgt ons al sinds we de taxi verlieten en mensen trekken hun wenkbrauwen op als ze ons zien. Een pick-up vol Nigeriaanse blauwhelmen salueert, terwijl we ons

kunt u nu naar het centrum komen? We zitten in een restaurant tegenover een garage,’ zeg ik tegen de door geruis onverstaanbare stem die opneemt. Mr. Baba antwoordt dat hij onderweg is, geloof ik. Door het gekraak van de lijn en het lawaai om ons heen is de rest onverstaanbaar.

‘Hij komt,’ zeg ik kortaf tegen fotograaf Andreas en Ibrahim, die mee is als vertaler.

We wachten zwijgend op ijzeren stoelen waarvan het zitvlak uit gespannen waslijn bestaat. Een dikke vrouw in een zwart gewaad roert in een grote pot donkere bouillon waar stukken ingewanden in drijven, ons ontbijt voor die dag.

Ik zucht diep omdat we geen eigen auto hebben kunnen regelen om hier te komen en door een gedeelde taxi in het centrum van de stad zijn gedropt. Nu hebben veel mensen ons gezien en weet iedereen dat we er zijn.

Ruïnes van een overheidsgebouw in Gundam. De MNLA vernietigde verschillende gebouwen toen ze de stad begin 2012 innamen. Foto: Andreas Stahl

Gundam is veilig genoeg

is zwaar door de oorlog. De meeste (blanke) inwoners zijn gevlucht naar buurland Mauritanië, donkere inwoners trokken vooral naar Overal in de stad zijn ruïnes te zien en het is er nog niet veilig.

Toch had de burgemeester van Timboektoe ons verteld dat het veilig genoeg was om Gundam kort te bezoeken. Dit werd bevestigd door de politiechef en onze fikser. Ondanks dat voelt het vanaf de eerste minuut dat we hier zijn, niet goed.

De vrouw die in de pot ingewanden roert, zegt dat we de eerste blanken zijn die het stadje bezoeken sinds de oorlog twee jaar terug begon

‘Het klopt niet,’ mompel ik tegen Andreas. Hij knikt en kijkt gespannen naar een paar mannen aan de andere kant van de straat. Zenuwachtig steekt hij een sigaret op en zwaait naar een donker meisje dat voor de zoveelste keer lachend haar hoofd tussen het zeil van de hut doorsteekt.

De vrouw die in de pot ingewanden roert, zegt dat we de eerste blanken zijn die het stadje bezoeken sinds de oorlog twee jaar terug begon. Ze komt uit het noordelijker gelegen Kidal, gaat ze verder, waar het voor donkere Malinezen nu te gevaarlijk is.

‘Ze zullen me vermoorden als ze me zien,’ zegt ze zacht. Ik knik en glimlach. Sinds ik in dit stadje ben, heb ik alleen nog maar donkere mensen gezien.

Ik voel een lichte irritatie opkomen. We zijn hier om het verhaal van Mohamed (16) op te tekenen, die ons in Mauritanië vertelde dat het huis van zijn familie is vernietigd door het leger. We hebben 2.539 kilometer gereisd om zijn buurman te spreken en het huis te zien, maar nu we er zijn, neemt hij zijn telefoon niet meer op. Het andere contact dat we van Mohamed kregen, Mr. Baba, laat ons in het midden van een gevaarlijke stad wachten.

‘Het gaat niet goed’

Na tien minuten komt Mr. Baba aangereden in een blauwe pick-up. Hij spreekt zacht, meldt tussen neus en lippen door dat hij Mohamed niet kent en kijkt bezorgd om zich heen.

We moeten naar een hotel met politie gaan, zegt hij dan. Als hij klaar is met bidden, zal hij ons helpen om Mohameds huis te vinden. Na een kort gesprek lopen we verder.

In het hotel zitten vier mannen op ijzeren stoelen en een groen veldbed. Geen van hen draagt een wapen. Een gezette donkere man met een sjaal heet ons vriendelijk welkom. In zijn ogen valt een lichte verbazing te lezen, die in het niet valt bij de geschokte blikken van de mannen om hem heen.

‘In het hotel met politie zitten vier mannen op ijzeren stoelen en een groen veldbed.’ Foto: Andreas Stahl

‘Het is gevaarlijk hier’

Hij stelt zich voor als Diendonné Sagara, commandant van Gundam en het eerste dat hij zegt is: ‘Het is gevaarlijk hier.’

‘Ik zei het toch,’ valt vertaler Ibrahim ons gespannen in de rede.

Ik negeer hem, want ik heb hem al tien keer uitgelegd dat het de bedoeling is dat het gevaarlijk is. Dat is ons werk. De commandant zwijgt en neemt ons in gedachten verzonken in zich op.

Mensen hebben jullie gezien, dus ze kunnen weten dat jullie hier zijn. Mogelijk zijn ze nu al onderweg om jullie te vermoorden of te gijzelen

Ik knik hem toe en vraag zo rustig mogelijk wat er dan zo gevaarlijk is. Tegelijkertijd schuif ik hem mijn visitekaartje toe en knik naar het aantekeningenboekje in mijn hand.

zit buiten de stad in de bergen, ongeveer honderd kilometer hiervandaan,’ antwoordt hij eentonig. ‘De oorlog is nog niet voorbij,’ voegt hij er voor de zekerheid aan toe.

‘Mensen hebben jullie gezien, dus ze kunnen weten dat jullie hier zijn. Mogelijk zijn ze nu al onderweg om jullie te vermoorden of te gijzelen. Ik heb tegen de mensen op straat gezegd dat jullie hier blijven overnachten. Daarmee rekken we tijd, want jullie moeten hier direct weg. Voor jullie eigen veiligheid.’

Ik knik, kijk Andreas aan en zwijg. Honderd kilometer is niet heel dichtbij, redeneer ik vlug. Daarnaast zitten we in een soort politiebureau en is het onwaarschijnlijk dat er binnen een uur een operatie op touw wordt gezet om ons iets aan te doen.

‘Hij stelt zich voor als Diendonné Sagara, commandant van Gundam en het eerste dat hij zegt is: ‘Het is gevaarlijk hier’.’ Foto: Andreas Stahl

Niemandsland zonder regels

Aan de andere kant is het minder veilig dan we hoopten. Aan de rand van de stad had ik één checkpoint gezien en op de weg hiernaartoe helemaal niets. Gundam ligt akelig dichtbij de grens met Mauritanië, een afgelegen niemandsland zonder regels en een mekka voor

‘Het punt is,’ zeg ik, ‘we zoeken een huis en een man. We kunnen niet weggaan voordat we met hem hebben gesproken. Ons andere contact, Mr. Baba, is nu aan het bidden, maar hij kan er ieder moment zijn.’

De commandant zwijgt en wrijft met zijn rechterhand over zijn kin. Hij blijft me strak aankijken en even lijkt het alsof we een spel spelen waarbij hij mij moet overtuigen om te vertrekken en ik argumenten moet opvoeren om te mogen blijven.

‘Voor journalisten is dit normaal. Die doen graag gevaarlijke dingen,’ roept hij 

Ik probeer zo helder mogelijk na te denken. Misschien wil de commandant ons weg hebben omdat hij weet dat we met Toearegs hebben gesproken. Misschien heeft het leger Mohameds huis vernietigd en wil hij niet dat wij dat uitzoeken. Maar misschien heeft hij gelijk en moeten we direct weg.

De commandant schudt zijn hoofd en roept iets naar de mannen om hem heen. Die lachen en kijken ons meelevend aan.

‘Voor journalisten is dit normaal. Die doen graag gevaarlijke dingen,’ roept hij iemand toe.

Tegen ons zegt hij: ‘Ik heb een plan, ik krijg jullie hier wel weg.’ Hij pakt zijn telefoon en belt iemand die een auto heeft om ons terug naar Timboektoe te brengen.

Ik bedank hem voor zijn hulp, pak mijn laptop en laat een foto van Mohamed zien. De commandant noch de mannen om hem heen herkennen hem. Een van de mannen belt het districtshoofd van de wijk Alkara, waar Mohamed zei dat hij woonde. Er komen andere mannen de kamer binnen die om de beurt de foto bekijken.

Het is chaotisch en onzeker. De mannen roepen allerlei namen als ze de foto zien, maar niemand herkent hem. Ik vraag me af waarom Mr. Baba hem ook niet kent, terwijl het zijn nummer was dat we van Mohamed kregen. Klopt het verhaal van Mohamed wel? Is het wel zijn echte naam?

‘Typisch voor Toearegs om te liegen’

Een man in felgekleurde Afrikaanse kledij zit in de gang die uitkijkt op de straat. Als ze komen zal hij als eerste reageren, dus ik houd hem strak in de gaten. Ook Ibrahim kijkt angstig door de gang. Telkens als onze blikken kruizen, gebaart hij dat we moeten vertrekken.

Maar we kunnen niet weg want er is geen vervoer. Ibrahim komt niet uit deze stad, weet niets over de veiligheid en heeft tegen ons gelogen dat hij een fikser is. Hij is hoogstwaarschijnlijk een werkloze toeristengids. 

Dan herkent een van de mannen de foto opeens. Hij zegt dat Mohamed niet zijn echte naam is. ‘Typisch iets voor Toearegs om daarover te liegen,’ valt een ander hem in de rede.

Ik begin moedeloos te worden. Misschien is er geen Mohamed en geen vernietigd huis. En als het er wel is kan het nog uren duren voordat we het vinden.

We kunnen niet zolang wachten. Ieder moment kunnen er jihadisten binnenlopen om ons neer te schieten, net zoals  een paar weken eerder overkwam in Kidal. Het is dan wel een politiehotel, maar niemand heeft een wapen.

Ik kijk gespannen om me heen. Er zijn een paar pilaren waar je achter kan schuilen en een bar waar ik overheen zou kunnen springen om te vluchten. Maar wegrennen is vaak gevaarlijker dan blijven.

Op straat in Gundam. Foto: Andreas Stahl

‘Jullie geven niet om je leven’

‘Dit is wel Mohamed,’ roept een man opeens. ‘Hij is oud geworden en heeft zijn haar afgeschoren. Ik ken zijn familie.’

Op hetzelfde moment komen er twee mannen binnenlopen. De oudste kijkt ons met een blik vol ongeloof aan. Hij mompelt iets terwijl hij ons een afkeurende blik toewerpt.

De jongen naast hem vertaalt: ‘Jullie geven niet om je leven.’ Ik zie aan zijn ogen dat hij het meent. Op hetzelfde moment roept iemand buiten op straat dat de auto die ons weg kan brengen eraan komt.

In een paar seconden besluit ik dat we niet langer kunnen blijven. De man die nog steeds hoofdschuddend voor ons staat, liegt niet. De auto is er en we hebben al te veel tijd verloren met het wachten op Mr. Baba om dit onduidelijke verhaal te kunnen maken.

‘We gaan weg,’ zeg ik tegen Andreas. Hij knikt en bergt zijn spullen op.

Een paar minuten later scheurt een jongen de enige hoofddoek die we bij ons hebben in tweeën en windt de afzonderlijke delen om onze hoofden. 

Even later rijden we door de zanderige straatjes van het stadje, langs een kapotgeschoten school, via de hoofdweg, naar de uitgang en het enige checkpoint van de stad.

We hadden duizenden kilometers gereisd en zijn ruim een uur in Gundam geweest, maar hebben niet waar we voor kwamen. Het voelt als een grote nederlaag.

Ibrahim zit voorin en draait zich om. ‘Ze hebben het huis van de familie Ag Nod gevonden,’ zegt hij nonchalant. ‘Het is kapot, de zus van Mr. Oye woont er nu.’

‘Waarom kom je daar nu mee?’, vraag ik.

‘Mr. Baba is er na het bidden langsgereden en vertelde het toen jullie bezig waren met die hoofddoeken,’ legt hij uit.

‘Laten we er langsrijden,’ dring ik aan. Maar ik weet dat we dit niet meer gaan doen. De chauffeur schudt zijn hoofd in een mengeling van ongeloof en vermoeidheid en rijdt plankgas verder. Het is echt mislukt, realiseer ik me.

De hele terugreis zeggen we geen

Lennart Hofman zit gespannen te wachten in het hotel met politie in Gundam. Foto: Andreas Stahl
Andreas Stahl heeft zich min of meer onherkenbaar gemaakt met een halve hoofddoek. Foto (zelfportret): Andreas Stahl