Wat ik leerde over Nederland toen ik een Eritreeër op weg hielp bij het begin van zijn nieuwe bestaan

Dick Wittenberg
Correspondent Wereldverbeteraars
Illustratie: Marianne Lock (voor De Correspondent)

We volgen bij het initiatief Nieuw in Nederland nieuwkomers tijdens hun eerste jaar in Nederland. Een jonge man uit Eritrea bracht mij op dit idee. Toen ik hem als vrijwilliger begeleidde bij zijn eerste maanden keek ik mijn ogen uit.

Een jonge man uit Eritrea maakt zich op voor de reis naar de gemeente waar hij voortaan zal wonen. Blauwe trainingsbroek, leren jasje, gebreide muts op zijn hoofd. Hij krijgt woonruimte in Dordrecht, een stad waar hij niemand kent en nooit van gehoord heeft. Hij vindt het allang best. Hij is blij dat hij na een maandenlang verblijf in vier verschillende asielzoekerscentra eindelijk een tijdelijke verblijfsvergunning op zak heeft en zijn eindbestemming weet.

In de vroege ochtend in het duister sloft hij naar de dichtstbijzijnde bushalte. Een man, maar eigenlijk nog een jongen, dons op zijn kin, slingerende armen. Hij moet om 9.00 uur precies in Dordrecht zijn bij het kantoor van VluchtelingenWerk. Dat staat op het papier dat hij samen met de reisinformatie heeft gekregen.

Stel je voor dat jij zo’n tocht moet maken in een vreemd land, waarvan je de mores niet kent en de taal niet spreekt.

Eerst neemt hij twee bussen, daarna de trein. Het laatste stuk naar het kantoor loopt hij. Hij rent bijna, want hij wil koste wat kost op tijd zijn. ‘Afspraak is afspraak.’ Dat kreeg hij al zo vaak te horen. ‘Zo doen wij dat in Nederland.’

Dit is de eerste dag van zijn nieuwe bestaan. Vandaag wordt hij burger van Dordrecht. Hij krijgt zijn woonruimte te zien. Hij vraagt een uitkering aan. Zo beginnen alle 43.000 nieuwkomers die dit jaar in Nederland gevestigd moeten worden.

Hoe zo’n nieuw bestaan begint

De eerste drie maanden krijgt die jonge man uit Eritrea begeleiding van een vrijwilliger van VluchtelingenWerk. Van mij dus. Ik was vijf maanden zo’n begeleider. Ik liep me het vuur uit de sloffen en nog schoot ik tekort voor mijn gevoel. De vluchtelingen die ik begeleidde, kon ik niet voor alle valkuilen behoeden. Ik denk aan de Syrische man die zich bij de MediaMarkt door een gladde, Arabische sprekende verkoper een veel te duur internetpakket liet aansmeren. Ik ontdekte al snel dat ik in het oerwoud van Nederlandse regels en procedures ook niet altijd de weg wist.

De jonge man arriveert tien minuten voor tijd bij VluchtelingenWerk. Hij spreekt alleen Tigrinya, een van de talen uit Eritrea. Als ik hem een vraag stel, belt hij meteen naar een vriend, een landgenoot die Engels spreekt. Hij geeft mij één oortje van de koptelefoon en neemt zelf de andere. Zo communiceren wij vandaag: via die vriend aan de telefoon.

Illustratie: Marianne Lock

Ik kopieer de documenten die hij in een rugzak met zich meedraagt. Ik kopieer zijn bankpas en zijn identiteitskaart. Dan wandelen we samen naar het adres waar hij woonruimte krijgt aangeboden. Om klokslag 10 uur worden we daar verwacht.

Twintig minuten te laat meldt zich de mevrouw van de woningcorporatie, zonder zich te excuseren. Op tijd komen geldt kennelijk alleen voor nieuwkomers. Dat merken we vaker vandaag.

De vrouw van de corporatie laat een kamer annex keuken zien met douche en toilet. Verveloos en slecht onderhouden. Een barst in het enige raam van enkel glas. De maandelijkse huur is ruim 400 euro. De jonge man kan de woonruimte niet weigeren. Dan moet hij in het asielzoekerscentrum weer eindeloos wachten tot er andere woonruimte is gevonden. Hij heeft geen keus.

We gaan nog wel een voor een de gebreken in de woonruimte na. De deuren van de keukenkastjes die niet sluiten. De kap van de verwarming die ontbreekt. De wc die geen bril heeft. We schrijven het allemaal op, al maant de vrouw van de corporatie ons voortdurend tot spoed. Zij wil dat het huurcontract wordt getekend. Of we maar zo snel mogelijk naar het kantoor van de corporatie willen lopen. ‘Meneer’ wordt daar verzocht op elk vel van het contract even snel zijn paraaf te zetten. Lezen van het contract houdt alleen maar op. En natuurlijk worden alle gebreken tijdig verholpen, voordat ‘meneer’ over een week de woning betrekt. De huur gaat onmiddellijk in.

Wat er allemaal bij komt kijken

De jonge man uit Eritrea en ik, we wandelen wat af. Op het stadskantoor laat hij zich registreren als burger van Dordrecht. Hij geeft het adres op van die ene kamer annex keuken. Nu kan ik mijn nut bewijzen. ‘Staat op dat adres nog iemand ingeschreven?’, vraag ik. Ja dus, iemand die zich niet heeft uitgeschreven. Als dat niet gesignaleerd was, dreigt de jonge man later op zijn uitkering gekort te worden. Dat heb ik meegemaakt met een andere vluchteling die ik begeleid.

Bij de gemeente hebben we een afspraak om een uitkering aan te vragen. Weer moeten we wachten. De jonge man uit Eritrea gaapt. Ik deel mijn boterhammen met kaas.

Illustratie: Marianne Lock

De mevrouw van de bijstand vertelt de jonge man dat hij ruim vier weken op zijn eerste uitkering moet wachten. Misschien kan hij intussen leven van het krediet voor de inrichting van zijn woning dat hij binnen een week ontvangt. Dat is een lening waarvan de hoogte per gemeente verschilt en die terugbetaald moet worden. Tot die schuld is voldaan, wordt de maandelijkse uitkering gekort. Voor een alleenstaande jonge man bedraagt het inrichtingskrediet in Dordrecht zo’n 1.100 euro.

Dat lijkt een groot bedrag: 1.100 euro. Maar koop daar maar eens zeil of laminaat of vloerbedekking voor. En verder: verf, kwasten, een ijskast, een wasmachine, een oven of kooktoestel, meubels, potten en pannen, een bed, matras, lakens, dekens of een dekbed, handdoeken, kopjes, schotels, borden, bestek, verlichting. Nog een geluk dat hij maar één kamer annex keuken heeft.

De jonge man uit Eritrea houdt niet op met gapen. Het tolt in zijn hoofd. Dit is veel te veel voor een eerste dag van een nieuw bestaan.

De jonge man reist terug naar Katwijk. Ik zwaai hem uit op het station. We hebben afgesproken voor over een week. Voor als het inrichtingskrediet op zijn bankrekening staat. Dan gaan we verder.

Hoe het verdergaat

Dit is pas het begin. De komende weken zal de jonge man zich niet vervelen. Ik net zomin. We moeten op spullenjacht: langs uitdragerijen en kringloopwinkels. Hij moet zijn handen uit zijn mouwen steken en vrienden en kennissen strikken om hem te helpen. Er moet ontzettend veel worden geregeld: aansluiten van gas, licht en water, kiezen van de goedkoopste provider, aanmelden bij huisarts en tandarts. DigiD aanvragen, huur- en zorgtoeslag aanvragen. Welke ziektekostenverzekering neem je, en met welk pakket?

En die jonge man is inburgeringsplichtig. Dus moet hij een inburgeringscursus volgen om binnen drie jaar voor een uitgebreid inburgersingsexamen te slagen, zoals de overheid eist. Daarvoor moet hij bij overheidsinstantie DUO een lening aanvragen van maximaal 10.000 euro. Want voor niks gaat in Nederland de zon op. De inburgeringsbranche is geprivatiseerd.

Als hij zijn woonruimte dan eindelijk op orde heeft, en zijn zaakjes geregeld, en er een einde komt aan de begeleiding door mij, slaat onvermijdelijk de verveling toe. Hij wordt gek tussen die vier muren. Hij ligt dagen te suffen op bed. Dan dringen de herinneringen zich weer op aan het land dat hij ontvlucht is, aan de gevaarlijke tocht die hij heeft gemaakt.

Illustratie: Marianne Lock

En hij weet nog steeds niet dat hij huisvuil moet scheiden en hoe hij aan een pasje voor de afvalcontainer moet komen. Zijn naaste buren komen uit Polen en Oekraïne. Hij verstaat hen niet. Ze groeten hem wel.

Hoe redt hij zich? Wat heeft hij nodig? Waar loopt hij tegenaan? Dat wilde ik weten, niet alleen van hem, maar van al die 43.000 nieuwkomers die dit jaar in Nederland een nieuw bestaan beginnen.

Niemand in Nederland heeft er zicht op hoe het deze groep vergaat. Terwijl iedereen er baat bij heeft dat ze hier zo snel mogelijk hun draai weten te vinden. Zij zelf. En de Nederlandse samenleving als geheel.

Zo ontstond het initiatief Nieuw in Nederland. Om honderden leden van De Correspondent te koppelen aan honderden vluchtelingen met een verblijfsvergunning. Om zo een beeld te kunnen geven van hoe dat die nieuwkomers afgaat: het opbouwen van een nieuw bestaan.

De naam van de jonge man is bij de hoofd- en eindredactie bekend. Omwille van de geheimhoudingsverklaring die ik bij VluchtelingenWerk heb getekend, kan ik deze hier niet noemen.​

Deze reportage is onderdeel van het initiatief Nieuw in Nederland. Zonder financiële bijdrage van was dat niet mogelijk geweest.

Verder lezen?