Willen we meer of minder vis? In deze achterkamertjes regelen we dat
We halen te veel vis uit de zee. De meest logische oplossing: minder vissen. Maar een te romantisch beeld van de visserij, foute modellen van de visstand, en onnavolgbare politieke dealtjes bepalen ieder jaar weer het tragische lot van de vis.
‘We bereikten vandaag unanieme overeenstemming over visquota in de Oostzee,’ klinkt het lijzig uit de presiderend Slowaakse visminister op een EU-persconferentie deze oktober.
‘Kabeljauw in de Oost-Oostzee, minus twintig procent. Kabeljauw in de West-Oostzee, minus 56 procent….’ Decor: een handjevol journalisten en ambtenaren in een zee aan lege stoelen, blik op stond-het-gas-nou-uit?
Dit stuk gaat over misschien wel de saaiste materie op De Correspondent ooit. Visserijbeleid. Europa’s laatste verdedigingslinie tegen totale overbevissing van onze wateren.
Elke herfst scholen 28 visministers samen te Brussel om in drie vergadersessies, per stuk zee, te bepalen welke lidstaat hoeveel vis van welke vissoort vangen mag, uitgedrukt in tonnen. Visquota dus.
Toch gaan die visquota velen aan het hart. Want, in de woorden van betrokkenen:
Eurocommissaris Visdingen Karmenu Vella: ‘If fish disappear, so will the jobs.’
Natuurorganisaties: ‘Geen vis, totale ecologische destructie!’
Vissers: ‘Dat quotagezeik! Er is nog genoeg vis. Kijk, hier heb ik er eentje vast.’
Of visquota de redding der visbestanden gaan betekenen, is ongewis. Maar dat een situatie als overbevissing gebaat is bij minder bevissing, lijkt evident. Hoe werkt dat, zo’n Europabrede oefening in zelfbeheersing? Hoe komen die quota tot stand? En zouden meer zeeën gebaat zijn bij het Europees visquota-model?
Game of quota: hoe worden visquota bepaald?
Voorafgaand aan de visvergaderingen brengt de Internationale Raad voor Onderzoek van de Zee (ICES) op basis van allerlei vispopulatie-modellen, visquota-advies uit aan de EU. Dit quota-advies belandt bij de Eurocommissaris verantwoordelijk voor visserij. Er wordt nog wat sociaal-economisch advies ingewonnen - lees: hoe zielig zijn eventuele quota-afnames voor vissers? En er gaat een quota-voorstel uit naar de visministers die er uiteindelijk over gaan.
Aldus vangt het visquotaseizoen aan.
Om het visquotaconclaaf enigszins overzichtelijk te houden, staat de procentuele verdeling van een totaal aantal tonnen te vangen vis van een bepaalde vissoort door heel Europa – een visquotum dus – al sinds de jaren zeventig vast. Het enige waar visministers echt over onderhandelen, is hoeveel ton dat totale aantal dan precies moet zijn. Per vissoort.
Dat vispolitici viswetenschap met een korreltje zout nemen, is eerder regel dan uitzondering
Maar hoe die onderhandelestafettes precies verlopen, is even mysterieus als walvisseks – zo liet Transparency International, een anti-corruptiedenktank, onlangs zien. Het is Europese achterkamerpolitiek op zijn sterkst: notulen uit de vergaderingen worden niet gepubliceerd; de onderliggende wetenschap is niet openbaar; gesprekken met lobbyisten worden niet geregistreerd; zelfs de stellingnames – willen ze meer of minder vis in zee? – van lidstaten zijn onbekend.
Duidelijk is in elk geval wel, dat visministers graag thuiskomen met een goede quotavangst. De wetenschap geeft een bovengrens, de visserijen een ondergrens, en de politiek komt ergens in het midden uit.
Dat vispolitici viswetenschap met een korreltje zout nemen, is eerder regel dan uitzondering. Uit onderzoek van econoom Richard Kleinjans van de Britse denktank New Economics Foundation (NEF), blijkt dat in de afgelopen vijftien jaar visquota gemiddeld 20 procent hoger uitkwamen dan de wetenschap adviseerde. Denemarken, Spanje en het Verenigd Koninkrijk profiteren het meest van dergelijke quota-verhogingen, in absolute tonnen extra vis. Maar Spanje, Portugal en Nederland scoren procentueel gezien de grootste verhoging van hun visquota’s.
De quotapraktijk: kabeljauw-editie
De grootste kluif hadden visministers deze oktober misschien nog wel aan het vaststellen van een quotum voor kabeljauw uit de West-Oostzee. De vis zit al jaren in de piepzak.
Want: nare haring eet hun eitjes. Hun woonzee verliest zuurstof. In tien jaar tijd:
- verdriedubbelde een naburige populatie bloeddorstige zeehonden;
- kreeg veel kabeljauw obscure parasitaire infecties;
- en namen populaties van kabeljauwvoer – te weten: haring en sprot – dermate af, dat enkelen hun heil zochten in kannibalisme.
En ga zo maar door. Dan helpt het niet als Deens-Duitse vissers tonnen van je populatie richting pittoreske dorpjes slepen. Al zijn dat wel veel minder tonnen dan eerst. Werd in de jaren negentig nog 50.000 ton kabeljauw gevangen in een jaar, de laatste jaren schipperde de kabeljauwvangst rond de 10.000 ton.
Daarom luidt het West-Oostzee-kabeljauw-visadvies al jaren: minder, minder, minder. Er is te weinig jonge vis en te veel dode vis. Of, in treffend viswetenschap-lingo: ‘The F* is well above F*MSY.’
Dat zegt visministers niet zoveel. De quota van West-Oostzee-kabeljauw lagen de afgelopen tien jaar gemiddeld een vijfde hoger dan geadviseerd. De afgelopen twee jaar was dat zelfs 79 procent hoger.
En zo adviseerde ICES de visministers deze zomer om voor 2017 het kabeljauwquota voor de West-Oostzee nu eens 92 procent lager uit te laten vallen, dan voor 2016 het geval was. Komt de vis op adem.
Dus even voor het overzicht. De West-Oostzee-kabeljauw is tanende, wat moet er gebeuren volgens wie?
- Natuurorganisatie Oceana zegt: staakt het vissen.
- Deense vissers scanderen: blijven vissen!
- ICES -wetenschappers adviseren: 93 procent minder vissen.
- De Europese Commissie stelt voor: 88 procent minder vissen.
En uiteindelijk besluiten de visministers om 56 procent minder kabeljauw te vissen in die West-Oostzee in 2017, dan in 2016.
Een wonderlijke middeling.
Hoe zaligmakend zijn visquota?
Het is immer de hamvraag: hoeveel ton vis kun je maximaal uit de zee halen, als je wilt dat er een constante stroom vis uit zee te halen blijft? Het antwoord komt in de vorm van een getal dat we de ‘Maximum Sustainable Yield’ (MSY) of Maximaal Duurzame Oogst noemen.
Dat getal laat zich niet makkelijk vangen. ‘Visbestanden fluctueren wild, waardoor het vaststellen van quota op het voorspellen van het onvoorspelbare lijkt,’ aldus Sidney Holt, één van de grondleggers van de moderne viswetenschap. ICES modelleert zich drie slagen in de rondte, maar moeder natuur zadelt hun vismodellen op met veel onduidelijkheid. ‘Het wetenschappelijk advies jojoot daardoor elk jaar omhoog en omlaag.’
Het is de heilige graal in de ecologie: voorspellen wat in de toekomst met een populatie beestjes gebeurt
Het is de heilige graal in de ecologie: kunnen voorspellen wat er in de toekomst met een populatie beestjes – en tussen populaties beestjes onderling – gebeurt. Niet verwonderlijk dus dat ook onder toeziend oog van complexe modellering, vispopulaties alsnog weleens willen instorten.
In 1992 was het bijvoorbeeld abrupt gedaan met Noord-Atlantische kabeljauw. Ooit bedroeg de jaarlijkse vangst meer dan 800.000 ton per jaar. Toen plots: massasterfte van bijbelse proporties. Geen model zag het aankomen. Integendeel. ‘Volgens de simulaties zitten die Grand Banks nog altijd vol vis,’ schreef wetenschapsjournaliste Deborah MacKenzie destijds in New Scientist.
Het concept MSY – Maximaal Duurzame Oogst – is dan ook eigenlijk een vreemde eend in de viswetenschap. ‘[MSY] begon als beleid, promoveerde tot wetenschap en eindigde als wet,’ schrijven wetenschapshistorici Naomi Oreskes en Carmel Finley.
De vraag om wetenschap waar er weinig te weten valt, doet denken aan de volgende anekdote. De beroemde econoom Kenneth Arrow deed tijdens de Tweede Wereldoorlog weersvoorspellingen. Hij bemerkte dat zijn voorspellingen, als ze verder reikten dan één week, niet veel beter waren dan willekeur. Dus stelde hij aan zijn superieuren voor die prognoses maar niet meer te doen. Al snel kwam een reactie van hogerop: ‘De generaal weet dat de voorspellingen niet kloppen, maar hij heeft ze nodig voor zijn planning.’
Ieder model is minder dan de werkelijkheid. Maar iets beters dan vismodellen hebben we niet. Dus de politiek vraagt, ICES draait.
Te weinig vis, of te veel vissers?
En dan kan de politiek dat ICES-advies ook maar beter nauwgezet opvolgen. Econoom Kleinjans: ‘Dat is de eerste twee jaar misschien slikken voor de vissers, maar over een periode van vijf jaar veel rendabeler omdat je weer meer vis kunt vangen.’
Hoe langer je drastische quotaverlaging uitstelt, hoe langer je door blijft sukkelen met karige vangsten en winst. En dat doorsukkelen wordt constant opgevangen met vissubsidie, wat het doorsukkelen nog weer langer in stand houdt.
Neem de grootste vissersvloot in Europa: de Spaanse. Alleen al sinds 2000 ging er meer dan 5,8 miljard euro subsidies van de EU en de Spaanse regering naar het moderniseren van vissersboten en goedkope brandstof. Vijf komma acht miljard, dat is ongeveer een derde van wat de Spaanse vloot in totaal verdiende die periode.
De Europese Unie geeft elk jaar zo’n 5,2 miljard euro uit aan vissubsidies
Dit is niet uniek voor Spanje. De Europese Unie geeft elk jaar zo’n 5,2 miljard euro uit aan vissubsidies. Meer dan bijvoorbeeld de Verenigde Staten (elk jaar 3,75 miljard). Maar belangrijker nog: veel van die EU-subsidies gaan naar botenbouw, reparaties of brandstof. Slechts 700 miljoen euro wordt aan ecologisch onderzoek en visbestandbehoud besteed. Ter vergelijking: de Verenigde Staten spendeert bijna 3,2 miljard euro aan onderzoek en behoud.
Gelukkig is op subsidievlak verandering op komst. Eurocommissaris voor mededinging Cecilia Malmström stelde twee weken terug voor om in de Wereldhandelsorganisatie onderhandelingen op te starten over het aan banden leggen van vissubsidies. Eerdere pogingen daartoe mislukten.
Tot die tijd: ‘Er zijn te veel vissers voor te weinig vis,’ stelt watereconoom David Zetland van de Universiteit Leiden. Voor de Europese wateren lijkt dat een steeds minder groot probleem. Hier is verder goed nieuws dat – ondanks de intransparantie en gespeelde spelletjes – visministerquota en ICES-advies steeds meer naar elkaar toegroeien. In 2012 legde de EU zelfs in het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) vast dat vanaf 2020 alle visbestanden in Europese wateren op duurzame wijze bevist moeten worden. Dat wil zeggen: in lijn met wat de wetenschap zegt.
Maar met minder mogen vissen verdwijnt niet opeens je overschot aan vissers. Een keerzijde van Europees beleid lijkt dat veel vissers hun vis nu buiten Europese wateren zoeken. Met steun van de EU, die meebetaalt aan visrechten elders. Bijvoorbeeld voor visbestanden voor de kust van West-Afrika.
Migrerende vissersproblematiek
Je kunt met wet- en regelgeving zorgen dat je zelf minder last hebt van een bepaald probleem. Maar als je de oorzaak van het probleem niet aanpakt – te veel vissers, te weinig vis – verplaatst het probleem zich gewoon.
Als je de oorzaak van het probleem niet aanpast, verplaatst het zich gewoon
Ook binnen Europese wateren valt niet alles onder het quotasysteem. De Middellandse Zee bijvoorbeeld niet. Volgens de Europese Commissie zijn 93 procent van de visbestanden daar overbevist.
Dat geeft te denken over de eventueel rampzalige visserspraktijken die nu gaande zijn in de diepzee, of Afrikaanse en Aziatische wateren, waar een stuk minder regelgeving, laat staan handhaving is – en waar veel Europese visvloot vaart.
De visserij: romantisch doch destructief
Het vreemde is dat de visserij er economisch gezien eigenlijk nauwelijks toe doet. Zeker niet in Nederland. En in heel Europa is vis ook maar nét iets belangrijker dan zeg, appel. Maar toch: miljardensubsidies, aparte ministeries, Europabrede onderhandelingen over visvangst, eindeloos visbeleid.
‘Vissers, boeren, houthakkers, het zijn beroepen waar mensen nu eenmaal een uitvergroot romantisch beeld van hebben,’ zegt Zetland. Beroepen met het betere verhaal. ‘Je zou je nek niet zo uitsteken voor de textielindustrie.’
De visserij als cultureel erfgoed dat coûte que coûte beschermd moet worden tegen een toekomst waarin voor al te veel vissers gewoon geen plaats is.
‘Businesses die, get over it,’ meent Zetland. ‘Eigenlijk moet je het hele visser-surplus gewoon met pensioen sturen.’