Is dit een schoolvoorbeeld van alledaags racisme?

Sinan Çankaya
Antropoloog, gespecialiseerd in discriminatie en racisme

Mijn laatste artikel riep honderden reacties op. Zoveel dat ik er in een apart stuk nog even op terug wil komen. Want kan ik de situatie - een zwarte vrouw wordt door witte mannen uit een bus gezet - wel als schoolvoorbeeld van alledaags racisme neerzetten?

In een wordt een zwarte vrouw door vier mannen hardhandig uit een bus gewerkt. Klaarblijkelijk heeft ze kritiek geleverd op een beslissing van de chauffeur. Als de zwarte vrouw niet de bus wil verlaten, zegt de chauffeur, wanneer de situatie escaleert: ‘U spreekt niet eens gewoon behoorlijk Nederlands gewoon. U moet gewoon uw mond houden gewoon. U moet er gewoon uitgaan. Mevrouw, bent u hier ook als gast gekomen in dit land? U heeft behoorlijk wat praatjes.’

Gereduceerd worden tot het lichaam, schreef ik, tot de huid en de stem. Dit is evident racecrafting: op grond van een lichamelijke taxatie wordt iemand verondersteld een gast te zijn. Iemand wordt verondersteld geen Nederlander te zijn, en dus de mond te moeten houden, en niet zoveel praatjes te hebben.

Racisme gaat over het in stand houden van het historische - door mensen tot stand gebrachte - idee dat er subgroepen binnen de menselijke soort zijn, waarbij ‘zwart’ ondergeschikt zou zijn aan ‘wit.’ Exact wat hier gebeurt.

Ik kreeg veel bijval. Maar er waren ook veel kritische reacties, sommige terecht: houd mij ook gerust een spiegel voor. Waar ging die kritiek over, en wat zegt die over situaties waar veel mensen dagelijks mee te maken hebben?

1. De bagatelliseringen

Het merendeel van de commentaren is ronduit ontkennend en bagatelliserend. Het voorval zou gaan om ‘primitief schoolpleinschelden’ van ‘achterlijke gladiolen’ en ‘idioten,’ dat voortkomt uit ‘onmacht’ en ‘hufterigheid,’ wat natuurlijk een ‘treurig zwaktebod’ is. Immers, ‘in een boze opwelling zegt iedereen wel eens iets doms’ (deze bewering komt van een vrouw die zich als antiracistisch positioneert).

Zo suggereert iemand dat ook de opmerking ‘kuthoer’ naar een vrouw tegen deze achtergrond moet worden begrepen: in the heat of the moment zeggen we allemaal wel eens iets onhandigs.

‘In een boze opwelling zegt iedereen wel eens iets doms,’ zegt een "antiracistische" vrouw

Grofweg is hier volgens deze criticasters dus sprake van ‘gewoon een conflict.’ Zo beweert iemand dat de uitsluiting ook plaats had kunnen vinden op grond van ‘kleding, haardracht, dialect of postuur.’ Een andere lezer trekt een parallel met een kinderruzie - de behoefte aan onschuld is een constante. Want kinderen zouden tijdens een ruzie ook alles uit de kast halen om te krenken. Ze zouden elkaar daarbij uitmaken voor ‘bolle’ en ‘flapoor.’ De preoccupatie is vooral de onschuld van de chauffeur, niet de pijn van de zwarte vrouw. Zolang de gedachte maar wordt weggehouden dat de buschauffeur (de lezer?) ook een rol zou kunnen hebben in racistische praktijken.

Met andere woorden, ik over-interpreteer. Racisme speelt geen of nauwelijks een rol in deze ontmoeting. Dit is hoogstens een ‘incident.’ Ook zou gender geen rol spelen in dit voorval, hoewel het toch drie mannelijke passagiers zijn die zich geroepen voelen om de situatie af te handelen.

Dat zie ik anders. Zo worden mensen met blond haar en een hoornachtig montuur niet structureel uitgesloten van uiteenlopende domeinen in de samenleving. Ook historisch gezien niet. Ze worden niet uit de verbeelding van Nederland geplaatst. Naar blond haar verwijzen vormt niet een aanvullende rechtvaardiging in een escalerend conflict dat uiteindelijk drie passagiers mobiliseert om een zwarte vrouw uit de bus te zetten.

2. Kritiek op het gebruik van een (oud) filmpje

De tweede categorie kritiek heeft te maken met de conclusies die ik trek op grond van het filmpje, waarbij ik niet weet wat er buiten het oog van de camera is gebeurd.

Mijn suggestie is niet dat de vrouw uit de bus wordt gezet omdat ze zwart is. Wat ik zie, is dat het gegeven dat ze zwart is, wordt ingezet tijdens de interactie. Deze interactie interpreteer ik vervolgens tegen de achtergrond van een structureel mechanisme: wie kritiek levert op het Huis Nederland (dat is dus een metafoor), wordt eruit gedonderd.

Dit mechanisme is ook zichtbaar in de discussie over Zwarte Piet. Raciale onderscheidingen worden juist geproduceerd als het spannend wordt, wanneer een vanzelfsprekendheid ter discussie wordt gesteld, of wanneer de status quo wordt bevraagd. Degenen die de racistische karikatuur van Zwarte Piet bekritiseren, hebben een virulent racisme in Nederland ontbloot. Je moet vooral geen praatjes hebben, als niet-witte Nederlander, is de regel.

Weet ik precies wat er aan voorafging? Nee. Maar de context van dit voorval is irrelevant voor mijn argument. Er is, ook als de vrouw iets anders gedaan of gezegd zou hebben, geen rechtvaardiging voor de woordkeuze en het gedrag van deze mensen. Geen enkele. Daarbij weet de chauffeur dat hij zich dit gedrag niet kan permitteren (‘ik mag het niet doen’), en schuift hij zijn verantwoordelijkheid af op de passagiers. De politie had gebeld moeten worden, en dat was de zwarte vrouw ook van plan, maar daartoe kreeg ze niet de mogelijkheid.

Verder zou ik een ‘oud voorval exploiteren’ en ‘spijkers op laag water zoeken.’ Aan deze lezers: neem even een kijkje bij over die ‘verouderde gebeurtenissen’ in trams, bussen en treinen.

3. De ‘even over de toon’-bijdragen

De derde soort opmerkingen gaat over de toon. Is mijn schrijfstijl wel productief? Draagt dit bij aan een vruchtbaar debat? Ik zou aan ‘ophitserij’ doen, ‘polariseer’ en dat is ‘gevaarlijk.’ Ik zou wijzen naar ‘de Witten,’ ‘beschuldig,’ ‘generaliseer,’ ‘vat de casus puur raciaal op,’ en ben ‘eenzijdig.’ Ik zou bijdragen aan het vergroten van een ‘kloof tussen mensen,’ omdat ik over een racistisch voorval schrijf.

Louter het benoemen van de categorie ‘wit’ stuit an sich al op een enorme weerstand bij menigeen. Benoemen mag natuurlijk slechts één kant op, van boven naar beneden. Iemand anders wordt ‘doodziek van het achteloze gebruik van racisme,’ en ik voeg niets toe aan de discussie vanwege mijn ‘opsomming van clichés.’ Hoe durf ik, zo zegt een ander, lijkt het wel: ‘De Correspondent is een van de meest links-progressieve platformen in Nederland.’ Ik zou ‘racisme met racisme bestrijden.’ Ben ik zelf niet een racist, vraagt een andere lezer. Over een opsomming van clichés gesproken.

Racisme gaat, zoals ik in mijn artikel schrijf, om (historische) macht

Lezers hebben moeite met ‘mijn veralgemeniseringen,’ maar veralgemeniseren vervolgens dat ‘racisme een verschijnsel is van alle mensen.’ En mijn veralgemenisering dat racisme dwars door alle klassen gaat, namelijk ook door de wordt vervolgens weer weggewuifd als een irrelevante opmerking.

Dat is natuurlijk een prettige positie: we zijn allemaal mensen, onvolmaakt. En: iedereen is tenslotte racistisch. Ook fijn, die afstand. Racisme gaat, zo stelt iemand, om ‘menselijk gedrag waar we ons allemaal bewust van moeten zijn.’ Racisme gaat volgens een andere lezer ook over ‘Turkse jongeren die op straat een witman bedreigen.’

Dit alles onderstreept dat er grote onwetendheid is over het begrip racisme. Racisme gaat, zoals ik in mijn artikel schrijf, om (historische) macht. En om praktijken die ongelijke levenskansen produceren in een bredere, maatschappelijke context. Dat was de inzet van mijn stuk, maar werd nauwelijks opgepikt. Althans, door een deel van de lezers niet.

Een ontsnapping is wel mogelijk

Het alledaagse is verbonden met een bredere context. Het gaat mij, zoals een lezer mooi schrijft, om ‘het algemene in het bijzondere.’ Maar we kunnen ontsnappen aan deze alledaagse denkbeelden en praktijken - anders zou mijn notie micro-revoluties betekenisloos zijn.

Die micro-revoluties waar ik op uit ben impliceren dat ik (per definitie) niet generaliseer over witte Nederlanders, en dat ik Nederlanders (per definitie) niet als racisten zie. Mijn veronderstelling is juist dat deze patronen doorbroken kunnen worden – waarom zou ik anders het concept ‘racecrafting’ aanhalen? Ik schets met mijn micro-revoluties een alternatief. Maar we zijn, klaarblijkelijk, nog niet zover. Mij wordt gevraagd ‘structurele oplossingen’ aan te bieden, terwijl dezelfde lezer het evidente racisme in deze alledaagse gebeurtenis ontkent en bagatelliseert.

Ik ben blij dat een deel van de Correspondent-lezers zich heeft ‘ingevochten’ in de samenleving, en zich ‘nuance’ kan permitteren, maar ik wil hen graag wijzen op hun geprivilegieerde posities. Dit type ‘nuance’ hangt samen met de positie van het niet-gediscrimineerd worden. Deze positionering maakt ook een ‘genuanceerd’ ‘redelijk midden’ mogelijk.

Vanaf nu zal ik deze positie systematisch betitelen als ‘het verraderlijke midden’: het is ogenschijnlijk redelijk en genuanceerd, maar reproduceert gewelddadige ongelijkheid. Hoe? De lezers die ontkennen, bagatelliseren, relativeren en voor ‘nuance’ pleiten, verstevigen de consensus, en doen niet aan de verstoring ervan. Dat is dus niet wat je moet doen, in antwoord op de waar dit alles mee begon.

Racisme verdient de tegenaanval. Onophoudelijk

Racisme verdient de tegenaanval. Onophoudelijk. Racisme heeft allerlei schadelijke effecten, van psychische op individueel niveau tot structurele uitsluiting op collectief niveau. Het historische zelfbeeld van een ‘tolerant,’ ‘progressief’ en ‘verlicht’ Nederland zit in de weg om racisme te kunnen bespreken, en verdwijnt niet met ‘nuance.’

Mijn column zou ten slotte ‘niet thuishoren op De Correspondent’ en ‘schiet wetenschappelijk tekort’ - kritieken op een column nota bene. ‘Waar was Rob Wijnberg met zijn hoofd?’ vraagt iemand. ‘Hoe is dit stuk langs de redactie gekomen?’ Mijn stuk is ‘De Correspondent-onwaardig’ en zou niet ‘voldoen aan de eisen die De Correspondent zichzelf stelt.’

Met andere woorden: wie kritiek levert op het Huis Nederland, moet uit De Correspondent worden gedonderd.

En zo leverde dit stuk niet ondanks, maar dankzij al die kritiek precies op wat de bedoeling van mijn stukken is: ik wil een spiegel voorhouden en ontmaskeren, laten zien wat er onder de beschaafde oppervlakte leeft en broeit.

Meer lezen over waarom micro-revoluties nodig zijn?