Wout Brama werd beter in voetbal door erover na te denken
De FC Utrecht-speler denkt veel na over zijn werk: voetbal. Over hoe je je moet vrijlopen, hoe je speelt zonder bal, over hoe je een reclamevideo voor jezelf maakt. En over je verrassend grote afhankelijkheid als voetballer van je omgeving.
Wout Brama is een betere voetballer geworden door veel over het spel na te denken.
Maar de FC Utrecht-middenvelder weet ook dat andere spelers een andere weg hebben gekozen. Sommige succesvolle spelers denken heel weinig over het spel. Andere spelers denken ogenschijnlijk helemaal niet.
Zo deelde hij bij Jong Oranje een kamer met een speler die later vrij succesvol zou worden. ‘Vind je het goed als ik Goede Tijden Slechte Tijden kijk?’ vroeg de speler op een vrije avond. Dat vond Brama prima. Na een kwartier GTST kijken, veerde de speler op.
‘Wout,’ zei hij, ‘weet je dat Rik in het echt helemaal geen Rik heet?’
Brama grinnikte.
‘Nee, echt,’ zei de speler. ‘Mijn broer kent zijn broer, en die zegt echt dat Rik dus geen Rik heet, maar heel anders.’
Dezelfde speler kreeg eens van een journalist de vraag wat hij wilde bereiken in zijn carrière. De speler aarzelde niet, en noemde een specifiek type dure Mercedes, die een oudere ploeggenoot ook reed. Die prachtige wagen wilde hij hebben.
‘Ja, maar zijn er dan ook andere zaken die je belangrijk vindt?,’ vroeg de journalist. ‘Misschien meer aan de binnenkant?’
‘De binnenkant?’ zei de speler. ‘De binnenkant van die auto is ook mooi hoor.’
Hij dacht zich naar Oranje en terug
De anekdote was een deel van een antwoord op een vraag die ik Brama stelde. Moet je nadenken over voetbal om succes te hebben? Is intelligentie een pré?
‘Misschien niet,’ zegt Brama (30). ‘Als je je niet van slag laat brengen door fouten of door kritiek, en gewoon blijft doorgaan, dan is dat een voordeel. Toch denk ik dat nadenken helpt. Het is wel handig als je begrijpt aan welke punten je moet werken, en hoe je dat moet doen.’
Brama probeert in elk geval wel te denken. Veel aspecten van het spel - hoe je moet vrijlopen, hoe je speelt zonder bal, hoe je contracten onderhandelt, en hoe je een reclamevideo voor jezelf maakt - heeft hij goed doordacht.
Moet je nadenken over voetbal om succes te hebben?
Het is overigens niet iets waar hij zich op laat voorstaan. Het is gewoon wie hij is. En hij moest wel. Brama is niet de snelste, niet de sterkste, of de meest technische speler. Als hij zich niet bewust had verbeterd, was hij minder ver gekomen.
Het resultaat is een bovengemiddelde carrière. Hij werd met FC Twente landskampioen en haalde tussen 2009 en 2012 drie keer het Nederlands elftal. Natuurlijk: mede door de afwezigheid van basisspelers. Niettemin: het Nederlands elftal.
Een ingelijst shirt in zijn woning illustreert zijn trots. ‘Ik kon mee met dat niveau,’ zegt hij, ‘maar ik had niet echt het gevoel dat ik er thuishoorde. Daarvoor waren er te veel spelers met veel meer talent dan ik.’
Hij zag in dat de omgeving ertoe doet
Ik vroeg Brama of het niet logischer zou zijn als hij nu in het Nederlands Elftal zou spelen - in tegenstelling tot destijds.
Immers: het Nederlands elftal was rond 2010 erg sterk, maar is sindsdien een stuk zwakker geworden. Brama is in diezelfde periode juist beter geworden - ervarener, slimmer, evenwichtiger.
Brama snapt de redenering, maar denkt dat het anders zit - en zijn uitleg vind ik ronduit fascinerend.
In de tijd dat hij Oranje haalde, speelde hij bij FC Twente met topspelers als Orlando Engelaar, Nacer Chadli en Bryan Ruiz. ‘Had je een bepaald niveau gehaald, werd alweer een volgend niveau verlangd. Zo word je beter.’
Vanaf 2012 ging het langzaam minder met Twente. Goede spelers vertrokken, hun vervangers bleken minder goed. Het niveau op de training werd lager en Brama’s niveau zakte mee, ‘iets waar ik me zeer bewust van was.’
Zelf vertrekken had dit verval kunnen stoppen. Transfers naar Eintracht Frankfurt en Fulham waren nabij. Maar Twente liet hem niet gaan. ‘Ik had een contract voor drie jaar. Dat geeft mij zekerheid, maar de club ook.’
In augustus 2014 was het andersom: hij wilde blijven bij Twente, maar Twente wilde verder met andere spelers. En dus ging hij naar PEC Zwolle, een minder sterke club dan Twente, maar wel een club die hem graag wilde hebben.
Bij PEC, waar je mocht winnen, had hij meer plezier dan bij Twente, waar je moest winnen. Maar het uiterste uit zichzelf halen? Nee, dat lukte er niet.
‘Ik wist dat dit gebeurde, dat ik minder werd,’ zegt Brama. ‘Maar je kunt dat niet in je eentje compenseren. Zelf was ik ook niet steeds de beste op de training of zo. Om echt beter te worden, heb je dagelijkse weerstand nodig van je medespelers.’
Kortom: als voetballer ben je erg afhankelijk van je omgeving. Jij mag dan dezelfde zijn, als je omgeving verandert, verander je mee. En dus heeft hij momenteel - na twee jaar PEC Zwolle - ook niet het niveau voor het Nederlands elftal.
En hij snapt hoe belangrijk de trainer is
Je omgeving wordt ook bepaald door je trainer. En Brama had geluk met zijn trainers. Als B-junior bij Twente was Erik ten Hag zijn trainer, als senior had hij Fred Rutten en Michel Preud’homme. Obsessieve coaches die hem elke dag pushten het uiterste uit zichzelf te halen.
Maar hij weet dat ze eerder uitzondering dan regel zijn. Het Nederlandse voetbal loopt niet meer voorop. ‘Scouts, technisch directeuren, en trainers, het zijn bijna altijd ex-spelers,’ zegt Brama. ‘Dát is het probleem.’
Vergeleken met andere sporten is het voetbal lui, vindt Brama
Vergeleken met andere sporten is het voetbal lui, vindt Brama. ‘Sommige trainers accepteren het als aanvallers niet meeverdedigen. Dat snap ik niet. Kijk naar het hockey of rugby. Als je daar niet meeverdedigt, dan sta je er niet in. Het voetbal gedoogt dit.’
Nu is Brama op dreef. ‘De voetballers schuiven elkaar de baantjes toe. Al die clubs zijn bang om mensen neer te zetten die iets hebben gestudeerd. Voetballers hebben weinig anders gedaan dan voetballen.’
Een oplossing heeft hij wel. ‘Hoe mensen leren, hoe ze nieuwe informatie opnemen, wat dus een goede training is, daar is veel onderzoek naar gedaan. Maar in het voetbal zie ik dat nauwelijks terug. Ik zou naast een ex-speler iemand zetten die dat soort kennis wel heeft. Zodat er achter elke training een idee zit.’
En hoezeer de wedstrijdbespreking ertoe doet
Of achter de bespreking van een belangrijke wedstrijd.
Bij FC Twente kreeg hij in de zomer van 2011 Co Adriaanse als trainer, de oud-Ajax-trainer en huidig NOS-analyticus. In augustus speelde Twente een belangrijke Champions League-wedstrijd tegen het Portugese Benfica. De eerste wedstrijd, in Enschede, eindigde in 2-2.
Tijdens de tweede wedstrijd wilde Adriaanse ultra-aanvallend spelen. Brama heeft niks tegen aanvallend spelen. Maar niet tegen een ploeg die veel beter is dan jij. ‘En Benfica had een geweldige ploeg. Mij leek het beste: georganiseerd spelen, geen tegengoal krijgen en dan gaandeweg de wedstrijd proberen te scoren.’
Wat het erger maakte, was de tactische bespreking in het hotel. Die was nogal ‘bijzonder,’ aldus Brama. Voor elke speler had Adriaanse een ‘opdracht’:
- ‘Peter Wisgerhof: je ouders hebben een groothandel in klapstoelen. Klapstoelen, klapschaats, applaus voor jezelf. Succes!’
- ‘Wout Brama: je naam is die van een hindoeïstische god. Speel als een god op het middenveld.’
- ‘Willem Janssen: je schoenveters zijn oranje, zorg dat je jezelf met deze wedstrijd in Oranje speelt.’
- ‘Bryan Ruiz: je moet vandaag geruizloos door Benfica’s linies sluipen.’
- ‘Marc Janko: zorg dat je niet gemarkt wordt.’
De wedstrijd was als de bespreking: kansloos. Bij rust was het op de een of andere miraculeuze manier nog 0-0; aan het einde was 3-1 een gelukkige afspiegeling van de verhoudingen.
‘Verliezen is niet erg, maar het was nauwelijks doordacht,’ zegt Brama. ‘En daar kan ik dus niet tegen.’
Dus: denken, checken, opnieuw denken
Maar hoe doet Brama dat nu, dat denken?
Soms al tijdens een wedstrijd. Dan betrapt hij zichzelf erop dat hij kijkt als een supporter. Dat hij de bal volgt, en de ruimte vergeet.
Hij heeft geleerd die drang te onderdrukken. Hij is als verdedigende middenvelder ‘een risicoanalist’ en een ‘gevaarherkenner.’ Brama is minder geïnteresseerd in waar de bal is, dan waar hij eventueel zou kunnen komen.
Maar soms vergeet hij dat.
Zoals tijdens FC Utrecht-Ajax, 29ste minuut. Brama ontvangt de bal op het middenveld en passt hem direct op linksback Robin van der Meer. Die speelt de bal diep op Nacer Barazite, die de linkerflank induikt, al heeft gezien dat spits Richairo Zivkovic richting de goal sprint, en in één keer de bal voorgeeft.
En terwijl dit allemaal gebeurt, kijkt Brama toe, in het midden van het veld, meer toeschouwer dan speler. ‘Ik merkte dat ik het spannend vond. Dat ik de bal volgde. Is de voorzet goed? Zou Zivkovic erbij komen?’
Ja, Zivkovic komt erbij, raakt de lat, en op dat moment verandert Brama de supporter weer in Brama de kansberekenaar, van ball watcher in gevaarherkenner. Te laat, vindt hij zelf, op dat moment. Hij had dichter bij de goal moeten zijn – moeten ‘restverdedigen’ in jargon – om een eventuele tegenaanval te smoren.
Niet dat het uitmaakte. De bal kwam niet snel terug; Ajax zette geen tegenaanval in. ‘Maar het had kunnen gebeuren,’ zegt Brama. ‘En daar gaat het om.’
Tenminste: dit is wat hij dacht wat er gebeurde.
De volgende dag kijkt hij de scène terug, zoals hij altijd doet, om zijn spel te evalueren, en gedachten te checken. Had hij het wel goed gezien? ‘Mijn indrukken tijdens de wedstrijd zijn vaak goed, maar lang niet altijd.’
En inderdaad - eigenlijk stond hij... best wel goed. ‘Dan kun je wel denken over spel,’ zegt Brama. ‘Maar als je verkeerd denkt, dan heb je er niks aan.’