Hoe discriminerende stemwetten de Amerikaanse verkiezingen beïnvloedden
De uitslag van de Amerikaanse verkiezingen werd door velen verklaard vanuit de kloof tussen hoog- en lageropgeleiden, of de kloof tussen arm en rijk. Maar de cijfers laten nog een ander verhaal zien: het verschil dat er echt toe deed, is dat tussen wit Amerika en de rest.
De rij begint bij het winkelcentrum, kronkelt langs acht pandjeshuizen, een tacokraam en een cash for gold store. Hij loopt langs de straathoek waar een man in een pluchen pak een advertentiebord omhooghoudt: ‘fiesta car insurance.’
De rij loopt door Compton, een stad niet ver van het centrum van Los Angeles, niet ver van Hollywood, maar in elk opzicht anders dan de omringende steden. Namelijk hoofdzakelijk zwart en latino, hoofdzakelijk laag verdienend. Maar ook een gemeenschap die massaal is komen opdagen om haar stem te laten horen.
Kijk maar naar de rij, die vanaf het winkelcentrum de hoek omgaat, langs het mortuarium met de gouden lijkwagen met de chromen velgen, tot hij uiteindelijk bij de kerk uitkomt waar gestemd kan worden. De coördinator van het daar ingerichte stembureau, William More, vertelt me over zijn dag. ‘Lang, druk, hoopgevend.’
Zijn grijze kroeshaar houdt hij naar achteren met een bandana, aan zijn voeten zitten sneakers, zijn sokken heeft hij opgetrokken tot net onder zijn knie. Zijn vrouw komt erbij staan, veegt een dreadlock achter haar oor. ‘Ik zeg niet op wie ik gestemd heb, maar we moeten die muur tegenhouden, snap je?’
Inmiddels is het vroeg in de middag en is de rij grotendeels opgelost. More: ‘Vanavond zal het weer druk worden. Elke stem is er een en God weet dat we er al een hoop missen vanwege de racistische stemwetten.’
Racistische stemwetten?
De uitsluiting via stemwetten waar More op doelt, is zo oud als het stemrecht zelf. In 1865 werd in Amerika de slavernij afgeschaft, waarna het vijftiende amendement aan de Amerikaanse grondwet werd toegevoegd. Dat zorgde voor stemrecht voor iedereen. Al was ‘iedereen’ een rekkelijk begrip: vrouwen moesten nog vijftig jaar wachten op hun stemrecht, ‘vrije’ zwarten werden alsnog op allerlei manieren buitengesloten.
Wat denk je bijvoorbeeld van de Grandfather Clause? Die schrijft voor dat je alleen mag stemmen als je vader en opa dat ook in Amerika gedaan hebben. Of neem de literacy tests, waarbij de zwarte bevolking werd gevraagd de grondwet in zijn geheel, foutloos te reciteren.
Graag zou ik hier schrijven dat zulke extremen nu niet meer voorkomen. Maar de agressieve witte groepen die afgelopen week rondhingen bij de stembureaus zijn niet te missen. En de subtiele en minder subtiele wetten die het moeilijker maken voor bepaalde mensen om te stemmen bestaan nog - of worden opnieuw ingevoerd.
Was Hillary Clinton deze week verkozen als die niet meer zouden bestaan? Als die vijf miljoen mensen zonder restricties hadden kunnen stemmen? Dat blijft gissen. Wel waren het de allesbepalende swing states als North Carolina, Ohio en Florida die in de afgelopen jaren de meest ingrijpende nieuwe stemwetten invoerden en daarmee vooral Democratisch stemmende Amerikanen buitensloten.
Wat de Republikeinen óók goed uitkwam: de regels die ervoor zorgen dat hoofdzakelijk Democraten uiteindelijk niet gaan stemmen, zijn vaak zo subtiel dat van directe discriminatie niet gesproken kan worden. In dit verhaal: hoe dat precies werkt.
Hoe minderheden in- en weer uitgesloten werden
In 1965 voerde toenmalig president Lyndon Johnson - geïnspireerd door Martin Luther King en de burgerrechtenbeweging - een wet in om ervoor te zorgen dat ieders recht om te stemmen beschermd was: de Voting Rights Act. Het belangrijkste besluit was dat de lokale bestuurders van historisch racistische staten onder overheidstoezicht kwamen te staan, om zo te voorkomen dat ze nieuwe discriminerende wetten zouden doorvoeren.
Tussen 1965 en 2013 werden met de Voting Rights Act meer dan drieduizend discriminerende regels tegengehouden
Dat werkte. Tussen 1965 en 2013 werden meer dan drieduizend discriminerende regels tegengehouden. En misschien nog wel belangrijker: tussen 1965 en 2015 nam het aantal geregistreerde zwarte stemmers toe van 31 procent naar 73 procent. Het aantal verkozen zwarte afgevaardigden groeide bovendien van 500 naar 10.500 en het aantal zwarte leden van het Congres van 5 naar 43. En in 2008 werd de eerste zwarte president van de Verenigde Staten verkozen.
De keerzijde van die emancipatie: conservatieve leden van het Hooggerechtshof vonden dat het stemproces niet racistisch meer was. Er was toch een zwarte president? Het deel van de wet dat voorschreef dat de lokale overheid gecontroleerd moest worden, zou overbodig zijn geworden, vonden die conservatieven. Gevolg? De bepaling die Johnson en King geschreven hadden werd - vlak na de herverkiezing van Barack Obama - weer uit de wet gehaald.
Hoe dit in de praktijk werkt
Dit betekende dat staten nu zelf mochten kiezen welke eisen ze stelden. Eisen en restricties die vooral staten met een conservatieve geschiedenis of Republikeinse meerderheid doorvoerden.
Zoals in Texas, waar je om te mogen stemmen een goedgekeurd identiteitsbewijs moest hebben. Een bewijs dat tussen de 600.000 en 795.000 latino stemmers volgens de lokale overheid niet zouden hebben en daarom bij een speciaal kantoor moesten aanvragen. Alleen was in 81 van de 254 Texaanse counties helemaal geen zogenoemde DMV-office en hadden veel mensen geen geld (over) voor een reis naar het dichtstbijzijnde.
Sowieso zijn in steeds meer staten de verplichte paspoorten en identiteitsbewijzen een probleem. Vooral de bewijzen die Democratische stemmers gebruiken worden niet langer geaccepteerd. Zo kun je in Texas wel stemmen met je wapenvergunning, maar niet met je studentenidentiteitsbewijs.
Bovendien hebben veel arme Amerikanen helemaal geen paspoort of rijbewijs, en er een aanvragen is duur: het rijbewijs zelf kost rond de twintig dollar, maar meestal heb je als burger ook een geboorteakte nodig (honderd dollar) als je een nieuw identiteitsbewijs wilt aanvragen. En al heb je het geld, dan nog is het voor veel mensen die als immigrant het land in zijn gekomen vaak onmogelijk aan een akte te komen, bijvoorbeeld omdat hun gegevens in het land van herkomst niet goed zijn bijgehouden.
Een voorbeeld van het gevolg van die restricties: Zack Moore uit Madison, Wisconsin kostte het zo veel moeite een geboortecertificaat te regelen, dat hij besloot dan maar niet op Hillary Clinton te stemmen.
Het opvallende is: hoewel dit bekend is, blijven staten vasthouden aan de uitsluitende paspoortregels. Zo moesten stemmers in North Carolina vanaf 2013 opeens weer een identiteitsbewijs mét foto hebben: alle andere bewijzen waren niet geldig meer. Veel zwarten en latino’s hadden daar geen geld voor (over).
Wat de verkiezingen ook in sterke mate beïnvloedt: dat in veel arme en zwarte gemeenschappen minder stembureaus per hoofd van de bevolking zijn. Ook zijn de stembureaus verder weg en minder goed bereikbaar, terwijl juist deze inwoners vaak afhankelijk zijn van het openbaar vervoer.
En als ze dan uiteindelijk bij een stembureau aankomen, zijn de rijen te lang en raken mensen ontmoedigd. Nog problematischer: in veel Democratische wijken staan gemiddeld minder stemmachines dan in Republikeinse.
Om dat gebrek aan stembureaus te ondervangen, wordt steeds vaker - ook bij lokale verkiezingen - vooraf gestemd. Maar Democratische regio’s zetten deze mogelijkheid vaker in dan Republikeinse, die op hun beurt beweren dat vooraf stemmen tot stremfraude leidt. Terwijl: tussen 2000 en 2012 waren er op alle getelde stemmen welgeteld 31 gevallen van persoonsfraude. Maar ja, de angst leefde, het vooraf stemmen werd in verschillende staten weer afgeschaft en minderheden hadden nog minder gelegenheid hun democratische plicht te vervullen.
Wie daar ook mee te kampen hebben: (ex-)gedetineerden. In 48 van de 50 staten wordt hun, naast het recht een wapen te bezitten en het recht zitting te nemen in een jury, tijdelijk of levenslang het stemrecht ontnomen. En, je raadt het al, meer zwarten en latino’s worden hierdoor getroffen, terwijl juist dat diegenen zijn die in meerderheid Clinton stemden.
Natuurlijk zijn er ook staten waarin de stemregels niet zo streng zijn. Ook zijn er veel gebieden die hun eisen juist versoepelen, om zo een uitgebalanceerder electoraat te krijgen. De pest is: in die staten is racisme (op institutioneel niveau) vaak relatief een minder groot probleem.
In staten waar de afgelopen jaren de ingrijpendste regels werden ingevoerd, zorgden burgerrechtenorganisaties er met rechtszaken voor dat die nog vóór de verkiezingen werden aangepast. Mooi, zou je denken, maar dan moet de uitslag van zo’n rechtszaak wél gecommuniceerd worden - en dat gebeurt vaak niet. Zo werd in Winsconsin en Texas vlak voor deze verkiezingen een extra stemmogelijkheid geboden aan mensen zonder geldig identiteitsbewijs, maar werd hun dat niet verteld.
Ook probeerden verschillende staten geregistreerde stemmers van de lijst te krijgen zonder dat aan hen te vertellen. In Brooklyn werden 60.000 als Democraat geregistreerde stemmers op non-actief gezet zonder daarvan op de hoogte te worden gesteld. Pas op het stembureau kwamen ze erachter.
‘We leken vrij’
Discriminerende processen dus, ooit aan banden gelegd met een wet die de stemmer in bescherming nam. Maar zodra die stemmer vrij was en daadwerkelijk inspraak begon te krijgen, werd die bescherming de deur uitgedaan en begon het spel opnieuw.
De meeste mensen stemmen niet voor Clinton, maar tegen Trump. En ze zijn bang. De mensen zijn bang
Kun je stellen dat al de bovengenoemde wetten, regels en processen in de kern racistisch en discriminerend zijn? Misschien niet, maar de uitwerking is dat wel.
De meeste stemrestricties zijn gericht op Democratische stemmers en etnische minderheden stemmen vaker Democratisch. En in sommige gevallen kun je bijna niet om de discriminatoire aard van de wetten heen. In Ohio en Florida werd het bijvoorbeeld verboden om te stemmen op de zondag voor de verkiezingsdag. Laat dat nu net de dag zijn waarop zwarte kerkgemeenschappen, onder de titel ‘Souls to the polls’ traditioneel naar de stembus gingen.
Dus hoe nu verder? Bij het stembureau in Compton denkt More terug aan de verkiezingen van vier jaar geleden. ‘We leken wel vrij, joh. Vrij om te kiezen, vrij om gehoord te worden. De verkiezingen van vandaag zijn op alle vlakken moeilijk. De meeste mensen stemmen niet voor Clinton, maar tegen Trump. En ze zijn bang. Het lijkt alsof net op het moment dat je meedoet, net op het moment dat de democratie functioneert, het je allemaal weer wordt afgenomen. Dat gebeurde met de stemwet, en straks misschien ook wel met onze nieuwe president.’