Waarom de inkomensongelijkheid in Nederland groter is dan we denken
Nederland is een van de gelijkste landen ter wereld, hoor je vaak. Maar hoe groot is het verschil tussen arm en rijk nu echt? Het eerlijke antwoord: we hebben geen idee. Wat we wel weten? Dat de kloof veel groter is dan we denken.
Welles, zei Roemer. Nietes, zei Rutte. Het was een wat merkwaardig tafereel tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen.
‘De inkomensongelijkheid is de afgelopen jaren gewoon gegroeid,’ beweerde Emile Roemer (SP) zonder een spoor van twijfel.
‘Het klopt gewoon niet!’ antwoordde premier Mark Rutte al even stellig. ‘[De inkomensongelijkheid] heeft zich heel netjes ontwikkeld. We zijn eerder minder dan meer ongelijk geworden.’
Roemer haalde vervolgens een rapport van adviesbureau McKinsey aan. Dat boekwerk gaf duidelijk aan dat ‘de inkomensongelijkheid de afgelopen vijftien jaar is gegroeid.’
‘Ik snap echt niet welk probleem de heer Roemer ziet,’ repliceerde Rutte. ‘Over de periode van 2000 tot 2014 is de Gini-coëfficiënt precies gelijk gebleven.’
Roemer deed net alsof hij niets had gehoord. ‘Wat vindt de minister-president ervan dat zijn vriendjes het inderdaad beter hebben gekregen en de rest van Nederland de klappen heeft kunnen opvangen?’
De betrokken luisteraar blijft in verwarring achter. Is de ongelijkheid nu wel of niet toegenomen in Nederland?
Dan blijkt: alles hangt af van de maatstaf die je kiest. Een grafiek van de zogenoemde ‘Gini-coëfficiënt,’ een van de meestgebruikte maatstaven voor inkomensongelijkheid, ziet er bijvoorbeeld uit alsof iemand net een hartstilstand heeft gehad. Er is vrijwel geen verandering te zien. Andere maatstaven laten wel wat beweging zien, maar de verschillen zijn hier minimaal.
Maar eigenlijk gaat deze discussie voorbij aan wat echt belangrijk is. Namelijk hoe het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de ongelijkheid berekent. Want toen ik me verdiepte in de cijfers, kwam ik erachter hoe akelig weinig we weten. We weten in ieder geval veel minder dan politici en statistici doen voorkomen.
Dus pak even een kop koffie (of, voor mensen met cijferangst, een glas wodka): dit artikel gaat over de fijnere details van de inkomens- en vermogensstatistiek. De clou kan ik al wel vast weggeven: de inkomensongelijkheid is waarschijnlijk veel groter dan we tot nu toe altijd dachten.
Het verborgen vermogen
Bij een inval in zijn woning troffen opsporingsambtenaren 785.000 euro aan briefgeld aan. Oncoloog Gerrit S. had ze - hoe cliché - in een ventilatieschacht in de bezemkast verstopt. Jarenlang had hij in het geheim onderzoeksgeld van farmaceutische bedrijven ontvangen op een Luxemburgse bankrekening. Nooit had hij dit geld bij de Nederlandse Belastingdienst aangegeven. Tot hij tijdens een onderzoek van de Fiscale Opsporingsdienst tegen de lamp was gelopen.
De winst van Gerrit S. vind je natuurlijk niet terug in de statistiek. Dat komt omdat het CBS gebruikmaakt van belastinggegevens. Wat niet op de belastingaangifte staat, dat zie je dus ook niet terug in de gegevens over inkomens en vermogens.
Een hele industrie van Luxemburgse vermogensadviseurs, Zwitserse bankiers en Panamese advocaten heeft de drempel tot belastingfraude steeds verder verlaagd
Op papier is de verdeling van vermogen (wat je aan bezit hebt opgebouwd) en inkomen (wat je maandelijks binnenkrijgt) sinds de Tweede Wereldoorlog dan ook steeds gelijker geworden. Maar de olifant in de kamer is dat het in diezelfde periode ook steeds makkelijker werd om belasting te ontduiken. Een hele industrie van Luxemburgse vermogensadviseurs, Zwitserse bankiers en Panamese advocaten heeft de drempel tot belastingfraude in de afgelopen decennia steeds verder verlaagd. De opbrengsten werden hoe langer hoe groter, en de risico’s steeds kleiner.
Nog maar een paar weken geleden verscheen er een fascinerend onderzoek van de economen Annette Alstadsæter, Niels Johannesen en Gabriel Zucman dat laat zien hoe belangrijk het meerekenen van zulk vermogen is. Zelfs voor een egalitair land als Noorwegen. Het drietal gebruikte de Panama Papers, Swiss Leaks en Noorse belastinggegevens om de ontduiking aan de top in te schatten.
Het is natuurlijk geen verrassing dat rijke Noren veel vaker in belastinglekken als de Panama Papers en Swiss Leaks voorkomen dan de huis-tuin-en-keuken-Noor. En dus neemt de ongelijkheid enorm toe zodra we dit verborgen vermogen meerekenen. Het economendrietal schat dat de rijkste 0,1 procent van de Noren niet 8,5 procent maar 12,7 procent van het totale vermogen bezit. Daarmee is bijna de helft van de afname in vermogensongelijkheid sinds de Tweede Wereldoorlog in één klap verdwenen.
En vergis je niet: belasting ontduiken is niet een uniek Noorse volkssport. Sinds 2009 heeft de Nederlandse overheid een inkeerregeling, waardoor belastingontduikers boetevrij alsnog hun zwart gespaarde vermogen kunnen aangeven bij de Belastingdienst. Tussen 2009 en 2014 kwam hierdoor al ruim negen miljard euro aan verborgen vermogen aan het licht. Je kunt ervan uitgaan dat er nog heel wat types als Gerrit de oncoloog zijn, die angstvallig proberen hun vermogen verborgen te houden.
Wat in ieder geval duidelijk is: de ongelijkheid is groter dan we denken, omdat vooral de rijkste inkomensgroepen veel verzwijgen voor de Belastingdienst.
De Zwarte Box II
Dan komen we op één van de grote raadsels in de Nederlandse cijfers over ongelijkheid. Hoewel de vermogens enorm ongelijk zijn verdeeld, valt dat voor de inkomens alles mee. Vreemd genoeg hebben Nederlanders met veel vermogen vaak helemaal niet zoveel inkomen. Slechts een derde van de vermogendste 10 procent hoort ook bij de 10 procent met de hoogste inkomens.
Hoe kan dat?
Een belangrijk deel van de verklaring is de zwarte doos van het Nederlandse belastingstelsel: Box II. In Box II geef je al het inkomen op dat je met je eigen bedrijf hebt verdiend. Maar het Nederlandse belastingstelsel is zo ingericht, dat je er goed aan doet de inkomsten uit eigen bedrijf zo veel mogelijk te beperken.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek ziet pas dat een bedrijfseigenaar inkomen heeft als het bedrijf winst uitkeert. Je betaalt namelijk pas belasting op het moment dat je onderneming winst uitkeert of de aandeelhouder zijn aandelen verkoopt.
Daar zit de crux, want zolang je onderneming geen winst uitkeert en de aandeelhouder zijn aandelen niet verkoopt, heeft de bedrijfseigenaar geen inkomen en betaalt deze ook geen inkomstenbelasting. Zo kunnen bedrijfseigenaren belastingheffing tot sint-juttemis uitstellen.
Je moet als bedrijfseigenaar wel minimaal een ‘gebruikelijk loon’ aan jezelf uitkeren. Minimaal is dat ongeveer 44.500 euro. Maar dit is natuurlijk een schijntje voor de vermogendste Nederlanders. Omdat bedrijfseigenaren dus geen inkomen aangeven op hun belastingaangifte, zie je veel inkomen ook niet terug in de statistiek.
Neem de hoogste binnenkomers in de Quote 500. In juni kreeg fitnessketen Basic-Fit een notering aan de Amsterdamse beurs. Eigenaren Eric Wilborts en René Moos verkochten tijdens de beursgang ieder voor ongeveer 30 miljoen euro aan aandelen. Of althans, hun gezamenlijke bedrijf AM Holding verkocht die aandelen en kreeg de opbrengsten. Het CBS ziet die 30 miljoen euro niet.
Dit is eerder regel dan uitzondering. Vrijwel alle vermogende Nederlanders herbergen hun geld in een bedrijf. De 10 procent rijkste Nederlanders bezit ongeveer 100 procent van dit type bedrijfsvermogen. En slechts 5.800 huishoudens (de rijkste 0,08%) bezitten tezamen bijna de helft van al dit soort vermogen.
In 2013 constateerde de commissie-Van Dijkhuizen, die onderzoek deed naar een ander belastingstelsel, dat bedrijfseigenaren op ‘grote schaal gebruikmaken van de mogelijkheid winst in te houden.’ Een conservatieve schatting liet zien dat bedrijfseigenaren ongeveer 13,4 miljard euro winst konden uitdelen, maar daarvan slechts 3,6 miljard euro uitkeerden.
Hoe kan het dus dat de vermogensongelijkheid zo groot is, terwijl de inkomensongelijkheid alles meevalt? Het antwoord is simpel: het valt niet mee. De inkomensongelijkheid is in werkelijkheid groter dan de statistici rapporteren.
Hoeveel zit er in de zwarte doos?
Het slechte nieuws is dat we niet precies weten hoeveel groter de inkomensongelijkheid zou zijn als we het verborgen inkomen in bedrijven zouden meerekenen. Voor Nederland zijn die gegevens simpelweg niet beschikbaar.
Maar dat die zwarte doos belangrijk is, laat onderzoek uit het buitenland haarfijn zien.
Kijk maar weer naar Noorwegen. In het afgelopen decennium leek dat land het onmogelijke te doen. Overal groeide de inkomensongelijkheid, maar de Noren presteerden het om het aandeel van de meest verdienende 1 procent in het totale inkomen met bijna de helft te laten krimpen.
Uit onderzoek van de Noorse econoom Alstadsæter blijkt echter dat er een simpele verklaring is. Voor de Noorse belastingdienst maakte het vroeger weinig uit of je winst uitkeerde of het opspaarde in eigen bedrijf, maar door een belastinghervorming in 2005 kreeg Noorwegen plotseling een stelsel dat erg op dat in Nederland lijkt, waarin het voordelig werd om geld in je eigen bedrijf te stallen.
Het gevolg: de Noren onderschatten nu, net als wij, de inkomensongelijkheid. Want, zo liet Alstadsæter zien, reken je de ingehouden winst mee, dan verdubbelde het inkomensaandeel van de meest verdienende 1 procent weer.
Tussen de regels door sneuvelen er nogal wat heilige huisjes als je het werk van deze economen leest. Zo denken veel mensen bijvoorbeeld dat de Verenigde Staten een van de meest ongelijke landen ter wereld zijn, véél ongelijker dan Nederland. Maar is dat wel zo? Ook hier maken de details van het belastingstelsel alle verschil. In 1987 werd het in de VS namelijk voordeliger om winst uit te keren, in plaats van het op te potten. En laat nu net ongeveer de helft van de toename in de Amerikaanse ongelijkheid in 1987 hebben plaatsgevonden.
‘Het belang van opgepot bedrijfsinkomen voor ongelijkheidsmaatstaven verschilt per land en maakt internationale vergelijkingen van inkomensongelijkheid moeilijk,’ constateert Alstadsæter dan ook.
Arbitraire afkapperij
Hoe dieper je graaft in deze materie, hoe vreemder het wordt. Neem dit bijvoorbeeld: van de winst die nog wél uitgekeerd wordt uit het eigen bedrijf, en die dus meetelt in de ongelijkheidscijfers, telt het CBS sinds 2001 alle uitkeringen boven een kwart miljoen euro niet meer mee.
Huh, wat? Waarom niet? Stel, je verkoopt voor een miljoen aan aandelen van je bedrijf om daar een huis van een miljoen mee te kopen. Dan is dat volgens het CBS geen inkomen. Je hebt één vorm van vermogen (aandelen) omgezet in een andere vorm van vermogen (een huis) - dat is ‘een vermogenstransactie’, niet ‘inkomen.’
Van de winst die nog wél uitgekeerd wordt uit het eigen bedrijf, telt het CBS alle uitkeringen boven een kwart miljoen euro niet mee
Nog los van de vraag of dit onderscheid tussen ‘inkomen’ en ‘vermogenstransactie’ erg zinvol is - hoe weet het CBS überhaupt dat winstuitkeringen boven een kwart miljoen gaan over vermogenstransacties en niet over inkomen? ‘We moeten een aanname maken en die inkomens ergens afkappen,’ legt Peter Hein van Mulligen, hoofdeconoom van het CBS, desgevraagd uit. ‘Die grens leggen we dus bij 250 duizend euro.’
Het gevolg: wéér worden de topinkomens fors onderschat. Die niet-getelde winstuitkeringen zijn volgens het CBS maar liefst 40 procent van alle winstuitkeringen.
Een steek laten vallen
Nog maar een kop koffie (of een dubbele wodka), want er is meer.
Voor het berekenen van inkomens gebruikt het CBS nog altijd steekproeven. Dat werkt zo: het CBS kiest 88.000 huishoudens en ontvangt daarvan gegevens over belasting, studiefinanciering, huursubsidies en ga zo maar door. Die 88.000 huishoudens worden geacht een goede afspiegeling te zijn van Nederland als geheel.
Maar zijn ze dat ook?
Het CBS is natuurlijk de wetenschappelijke crème de la crème als het gaat om steekproeven. Maar steekproeven hebben moeite met het meten van topinkomens. De groep van topinkomens is erg klein, maar enorm belangrijk voor het beeld van de inkomensverdeling. Dat maakt het lastig om ze op de goede manier mee te nemen in een steekproef.
Bij inkomens gebruikt het CBS dus nog wel steekproeven, bij vermogens doet het dat sinds 2011 niet meer. In dat jaar begon het alle belastinggegevens te gebruiken om een beeld te krijgen van de vermogensverdeling. Bij vrijwel alle vermogensgroepen waren er slechts minimale verschillen met de oude manier van meten, maar de rijkste 1 procent van de Nederlanders bleek opeens 15 miljard euro rijker dan gedacht.
Voor internationale vergelijkingen van inkomensongelijkheid is het probleem dat steekproeven de hoogste inkomens niet goed meenemen nog groter. Die vergelijkingen gebruiken namelijk cijfers van Eurostat, waar een nog kleinere steekproef van slechts 9.000 personen voor is gedaan. Bovendien moeten deze personen om in de steekproef te worden opgenomen ook nog een aantal vragen beantwoorden. Quote 500-leden zullen hier begrijpelijkerwijs weinig interesse in hebben.
Weten wat we niet weten
Het CBS heeft inmiddels een eigen YouTubekanaal om duiding te leveren bij het nieuws. Ook over inkomensongelijkheid heeft het een filmpje. ‘CBS: Voor wat er feitelijk gebeurt’ verschijnt in beeld. ‘Nederland behoort al jaren tot de EU-lidstaten met de meest gelijke inkomensverdelingen,’ weet hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen te vertellen.
Ik zou daar wat minder gerust op zijn. Het CBS weet niet hoeveel de rijkste Nederlanders aan belasting ontduiken; hoeveel ze opsparen in hun eigen bedrijven; hoeveel ze aan zichzelf uitkeren boven een kwart miljoen euro; en of hun steekproef van Nederland de rijkste Nederlanders wel correct meeneemt. Peter Hein van Mulligen geeft desgevraagd zelf ook toe dat ‘de internationale vergelijkbaarheid beperkt is.’
Wat we in ieder geval zeker weten: de inkomensongelijkheid is groter dan de cijfers doen vermoeden. Wat we niet zeker weten: is de inkomensongelijkheid in Nederland dan ook toegenomen? En is Nederland in vergelijking met andere landen echt zo’n egalitair land? Want de problemen die het CBS heeft, die waren er altijd al en die hebben andere statistische bureaus natuurlijk ook.
Het goede nieuws is dat het CBS ook weet dat het beter kan. Het CBS geeft aan dat het begin 2017 niet meer met steekproeven het inkomen gaat meten, maar gebruik gaat maken van alle belastinggegevens. En dat de statistici betere gegevens gaan verzamelen over het vermogen dat in eigen bedrijven zit.
Maar vooralsnog weten we vooral heel veel niet. En zitten politici als Emile en Mark beiden in het luchtledige te praten.