De wonderbaarlijke comeback van een dameskapper (of waarom iedereen een Fatima nodig heeft)
De Syrische Maher Mansour (39) bouwde in Nederland binnen vier jaar net zo’n succesvol bedrijf op als in het land waar hij alles verloor. Maar zijn droom zou geen werkelijkheid geworden zijn zonder Fatima El Kaddouri. Had elke vluchteling maar zo iemand.
Dameskapper, dat wilde hij al van jongs af aan worden. Al op de middelbare school, toen hij in de zomervakanties als hulpje in een kapsalon werkte. Dat hij bij een dameskapper in de leer ging, was niet meer dan logisch. Een vakopleiding voor kappers kent Syrië niet. En Maher Mansour wilde een absolute topkapper worden. Alle technieken, alle stijlen moest hij beheersen. Dus knipte en kapte hij bij een hele reeks kappers om de kunst af te kijken. Als 21-jarige opende hij in Damascus zijn eerste eigen kapsalon.
De concurrentie onder dameskappers in de Syrische hoofdstad is moordend. Alleen wie iets bijzonders biedt, gedijt. Maher volgde in de loop van de jaren opleidingen in Italië, Frankrijk, Spanje en Libanon. En met elk diploma dat hij haalde, groeide zijn reputatie en dus ook zijn zaak. Een stoet van bekende zangeressen en actrices behoorde tot zijn clientèle. Uiteindelijk bezat hij twee salons in de voorstad Jdeidat Artouz, met samen twintig man personeel.
Wat hij in vijftien jaar had opgebouwd, raakte hij ruim vier jaar geleden in één dag kwijt toen hevige gevechten in de voorstad hem dwongen te vluchten. Van succesvolle ondernemer werd hij in één dag tot wrakhout op de golven van de geschiedenis. Daar doet hij niet dramatisch over. Met de rust van een zenboeddhist zegt hij in zangerig Nederlands: ‘Zo is het zovelen in mijn land vergaan.’
Verrassender dan zijn abrupte teloorgang was zijn razendsnelle wederopstanding in Nederland, waar hij zich in januari 2013 als vluchteling meldde. Binnen een jaar opende hij in Utrecht zijn eigen kapperszaak. Anderhalf jaar later betrok hij een veel groter pand. Over een paar maanden begint hij in Rotterdam een tweede kapsalon. Deels met dezelfde personeelsleden als in Damascus.
Salon Maher, de Porsche tussen de Opels
Welkom bij Salon Maher. Die naam staat in statige goudkleurige letters op de twee zijgevels van dit hoekpand in Utrecht. ‘Erkend leerbedrijf,’ meldt een sticker op een van de etalageruiten. ‘Wij leiden vakmensen op.’
Salon Maher vind je aan de Amsterdamsestraatweg, nog geen kilometer van winkelgebied Hoog Catharijne. In dit deel van de straat wemelt het van de kapperszaken: kapsalon Beautyhair, kapsalon Hair Designer, kapsalon CAN, kapsalon Reni, kapsalon Mehmet. Kappers die onder tl-verlichting naar hun smartphone staren. Klanten zijn er hier niet.
Bij de ingang waan je je in een balzaal. Het warme licht van een kroonluchter straalt je tegemoet
Salon Maher is in deze omgeving als een Porsche tussen gedeukte Opels. Bij de ingang waan je je in een balzaal. Het warme licht van een kroonluchter straalt je tegemoet en weerkaatst in de spiegels aan de muur. Rechts staat een massieve gecapitonneerde rode leren bank met dito fauteuil. Daarachter prijkt een houten leestafel, in de buurt van de koffiehoek.
Halverwege de middag zijn vijf van de zes kappersstoelen bezet. Een jonge moeder laat verderop haar haren wassen, een kleuter aan haar voeten. Twee klanten wachten geduldig aan de leestafel. Een twintiger in een leren jas wandelt al bellend de kapsalon in. Ze onderbreekt haar gesprek alleen voor een achteloos: ‘Hai. Wassen en knippen?’ Na een knik van Maher zijgt ze neer in de rode fauteuil om het gesprek pas af te breken als ze aan de beurt is.
Het verhaal van Maher én Fatima
Hoe de vluchteling Mansour erin geslaagd is in recordtijd zo’n goed lopende zaak uit de grond te stampen? Dat verhaal vertelde het tweetal eerder deze ochtend op die dieprode leren bank toen het personeel al in de weer was maar de eerste klanten nog moesten komen. Niet alleen Maher Mansour (39) voerde het woord, dat deed ook de even oude Fatima El Kaddouri. Als dertienjarig meisje naar Oudenbosch gehaald door haar Marokkaanse vader, alweer meer dan tien jaar in Utrecht werkzaam bij de Rabobank. Het succes van Maher is net zo goed het succes van Fatima, al wuift ze die gedachte weg. ‘Zonder mij was het hem ook gelukt. Het had alleen iets langer geduurd.’
Ze ontmoetten elkaar begin 2013 in Utrecht in een Turkse kapsalon. Fatima was daar klant. En Maher kwam voor werk, koud drie weken nadat hij in Nederland was gearriveerd. Ze hadden hem verteld dat hij geduld moest hebben, dat hij eerst op een tijdelijke verblijfsvergunning moest wachten, dan een uitkering kon aanvragen, de Nederlandse taal kon leren en pas daarna misschien ooit werk zou vinden. Maher had geen geduld. ‘Je moet je blijven ontwikkelen in mijn vak. Als je er een paar jaar uit ligt, ben je geen kapper meer.’ Een Syrische kennis had hem getipt: een Turkse kapper in Utrecht zocht een ervaren kracht.
Mijn haren en ik zijn superblij met jou.’ ‘Ik ben al mooi, jij maakt mij onweerstaanbaar.
‘Een vrolijke, zachtaardige man die precies wist wat hij wilde.’ Zo herinnert Fatima zich Maher van die eerste ontmoeting. Samen spraken ze Arabisch. Vanaf het begin was het vertrouwen wederzijds.
Binnen de kortste keren had Maher die betrekking in Utrecht. Al snel fantaseerde hij over een eigen zaak. Maar hij durfde niet goed. Zijn Nederlands was nog te matig om met de klanten te praten. Fatima veegde zijn twijfels in één klap van tafel. Als hij zich volledig richtte op zijn vak, dan nam zij al het regelwerk en de administratie wel voor haar rekening.
Ze vertellen het verhaal samen. Om de beurt. Op die rode leren bank. Zoals ze ook samen een geschikte eerste locatie zochten en vonden, even verderop aan de Amsterdamsestraatweg. Niet meer dan een pijpenla, kaal en basaal. Om de financiële risico’s tot een minimum te beperken. Via Marktplaats kochten ze de simpele inventaris en de kappersspullen. In haar auto crosten ze heel Nederland rond.
De onderhandelingen met de huisbaas voerde zij. En zij nam het huurcontract door. Zij stelde zich ook financieel garant. Op basis van zijn tijdelijke verblijfsvergunning had hij nooit een huurcontract gekregen. Vriendinnen verklaarden haar voor gek. Wat haalde ze zich op de hals voor zo’n vent uit Syrië? ‘Voor alle duidelijkheid,’ zegt Fatima kordaat, ‘We zijn geen stel. We zijn ook geen zakenpartners. Het is zijn zaak. We zijn maatjes, zielsverwanten. We bellen elkaar wel een paar keer per dag.’
Eind 2013, in de eerste weken na de opening van zijn zaak, kreeg hij hooguit één, twee klanten per dag. Maar hij raakte niet ontmoedigd. Elke ochtend stond hij om zes uur op om eerst Nederlands en daarna voor zijn rijexamen te leren. Van tien tot zeven stond hij in de zaak, alle loze uren met lezen en leren vullend. ‘Alle pijn die ik voelde over het verlies van mijn zaak en mijn land, zette ik om in positieve actie,’ zegt Maher. ‘Ik liet me door niets en niemand terneerslaan. Ik bleef net zo gefocust als destijds in Damascus.’
Hij vertelt over vrienden die het verlies van hun goede leven nooit meer te boven kwamen. Sommigen - Maher noemt ze ‘levende doden’ - zijn zelfs teruggekeerd naar Syrië, zo hevig verlangden ze terug naar hun land van voor de oorlog. Maar dat bestaat niet meer.
Maher kijkt niet om. Maher wil vooruit. Ook in dat onooglijke pandje groeide zijn multiculturele clientèle door mond-tot-mondreclame. Al snel kon hij het werk in zijn eentje niet meer aan. Ga zo door, moedigden zijn klanten hem aan.
Ze bejubelen hem nog steeds, ook in deze veel grotere zaak, in deze balzaal die hij vorige zomer betrok. Dat doen ze in het houten rookhok, waar geen mannelijke blik hen kan treffen. Daar kalken vrouwen hun lovende woorden met viltstift op de muur. ‘Mijn haren en ik zijn superblij met jou.’ ‘Ik ben al mooi, jij maakt mij onweerstaanbaar.’ ‘Life is too short to have boring hair.’
De dans van de vrouwen en de mannen
Vergis je niet als je van de rookruimte langs de rijk bewerkte dekenkist met Boeddhabeeld naar de toiletten loopt met hun brandende waxinelichtjes. Ook al die spullen zijn ‘bij elkaar geraapt,’ zoals Fatima zegt. Net zoals die rode bank.
Die bank is de allerbeste zitplaats voor het schouwspel dat zich in een volle zaak ontvouwt. Het ziet eruit als een dans voor zes heren en zes dames. De heren zijn de kappers, stuk voor stuk slanke jeugdige mannen met scherp gesneden baarden en haren in knotjes, behalve die ene kalende. Dameskapper is in Syrië bij uitstek een mannenberoep. Vier van die mannen werkten al in Damascus voor Maher: George, Emad, Georges en Younan, het jonge broertje van Maher. Ook naar Nederland gevlucht.
De dames zijn de klanten die hun haren laten doen. Ze tikken op hun smartphones alsof hun leven ervan afhangt. Soms kijken ze tersluiks naar de kappers of hun eigen spiegelbeeld.
De mannen cirkelen onophoudelijk om de vrouwen heen. Ze maken geconcentreerde, resolute gebaren. Ze wapperen met de föhn. Met een puntkam selecteren ze plukjes haar om te verven. Met een borstel trekken ze golven in de lokken.
Ze wisselen nauwelijks een woord. Ze babbelen niet over het weer. Hier heerst serene rust, ook al klinkt op de achtergrond muziek. De mannen deinen op de hartenklop van de beat. Een van hen kan zich niet altijd bedwingen en maakt snel wat ritmische pasjes. Maher kijkt daar niet van op. Hij boetseert de vrouwenkapsels.
‘Wassen, knippen, dat is dan twintig euro.’ Maher bij de kassa, alsof hij heel zijn leven in Nederland gewoond heeft. ‘Dankjewel. En doei.’
Iedereen een eigen Fatima
Hier zou het verhaal kunnen eindigen. Maar dat doet het niet. Die ontmoeting van bijna vier jaar geleden met Maher heeft ook Fatima’s leven voorgoed veranderd. Hij was de allereerste vluchteling die ze steunde bij het opbouwen van een nieuw bestaan. Velen volgden. Op het moment heeft ze er meer dan twintig onder haar hoede. Ze tolkt voor hen, ze helpt bij het kiezen van de juiste studie, ze vergezelt hen naar de dokter - tot aan de operatiekamer toe.
Dat deed ze de afgelopen jaren naast een fulltimebaan. Ze prijst de Rabobank en ze roemt haar directe collega’s die haar de ruimte gaven, die het tolereerden als ze aan de telefoon weer Arabisch zat te praten, die zeiden dat ze trots op haar waren omdat ze al die mensen hielp.
Daar is ze nu eenmaal goed in. Dat ze vloeiend Arabisch spreekt is een gigantisch voordeel. Ze kent ook de betekenis achter de woorden. Ze kent de cultuur. En ze weet hoe Nederland werkt, ze kent hier de weg. Maar ze helpt alleen mensen die echt iets willen. ‘Liever vijftig goed, dan tweehonderd half.’
Bij de laatste reorganisatieronde van de Rabobank heeft ze zich gemeld voor vertrek. Ze blijft de bank altijd dankbaar dat ze haar al die jaren hebben laten doorgroeien. ‘Maar een functie hoger, een schaal extra, daar word ik niet gelukkiger meer van.’
Waar ze wel gelukkig van wordt? Van een gerecht dat speciaal voor haar bereid wordt als dankbetuiging. Van zo’n telefoontje zoals ze net tevoren kreeg van een 60-jarige man uit Doorn voor wie ze Nederlandse les heeft geregeld. Uit respect noemt zij hem ‘oom.’ ‘Fatima,’ zei die oom uit Doorn, ‘je mag me feliciteren. Mijn gezinshereniging is rond.’
Haar prachtige huis in Nieuwegein heeft ze onlangs verkocht. Daar sliep ze alleen maar. ‘Bezit, slenteren door de stad en alles kunnen kopen, daar zit de bevrediging niet in.’ Ze schudt haar bos met krullen die, voor alle duidelijkheid, natuurlijk van haarzelf zijn. Alleen de roestbruine kleur dankt ze aan Salon Maher.
Ze is bezig met de oprichting van een stichting die daadkrachtige vluchtelingen met een verblijfsvergunning ondersteunt hun stoutste dromen waar te maken, precies zoals Maher heeft gedaan. Dat is waar elke nieuwkomer bij gebaat zou zijn: een eigen Fatima.
Deze reportage is onderdeel van het initiatief Nieuw in Nederland. Zonder financiële bijdrage van Stichting Dioraphte was dat niet mogelijk geweest. Dit verhaal is vertaald in het Engels.