Waarom deze drie clubs nauwelijks ex-profs als jeugdtrainer hebben

Michiel de Hoog
Correspondent Sport

Wat gebeurt er als een voetbalclub bij het aannemen van scouts, trainers en coaches niet let op iemands cv, maar op iemands capaciteiten?

Ik sprak Volker Kersting, hoofd van de jeugdopleiding van de Duitse club die bekendstaat om zijn goede jeugdopleiding. Ik belde hem met vragen over de scouting en over het belang van winnen in de opleiding – waarover later meer.

Maar gaandeweg kwam het gesprek op personeelsbeleid. Het personeel was cruciaal voor het succes van de opleiding, stelde Kersting. De belangrijkste vraag die Kersting stelt aan sollicitanten is of ze passie hebben voor jeugdvoetbal. Wie ze ook zijn of wie ze ook waren: hebben ze passie voor jeugdvoetbal? Is jeugdvoetbal een doel op zich?

Alleen als de antwoorden ja zijn, komen ze in aanmerking voor een baan.

De uitkomsten zijn nogal verbluffend. De club heeft volgens Kersting 86 werknemers in de jeugdopleiding – 20 fulltimers, 66 parttimers. Het aantal ex-profs?

Twee.

Ik belde ook met Thomas Albeck, de van de van RB Leipzig, de even vernieuwende als omstreden club. Hem vroeg ik naar dezelfde thema’s, maar ik vroeg hem ook naar de ex-profs in de opleiding. Albeck beschikt over 88 werknemers. Het aantal ex-profs?

Drie.

De derde club die ik belde, is SC Freiburg, de club wiens jeugdopleiding - middelgroot, 25 man - als een van de besten van Duitsland wordt beoordeeld. Het getal daar?

Eén.

Vergelijk dat met Nederland

Vergelijk dat eens met enkele Nederlandse clubs. De exacte cijfers heb ik niet, maar het beeld lijkt bekend.

Ajax heeft al enkele jaren het beleid om ex-profs bij de jeugdopleiding te betrekken. Feyenoord heeft blijkens een vergelijkbaar beleid. PSV bleek recent nog aan profervaring in dienst te hebben. Wat het ook precies is, de ratio ligt een stuk hoger dan 2 op de 86, 3 op 88, of 1 op 25.

Even voor de duidelijkheid: niks tegen voormalige profspelers. Het is volkomen legitiem dat zij een carrière als trainer willen na hun carrière als speler. Sommigen krijgen misschien diploma’s of kansen simpelweg omdat ze een groot verleden als speler hebben - maar anderen blijven leren.

Ervaring als profspeler is een schitterende stage voor de aspirant-trainer

Arne Slot (ex-Zwolle, ex-NAC), nu trainer bij SC Cambuur, nooit uitgeleerd. Oud-PSV’er en international Arnold Bruggink neemt als tv-analist bij Fox Sports merkbaar moeite om zijn werk goed te doen (en brengt zijn vondsten charmant bescheiden). En kijk naar het dat Ruud van doet met talentontwikkeling.

En het is zonder meer een voordeel als je beroepsspeler bent geweest. Al helemaal als dat was bij een inspirerende coach als Louis van Gaal, Jürgen Klopp of José Mourinho. Zeker, dat kan aanzetten om een goede coach te worden - het is een schitterende stage voor de aspirant-trainer.

Dit staat allemaal buiten kijf.

Het verbaast me alleen dat zoveel trainers - zeker bij de profs, maar ook in de jeugd - prof zijn geweest. Kennelijk is het een bijna noodzakelijke voorwaarde.

Een volstrekt ander beroep

Maar dus niet bij Mainz, Freiburg en Leipzig (die overigens niet representatief zijn voor heel Duitsland). Die lage aantallen ex-profs verbazen me óók - ex-profs lijken daar welhaast niet gewenst.

Maar de logica erachter lijkt... logisch.

Volgens Freiburgs hoofd opleidingen Andreas Steiert - dertiger, sporteconoom - is het ‘niet vanzelfsprekend dat een goede speler ook een goede trainer is.’

‘Trainer is een complex beroep geworden. Je moet veel disciplines beheersen: leidinggeven, tactiek, techniek, ontwikkelingsleer, interne communicatie. Dat doe je er niet zomaar bij.’

Het vergt andere kunde en een andere mentaliteit. Als speler was je het alfamannetje dat tegen andere alfamannetjes streed om de beperkte speeltijd. Als trainer heb je een heel andere taak, een dienende taak. En je moet, zoals ze het bij Leipzig zeggen, je ervaringen als speler deels afschudden en de speelwijze van de club ‘verinnerlijken.’

Albeck van RB Leipzig: ‘Het belangrijkste is dat je uitgaat van de spelers, dat je ze wilt helpen, en niet zelf op de voorgrond wilt treden. Deze instelling hebben al onze trainers, ex-prof of niet.’

Kersting van Mainz: ‘Natuurlijk brengen ex-profs een schat aan ervaring mee. Ze missen alleen de ervaring en scholing als trainer. De uitzondering zijn de spelers die al tijdens hun carrière nadachten over wat ze trainden, hoe ze trainden, wat de coach wilde. Maar dat zijn er maar heel, heel weinig.’

Speler of trainer, leerling of leraar, het zijn twee heel andere zaken. Maar ze zijn eenvoudig te verwarren - zelfs voor onderwijsprofessionals.

Ik woonde als kind drie jaar in Duitsland en sprak daardoor enkele jaren vloeiend Duits. Ik wist niet hoe ik het had geleerd en wist ook niet hoe ik het moest overbrengen. Niettemin vroeg een conrector van mijn middelbare school me op een dag om een andere leerling bijles Duits te geven. Ik voelde me vereerd - tot ik na tien minuten in de eerste bijles ontdekte dat ik geen idee had wat ik moest doen.

Profclubs doen vaak hetzelfde. Ja, je kunt zelf voetballen. Maar kun je dat overbrengen? Hoe weet je dat wat voor jou werkte, ook voor anderen werkt? En heb je ook de capaciteiten, het geduld, of de ambitie om dit 9-jarigen, 14-jarigen, 16-jarigen bij te brengen?

In Leipzig, Freiburg, en Mainz denken ze blijkbaar van niet.

Een opleiding voor spelers én trainers

Mainz, Freiburg en Leipzig nemen trainers aan die ook echt jeugdtrainer willen zijn. Maar dat betekent niet dat ze niet kunnen doorgroeien naar de profs.

Integendeel.

‘Het moet,’ zegt Kersting, ‘alleen niet direct het einddoel zijn. Maar mensen ontwikkelen zich, kunnen andere ambities krijgen, en dat willen we zeker niet tegenhouden.’

Juist niet. Mainz ziet de jeugdopleiding niet alleen als opleiding voor profspelers, maar ook als opleiding voor trainers van de hoogste elftallen.

Proftrainer worden moet niet het hoofddoel zijn

Dat heeft een goede reden. Van trainers die je één of twee keer op sollicitatiegesprek laat komen, weet je nauwelijks iets. Van trainers die al jaren op de jeugdopleiding werken, weet je alles of nagenoeg alles. Wat ze zeggen dat ze doen - en wat ze daadwerkelijk doen.

Thomas Tuchel, nu hoofdtrainer van Borussia Dortmund, was jeugdtrainer bij Mainz voordat hij de profs trainde. De huidige trainer van Mainz, Martin Schmidt, deed vijf jaar de tweede ploeg, voordat hij overstapte naar de profs. En Schmidts opvolger, als hij vertrekt? Kersting: ‘Ook die zal uit de jeugdopleiding komen.’

En - gezien het personeelsbeleid - waarschijnlijk een niet-ex-prof zijn.

Succes als rem voor succes

Wat deze drie clubs gemeen hebben: geen van allen hebben ze een geschiedenis van groot sportief succes. (Leipzig heeft zelfs helemaal geen geschiedenis - de club bestaat pas sinds 2009.)

Dat geeft hun meer ruimte voor ‘ander’ beleid. Niemand stelt de vraag: waar zijn de ex-sterspelers? Waar zijn de ‘cultuurdragers’ van de club? (Ajax zonder ex-Ajacieden in de jeugdopleiding - het is nauwelijks voor te stellen.) Simpelweg omdat ze er niet of veel minder zijn.

Dát ziet Helmut Groß (70) - de officieuze godfather van speelwijze van RB Leipzig, en daar parttime werkzaam als trainer van de trainers - als hét grote voordeel van die club.

Recent interviewde de Stuttgarter Zeitung hem, de krant uit zijn thuisstad. Groß geldt als een van de grote vernieuwers in het Duitse voetbal. Kon hij de lokale club, het roemrijke en noodlijdende VfB Stuttgart, misschien niet helpen? Uit beleefdheid zei hij niet nee.

Maar hij werkte liever bij een club zonder rijke geschiedenis of grote verwachtingen. Want, zo zegt Groß: ‘Je hebt daar niet de ex-internationals en experts die succes en prestaties alleen dan accepteren, als dat succes strookt met hun achterhaalde ervaringen van hun al lang beëindigde carrières als (...). Er zijn minder hordes te nemen, je hoeft niemand van [de speelwijze] te overtuigen.’

Met de speelwijze die Groß ontwikkelde - een onconventionele speelwijze die stoelt op razendsnelle aanvallen na het veroveren van de bal; een speelwijze die vanaf de Onder-8 tot de profs wordt gespeeld - staat Leipzig gedeeld eerste met Bayern München, ondanks een gigantisch verschil in kwaliteit van de spelers.

En voor je het vraagt: nee - Groß heeft zelf nooit gevoetbald op hoog niveau.

Meer lezen?