De carrière van deze trainer bewijst: voetbal is soms heel progressief
Voetbal is oerconservatief. Aan de zijlijnen van de Eredivisie domineert al jarenlang één menstype: de witte ex-profvoetballer van middelbare leeftijd. Maar er zijn uitzonderingen. Zoals Sjors Ultee (29), die bij FC Utrecht binnen de kortste keren assistent-trainer werd. Gaat hij de kans krijgen om hoofdtrainer te worden?
Het is een namiddag ergens in de lente van 2013 als Robby Alflen, assistent-trainer van FC Utrecht, Sjors Ultee bij zich roept, trainer van de D2 van FC Utrecht.
‘Sjors,’ zegt Robby, ‘alles is fout.’
Sjors weet direct waar het over gaat: een schriftelijke opdracht voor het diploma Coach Betaald Voetbal. Alflen volgt die cursus, en bij die cursus horen ook enkele schrijfopdrachten. Over scouting, over beleid, over onderwerpen waarvan hij nu blij is dat hij ze is vergeten. Theorie, kortom.
Robby is meer van de praktijk. Hij is geniaal in tactisch inzicht en het overbrengen aan spelers – de kern van zijn vak. Hij is minder geniaal in schrijfopdrachten en het bijbehorende getyp, en gaat dat ook nooit meer worden. Dus dacht hij aan Sjors.
Sjors heeft gestudeerd, Sjors leest boeken, Sjors houdt van schrijven. En dus had Sjors de avond ervoor de gemaakte opdrachten gemaild naar Robby, die ze vervolgens inleverde op N@tschool, het online platform dat de KNVB gebruikt voor cursussen.
‘Ze zeggen dat je ze moet inleveren,’ zegt Alflen nu. ‘Niet dat je ze moet maken.’ En: ‘Op de cursus is toch een van de eerste lessen: delegeer dat wat je zelf niet kunt, aan anderen die dat wel kunnen.’
Anderen zoals Sjors. Met Sjors lijkt Robby verzekerd van een ruime voldoende - maar nu is het dus misgegaan. Dat lijkt Sjors sterk. Een paar fouten, oké. Maar alles fout? Onwaarschijnlijk.
De opdrachten waren niet moeilijk, hij had ze zelfs al eens eerder gedaan, voor andere trainers. (‘Dan krijg ik een WhatsAppje: Sjors! Hoe is het? Ik heb ergens hulp bij nodig... Dat is dan zo’n opdracht. Meestal zit ik dan met de laptop op schoot naast ze, stel ik ze eerst wat vragen, en schrijf ik de opdracht bijna helemaal zelf.’)
Een blik op het scherm doet Sjors grinniken. Alles is inderdaad fout. Maar dat lag niet aan hem. Robby had niet het werkstuk ingeleverd, maar alleen de inhoudsopgave. Sjors klikt een paar keer met de muis en het komt in orde; enkele maanden en opdrachten later haalt Robby het diploma; een halfjaar daarna is hij hoofdtrainer van FC Utrecht.
Zijn assistent: Sjors Ultee, dan net 27 jaar, en daarmee een van jongste mannen ooit op de bank van een Eredivisieclub.
Voetbal, een adembenemend progressieve sport
Dit zegt iets over het diploma Coach Betaald Voetbal – en veel minder over Robby Alflen. Maar het zegt ook iets over het uitzonderlijke talent van Sjors Ultee – en over Alflens lef dat talent te gebruiken.
Dat voetbal een conservatieve sport is, is een cliché zo ingesleten als de groeven in het gezicht van Leo Beenhakker. Het bekt lekker en het is voor een groot gedeelte waar.
Maar er zijn uitzonderingen op die regel. En die uitzonderingen komen soms voort uit een andere clichématige eigenschap van de sport: opportunisme. Dat opportunisme maakt soms dat het conservatisme wordt doorbroken, en plaatsmaakt voor een adembenemende progressiviteit.
Zoals gebeurde met Ultee.
Ultee had nooit de droom voetbaltrainer te worden. Hij wilde sportarts worden, maar werd telkens uitgeloot voor geneeskunde. Als alternatief koos hij voor de pabo, de opleiding tot basisschoolleraar; daarnaast trainde hij jeugdteams van zijn buurtclub DVSU.
Via-via komt hij in 2006 bij FC Utrecht terecht. Hij fungeert daar als ‘assistent-techniektrainer’ bij de clinics, incidentele trainingssessies bij amateurclubs. Dat is bij FC Utrecht, zoals hij het zegt, ‘het laagste van het laagste.’ Maar het gebrek aan status deert hem niet. Integendeel: hij vindt het werk geweldig, begint ‘trainer’ als mogelijk beroep te zien, en de clinics als een kans om zijn talent te tonen.
En die kans grijpt hij. In 2009 krijgt hij een parttime baan als trainer van de D2, het jaar daarop geeft hij trainingen aan Jong Utrecht, twee jaar later leidt hij trainingen van de profs. In 2014 - hij is net 27 - is hij volwaardig assistent-trainer van het eerste. Hij leidt trainingen, laat de spelers zien hoe de komende tegenstander speelt, en zit op de bank in de Arena, in de Kuip, in het Philips Stadion.
Kortom: hij is een curieuze uitzondering in een cultuur waarin ex-spelers vrijwel alleen andere ex-spelers aanstellen om leiding te geven aan toekomstige ex-voetballers.
De ex-voetballer die hem een kans gaf
Hoe dat kan?
Een groot deel van het antwoord op die vraag is… een ex-prof: Robby Alflen.
Alflen lijkt op het eerste gezicht een typische ex-prof. Zo een die geruisloos zijn spelersbestaan inruilde voor een trainersbestaan, zonder er ogenschijnlijk veel voor te doen (in elk geval niet de theoretische opdrachten). Hij dacht zichzelf niet naar het trainerschap; hij speelde zichzelf naar het trainerschap.
Het talent droop ervan af
Maar Alflen is geen conservatief. Hij is oplettend genoeg om talent te zien – en te gebruiken – als het recht voor zijn neus staat. En er staan nogal wat mensen voor de neus van Robby Alflen. Want Alflen is een liefhebber, een voetbalverslaafde, die even graag ’s avonds laat naar Barcelona-Real Madrid kijkt als zaterdagochtend vroeg naar de D2 van FC Utrecht.
En daar zag hij, ergens in 2010, een jonge trainer met een vriendelijk gezicht aan het werk. Hij maakte een praatje en wist al snel genoeg.
‘Ik dacht: die moet ik erbij hebben,’ zegt Alflen. ‘Het talent droop ervan af.’
Enkele weken later geeft Ultee extra trainingen aan Alflens team, Jong FC Utrecht. Alflens openbare zegening van Ultee doet diens interne marktwaarde bij de club stijgen. Andere trainers willen opeens ook dat Ultee zulke sessies aan hun spelers geeft. Sterker: op een zeker moment krijgen alle jeugdteams minimaal een keer per week training van Ultee.
‘Ik had dagen dat ik vier trainingen deed,’ zegt hij. ‘En ik vond het geweldig. Als ik als niet-ex-speler succes wilde hebben als trainer, moest ik heel veel uren maken.’
Dat betaalt zich uit: in het seizoen 2011/2012 geeft hij zijn eerste trainingen bij het eerste elftal, onder Jan Wouters, het jaar erop is hij assistent van Robby Alflen.
De lust opwekken om beter te worden
Zonder Alflen was hij nooit zo ver gekomen, zegt Ultee. Maar van Alflen mag hij dat niet zeggen. Alflen handelde puur uit eigenbelang. ‘Hij maakte m’n spelers beter. Zo simpel is het.’
Maar hoe doe je dat, spelers beter maken?
Sportwetenschappers hebben onderzocht wat goede voorspellers zijn van succes bij jeugdvoetballers. Bovenaan de lijst: zelfregulatie. Een ander, gerelateerd buzzword in ontwikkelingsleer: deliberate practice. Als je het extreem versimpelt, komt het neer op: graag en gericht willen trainen.
De motivatie om dat te willen is idealiter intrinsiek – dat je dus wilt excelleren om het excelleren, niet omdat je er geld voor krijgt, of omdat iets moet. Maar het helpt als iemand deze motivatie bij je doet ontbranden. Niet zozeer in het stadion – dat is het probleem niet. Met 20.000 man op de tribune doet iedereen zijn best. Het gaat om de eerste gure weken van de herfst, op de slechte velden van trainingscomplex Zoudenbalch – dan moet je het ook willen.
En als je naar spelers luistert die bij FC Utrecht met Ultee hebben gewerkt – ik sprak Willem Janssen, Bart Ramselaar en Johan Martensson - dan is dit precies wat Ultee in hen opwekt. Ze zien voetbal niet meer als werk, zoals gebeurt als je elke dag voetbalt, maar als een spel.
In het AD zei Martensson het een paar jaar geleden het mooist: ‘Als ik onder hem train, voelt het alsof ik weer tien of elf ben, ik heb er zo veel plezier in.’
Ook Bart Ramselaar is lyrisch over Ultee. Ramselaar – sinds dit seizoen basisspeler bij PSV en het Nederlands elftal – was en is chronisch onzeker over zijn spel. Bij FC Utrecht maakte Ultee daarom speciaal voor hem een filmpje, met goede acties van Ramselaar.
‘Bart, kijk hier eens naar.’
Bart kijkt naar Bart die tegenstanders kapot dribbelt.
‘En?’
‘Oké, Sjors.’
Dan ging Ramselaar weer trainen, werd hij weer een stapje beter, totdat hij weer ging twijfelen. Waarop Ultee weer een video van stal haalde, met hem ging praten, of hem voorhield dat zelfs de beste spelers fouten maakten. (Ook nu hij het Nederlands elftal heeft gehaald, moet Ultee hem er via WhatsApp regelmatig aan herinneren hoe goed hij is.)
‘Zonder Sjors,’ zegt Ramselaar, ‘was ik zeker niet zover gekomen.’
De reden, naast de mentale eerste hulp? Ultee is volgens hem vooral goed in uitleggen. ‘Veel trainers zeggen iets tegen je, en je weet eigenlijk niet zo goed wat ze bedoelen. Je gaat dan maar wat trainen. Sjors kan het uitleggen zodat je het begrijpt.’
Jezelf naar het trainerschap denken
Wat daarbij helpt: hij neemt veel moeite zijn spelers te begrijpen. Mensen die met hem werken en werkten, roemen zijn vermogen om elke speler anders te benaderen. Dat komt voort uit zijn opvatting van het trainerschap.
Ultees overtuiging is dat je spelers pas kunt verbeteren, als je ze veel aandacht geeft. Dan stellen zij zich open naar jou, waardoor je ze kunt begrijpen. En als je ze begrijpt, kun je ze beter maken. Hoe hij daar bij kwam, vindt hij lastig precies te zeggen. Een groot deel van die denkwijze dankt hij aan zijn ouders - beide werkzaam in het onderwijs - en aan zijn amateurclub DVSU.
De club was zijn tweede thuis, hij hing er ‘van negen tot negen’ rond, en keek er eindeloos veel voetbal. Vragen nestelden zich in zijn hoofd terwijl hij keek. ‘Waarom gebeurde er net wat er gebeurde? Waarom gebeurde wat er daarvóór gebeurde? Hoe reageerde de speler op zijn coach? Waarom? En hoe kan het anders? Ik bleef mezelf vragen stellen.’
Die neiging heeft hij nog steeds. Dat wat hij niet begrijpt, zit hem dwars. Dan gaat hij naar Bol.com en bestelt hij een boek. Veel van die boeken leest hij dan niet uit; een resultaat van meer vragen hebben dan hij kan beantwoorden. Maar het continue vragen stellen, zegt hij, maakte hem wel beter als coach.
Alflen en andere ex-profs speelden zichzelf naar het trainerschap; Ultee dacht zich ernaar.
De bescheiden rol van de coach
De conclusie van die zoektocht is de overtuiging dat een coach in essentie een vrij bescheiden rol heeft.
De taak van de coach, zegt Ultee, is het ontdekken van de kwaliteiten van spelers, door ze aandacht te geven en oprechte interesse in ze te hebben, en spelers vervolgens ‘bewust maken van die kwaliteiten’. Die kwaliteiten zijn vervolgens leidend - en dus niet de ideeën van de coach. Simpeler gezegd: Ultee kijkt niet naar wat je niet kunt, of wat je zou moeten doen, maar naar wat je wel kunt, en van nature al doet.
Dat lijkt een open deur. Maar volgens hem zit het omgekeerde ingebakken in de Nederlandse manier van trainen - in de manier waarop de KNVB trainers opleidt - en dus ook in het Nederlandse voetbal. Die opvatting stelt volgens Ultee te veel de coach centraal: de coach geeft voor en de spelers voeren uit. (Dat is volgens hem ook de reden waarom veel spelers niet geschikt zijn voor het trainerschap – ze hebben altijd opdrachten uitgevoerd, in plaats van zelf nagedacht.)
Ultee kijkt niet naar wat je niet kunt, of wat je zou moeten doen, maar naar wat je wel kunt – en van nature al doet
Hij geeft een voorbeeld. Stel, je wilt dat een ploeg leert opbouwen tegen een ploeg die vroeg en agressief stoort. De coach kan het zelf bedenken, uitleggen, en vervolgens de opbouw precies zo door de spelers laten uitvoeren – zo kreeg hij het aangeleerd op de cursussen van de KNVB. ‘Convergent’ denken, noemt Ultee dat: het zoeken naar het ene goede antwoord op het ene specifieke probleem.
Maar hij vindt het beperkt. Je kunt ook divergent denken: de spelers tien minuten laten voetballen en de ruimte geven zelf met oplossingen te komen. ‘Wie weet bedenken ze wel iets voor jij nooit aan hebt gedacht. Je beperkt jezelf enorm als coach als je alleen maar uitgaat van wat jij weet. Dan is jouw kennis het plafond van de spelers.’
Het bouwen op wat spelers goed kunnen, graag doen, en vanzelf doen – dat is de kern van wat hij noemt ‘creatieve ontwikkeling’. Fouten maken? Juist goed! Rendement? Komt later wel.
‘Spelers mogen dingen uitproberen, spelers mogen falen,’ legde Ultee in 2013 uit aan De Voetbaltrainer. Spelers mogen dingen doen die in eerste instantie niet logisch zijn. (…) Dus vijf keer dezelfde fout maken is ook bij ons niet de bedoeling. Maar gedurende de opleiding duizend verschillende fouten maken... graag!’
Wat de Wehrmacht het Nederlandse voetbal kan leren
Op een recent congres van voetbaltrainers gaf hij een voorbeeld van een goede belichaming van die geest: de Duitse Wehrmacht.
Zeg wat je wilt van de Wehrmacht in de Tweede Wereldoorlog, zegt Ultee, maar in de uitvoering van de taken waren ze creatief en succesvol. Ze hanteerden het principe van ‘opdrachtgerichte commandovoering’. De luitenants kregen van de hogere officieren de vrije hand: het doel (‘verover dat kerkgebouw’) en de middelen (‘hier, kogels en een tank’) kregen ze, maar ze mochten zelf bepalen hoe ze dat doel bereikten.
Zo wil hij het zijn spelers ook laten doen. (Zoals hij het zegt: ‘binnen een structuur zo veel mogelijkheid vrijheid geven’.) En al heel snel omarmde de hele jeugdopleiding FC Utrecht de benadering van de jonge trainer – ook al is het in feite een radicale afwijking van het standaard curriculum van de KNVB.
Om zeker te weten dat dit op de club werd doorbroken, stelde Ultee een lijst op van tien ‘creativiteitskillers’. ‘Wat in acht weken is opgebouwd, kan in acht seconden weer worden afgebroken,’ stond er boven een presentatie die hij ooit gaf aan de opleiding.
CREATIVITEITSKILLERS- Playstationen (voorzeggen) -Scouten/coachen/beoordelen op rendement/efficiëntie -Focus op ‘wat wil ik niet’/’wat wil ik voorkomen’ -Spelers stimuleren om zo min mogelijk fouten te maken en risico’s zo veel mogelijk te vermijden -Systeem/tactiek/taken als uitgangspunt nemen - Critici -“Simpel spelen” “Niet lopen met de bal” -Meer aandacht voor de zwaktes dan voor de kwaliteiten van een spelers (van een 4 een 6 willen maken i.p.v. de 8 een 10 willen maken)
Dat laatste gold bijvoorbeeld voor Bart Ramselaar. Ramselaar kreeg jaar in jaar uit te horen wat hij niet kon. Dat hij minder moest dribbelen en sneller moest overspelen. ‘Belachelijk,’ zegt Ultee. ‘De dribbel van Bartje is fan-tas-tisch. Op een of andere manier heeft hij zo leren spelen, uit zichzelf. En trainers proberen dat dan af te leren? Onbegrijpelijk.’
In deze overmatige coaching ziet Ultee een verklaring voor de stagnatie van het Nederlandse voetbal. ‘We bouwen allemaal netjes op vanuit de verdediging. Want dat moet zo. Maar we kiezen nooit of nauwelijks voor de diepe bal op de spits. We spelen volgens het model, omdat we denken dat dit op termijn betere voetballers oplevert. (…) Maar we vergeten dat het een middel is, en geen doel op zich.’
De abrupte stop van een bliksemcarrière
Zo bliksemachtig als Ultees carrière startte, zo plotseling kwam het afgelopen zomer tot een halt.
In maart van dit jaar leek Ultee met de club akkoord over een contractverlenging. Erik ten Hag, de opvolger van Robby Alflen, die midden 2015 opstapte, was tevreden over hem. Maar uiteindelijk kwamen de clubleiding en hij er, zoals dat heet, toch niet uit.
Gevolg: Ultee zat begin juli zonder werk. Net toen hij op het punt stond tijdelijk terug te keren in het onderwijs, belde Michel Jansen, het hoofd van de jeugdopleiding van FC Twente. ‘Ik heb hem drie weken niet durven bellen,’ zegt Jansen. ‘Ik was bang hem te beledigen. Met zo’n cv ga je niet snel de Onder 17 van Twente doen.’
Inmiddels heeft Ultee er de eerste seizoenshelft in Enschede opzitten - met veel plezier. Maar zijn doel is duidelijk: hoofdtrainer worden in het profvoetbal. Aanbiedingen komen zo nu en dan al voorbij. Een club uit de Jupiler League polste hem recent voor een baan als hoofdtrainer. Charmerend? Zeker. Frustrerend? Ook dat.
Want wil je hoofdtrainer zijn in het betaald voetbal, moet je het diploma Coach Betaald Voetbal hebben.
Het enige dat hij heeft is kennis en kunde
Precies, dat diploma uit het begin van dit verhaal.
Het diploma waar hij Alflen mee hielp. Het diploma waarvoor coaches opdrachten moeten doen die ze als later toch uitbesteden. Het diploma waarvoor hij de schriftelijke opdrachten voor diverse afgestudeerden al heeft gedaan. Het diploma dat hij niettemin niet heeft. En het diploma dat hij de vorig seizoen niet heeft kunnen halen, omdat de cursus niet doorging. Een van de redenen, volgens de KNVB? De markt moet niet worden overspoeld met trainers.
Dat het diploma een vereiste is, vindt Ultee ietwat vreemd. ‘Het is net alsof Shell alleen een CEO mag aanstellen die een bepaalde studie heeft gedaan.’
Er is ook goed nieuws. In maart, zo laat de KNVB weten, begint er weer een cursus. En - meer goed nieuws voor Ultee - veel wijst erop dat je verleden als speler een minder zwaarwegend criterium wordt bij de toelating.
Maar stel dat hij het diploma haalt: wat dan?
In het voetbalwereldje is Ultee een naam. Toen Trainers Magazine recent een symposium organiseerde, was Ultee de belangrijkste spreker. Met zijn competentie zit het wel goed. Het probleem is alleen dat profclubs niet alleen kijken naar competentie.
‘In Nederland gaat het vaak om: hoe ben je op tv? Ben je een ‘persoonlijkheid’? Kun je het verkopen?,’ zegt Ultee. ‘Ben je een ex-prof, dan denken mensen eerder dat je dat kunt. Oh vet, Marco van Basten komt. Dat heb ik niet.’
‘Het enige dat ik te bieden heb,’ zegt hij, ‘is kennis en kunde.’
Heb je vragen voor Sjors Ultee? Stel ze hieronder, hij beantwoordt ze graag.