Zo herken je een dictator (en dat is moeilijker dan je denkt)
Van Abdel Fatah al-Sisi in Egypte tot Viktor Orban in Hongarije: dictators vind je nog altijd overal. En vaak krijgen ze - vooral in het begin - alle steun van de bevolking. Hoe verandert een sterke leider in een meedogenloze despoot? En waarom is dit patroon zo hardnekkig?
Het valt tegenwoordig niet mee om een dictator te zijn. De tijd dat je zoals de Oegandese dictator Idi Amin tegenstanders kon voeren aan krokodillen of zoals Josef Stalin honderdduizenden mensen naar verafgelegen strafkampen kon sturen is grotendeels voorbij. Godzijdank.
Toch is er weinig reden voor euforie. Als dictators vandaag iets geleerd hebben, dan is het dat bruut en grootschalig geweld in een geglobaliseerde wereld met alomtegenwoordige media contraproductief is. Je kunt beter je ijzeren vuist verbergen in een fluwelen handschoen en je voordoen als een democraat.
Haal die democratische vernislaag weg en je staat versteld hoe springlevend de drang van staatshoofden is om de politieke arena te domineren en koste wat het kost aan de macht te blijven. Voorbeelden genoeg: de Turkse Recep Tayyib Erdogan, de Egyptische Abd al-Fatah al-Sisi, de Russische Vladimir Poetin, de Hongaarse Victor Orban en de Amerikaanse Donald Trump.
En eerlijk gezegd, ook al gebruiken dictators spaarzamer geweld, aan hun tactieken is de voorbije millennia nauwelijks iets veranderd. Ze gebruiken nog altijd dezelfde trucs: verdeel-en-heers, repressie, beloningen voor wie loyaal is, propaganda, dreigen met chaos en last but not least, de knapste truc van allemaal: mensen laten geloven dat je geen dictator bent.
Macht, een oeroud verlangen
Wat maakt dictaturen nu zo hardnekkig? Daarvoor moeten we kijken naar de menselijke natuur. Als sociale wezens gebruiken mensen patronen om te overleven, zoals flirten, seks, spel, conflict. Het zijn oeroude gewoontes die onze dagelijkse interacties sturen. Eén zo’n krachtig patroon van sociaal leven is macht: het verlangen om je stempel op je omgeving te zetten, en zo aan invloed te winnen.
Nergens is dat verlangen zo naakt als in de politiek. Daar gaat het immers over de vraag hoe je een samenleving organiseert en bestuurt. Hoe belangrijker je positie als bestuurder, hoe meer invloed je hebt, hoe meer macht. Geen wonder dat we, als we over dictators spreken, automatisch aan politiek denken, ook al lopen er in sommige bedrijven en gezinnen ook verschrikkelijke tirannen rond.
Als het over politieke macht gaat, valt meteen de naam Niccolò Machiavelli. Niemand heeft ons denken over machtspolitiek zo beïnvloed als de zestiende-eeuwse Italiaanse staatkundige. Zijn beroemde boek De heerser staat boordevol praktische raadgevingen voor bestuurders.
Het beeld dat hij schetst is niet fraai. Volgens Machiavelli wordt macht je niet gegund – je moet hem grijpen en behouden via bruut geweld en allerlei listen. Teerhartige en wispelturige mensen hebben niets te zoeken in de politieke arena, niet als ze ambitieus zijn en het ver willen schoppen.
Er is maar één regel: je bent de jager of de prooi
Ook vandaag is onze fascinatie voor de machiavellistische machtsfilosofie groot. Het is de rode draad in de populaire Netflix-serie House of Cards, waarin de gewetenloze Amerikaanse senator Frank Underwood alle tactieken inzet om president te worden. Mensen zijn voor hem niets meer dan marionetten, instrumenten die hij kan gebruiken om zijn eigen belang na te streven.
Het doel heiligt de middelen, zelfs moord. ‘Wie naar de top van de voedselketen klimt moet genadeloos zijn’, zegt de machtsgeile Underwood tegen de kijker. ‘Er is maar één regel: je bent de jager of de prooi.’
Waarom zijn dictators zo populair?
Toch verklaart die wijdverbreide en cynische kijk op macht niet hoe het komt dat sommige dictators met steun van een groot deel van de bevolking aan de macht kunnen komen. En waarom dictators, althans in het begin, zo populair zijn. Blijkbaar berust macht niet alleen op strategisch bedrog en repressieve kracht. Het fenomeen zit complexer in elkaar.
Het klinkt misschien eigenaardig maar een van de belangrijkste kwaliteiten om macht te verwerven is inlevingsvermogen. Leiders die de verlangens, angsten en ressentimenten van anderen begrijpen, maken meer kans om hogerop te klimmen (dat is overigens ook de reden waarom de meeste dictators, hoe monsterlijk ze zich ook gedragen, geen psychopaten zijn).
Neem Hitler, de belichaming van het absolute kwaad. Los van zijn hypnotiserende redenaarstalent, organisatorische kwaliteiten en onuitputtelijke wilskracht had hij een doorleefd inzicht in de Duitse samenleving. Hij begreep – en deelde – de gekrenkte nationale trots van miljoenen Duitsers na het verlies in de Eerste Wereldoorlog, de kwaadheid over de immense werkloosheid en de onvrede over het eindeloze parlementaire gekissebis.
De bevolking van Nazi-Duitsland was overdonderd, dankbaar
Tegenover dat onbehagen stelde Hitler de garantie van militaire triomfen, economische welvaart en een efficiënt bestuur. Het waren geen loze woorden. In een paar jaar herstelde Hitler de werkgelegenheid, zorgde hij voor sociale programma’s en Autobahnen, en behaalde hij makkelijke overwinningen in het buitenland. Het eindeloze parlementaire gekrakeel van de Weimarrepubliek verving hij door een krachtdadig bestuur. Het bracht de bevolking in een jubelstemming. Ze waren overdonderd, dankbaar.
Zeker, Hitler maakte listig gebruik van de heersende sentimenten, inclusief het antisemitisme, om zijn positie in de cockpit van de macht te verstevigen. Maar het is net zo waar dat hij als kind van zijn tijd sympathiseerde met het lot van veel Duitsers en in het begin werkelijk probeerde om hun belangen te bevorderen.
Die positieve en cruciale eigenschap van macht zie je ook bij de Egyptische leider Gamal Abd al-Nasser, die van 1954 tot 1970 president was van Egypte. Ook hij slaagde erin het welzijn van de doorsnee Egyptenaar te verbeteren. Hij wierp het koloniale Britse juk definitief af, stuurde de decadente koning Farouk in ballingschap, schafte het grootgrondbezit af en zorgde voor beter onderwijs en meer werk.
En net als Hitler was Nasser een toegewijd staatsman die vrij sober leefde. Voor hem geen paleizen of dure maatpakken, geen exorbitant loon of verse oesters. Zijn enige excessen op het gebied van luxe: hij ging af en toe naar de bioscoop en rookte drie pakjes sigaretten per dag.
Als altruïsme eigenbelang wordt
Zulke ‘sterke’ leiders die zich in tijden van onzekerheid en onvrede over de bevolking ontfermen, oefenen een buitengewone aantrekkingskracht uit op burgers. De meteorische opkomst van de Egyptische generaal Sisi in 2013 en zijn verkiezing tot president in 2014 moeten in dat licht gezien worden: na de desastreuse regeerperiode van de islamisten, smachtten Egyptenaren naar een redder, naar een nieuwe Nasser.
In de Verenigde Staten zie je iets vergelijkbaars. Miljoenen Trump-stemmers hopen dat de kersverse president het kreupele Amerika weer groot en beter zal maken. Dat hij keihard zal optreden tegen het corrupte establishment in Washington en het terrorisme zal uitroeien.
Waar loopt het dan mis? Hoe komt het dat sommige politici die eerst altruïstisch lijken te handelen na verloop van tijd alleen nog hun eigen belangen nastreven en ten koste van alles aan de macht willen blijven?
Dat heeft te maken met de soms tegenstrijdige werking van de menselijke geest. Zoals gezegd winnen we aan invloed door oog te hebben voor anderen en hun belangen. Maar juist die machtservaring brengt ons in een gevaarlijke roes. Overladen door respect, bewondering en in sommige gevallen verafgoding voelen we ons speciaal en beter dan de rest. Uitverkoren.
De Amerikaanse sociale psycholoog Dacher Keltner spreekt over een paradox . Hij schrijft: ‘De verleidingen van macht zetten ons ertoe aan juist die vaardigheden te veronachtzamen die ons eerder in staat stelden om macht te verwerven.’ In het geval van Trump – die met een zilveren lepel in de mond is geboren en als televisiester en vastgoedmagnaat enorm veel macht genoot – was er altijd al sprake van machtsmisbruik.
Hoe machtiger, hoe groter de kans op corruptie
De Britse negentiende-eeuwse historicus Lord Acton had gelijk: macht corrumpeert en absolute macht corrumpeert absoluut. Wetenschappelijke experimenten tonen keer op keer aan dat naarmate iemands macht toeneemt, de kans groter wordt dat die persoon minder rekening houdt met anderen en vaker de regels overtreedt.
Het voorspelbare gevolg is dat leiders de steun en het respect verliezen van de bevolking, ook al is die ogenschijnlijk loyaal. Het is op dat moment dat sommige staatshoofden hun toevlucht nemen tot uiteenlopende trucs om de bevolking te misleiden of te disciplineren.
Een beproefde, millennia oude tactiek is de bevolking erop te wijzen dat er bijzondere omstandigheden zijn die de positie van de dictator legitimeren. Een crisis. Een oorlog. Buitenlandse spionnen. Elke dictator heeft zo zijn boemannen. De Egyptische president Sisi waarschuwt voor militante islamisten. De Turkse president Erdogan spreekt over een complot van de Gülenbeweging, een rivaliserende religieuze groepering.
Een leider die repressie nodig heeft om aan de macht te blijven, is zijn gezag kwijt
Het is geen toeval dat de term ‘dictator’ oorspronkelijk een titel was in het Romeinse Rijk: het was een speciale functionaris die gedurende maximaal zes maanden van de senaat carte blanche kreeg om de rust te herstellen in het door oorlog geteisterde rijk. Julius Caesar was de eerste dictator die erin slaagde om de termijn voor die post telkens opnieuw te verlengen door – heel slim – een sluimerende sfeer van crisis te cultiveren. Permanente dictatuur, realiseerde hij zich, heeft permanente crisis nodig. De senaat benoemde hem uiteindelijk tot ‘dictator voor het leven.’
Die voor dictators zo typerende werkwijze onthult een belangrijke waarheid. Een leider die crises, oorlogen, speciale noodwetten, repressie en allerhande sluwe manoeuvres nodig heeft om zijn positie te verzekeren, is zijn natuurlijk gezag kwijt.
Tot die pijnlijke vaststelling kwam ook de Libische leider Moammar Khadafi, een Arabische Caligula die na 42 jaar op de troon schijnbaar zijn eigen propaganda geloofde. Hoewel hij een zeer berekenende en meedogenloze leider was, wilde hij geloven dat de bevolking van hem hield.
Toen een groepje rebellen hem op 20 oktober 2011 uit een betonnen rioolpijp trok en martelde, keek de ‘Grote Gids van Libië’ dan ook oprecht verbaasd naar zijn bebloede handen. Gebeurde dit echt? En of dit echt gebeurde: de lynchpartij duurde slechts enkele minuten, zo groot was de haat. De narcist was verdronken in zijn eigen spiegelbeeld.
Macht is nooit vanzelfsprekend, vond Lincoln
Toch blijven autocratische leiders zich koppig aan de troon vastklampen, ook als ze de duurzaam verkregen macht van het volk kwijt zijn. Terwijl ik deze woorden schrijf, weigert de Congolese president Joseph Kabila om na zijn tweede en volgens de wet laatste termijn op te stappen.
De Syrische leider Bashar al-Assad heeft het land in puin gelegd om maar geen troonsafstand te moeten doen. Maar hoe lang deze dictators ook regeren, hoeveel metersgrote billboards met zelfportretten ze ook verspreiden, grote leiders zullen het nooit worden.
Een echte leider erkent zijn verlangen naar meer macht
Echt grote leiders zetten de bekende uitspraak van Machiavelli, ‘Het is beter gevreesd te zijn dan geliefd,’ op zijn kop. Niet dat ze het volk naar de mond praten. Ze proberen vooral naar hun beste vermogen het algemeen belang te bevorderen. En heel belangrijk: ze zijn zich bewust van hun verlangen naar meer macht.
Abraham Lincoln, een boerenzoon die het tot de zestiende president van de Verenigde Staten schopte, was zo’n uitzonderlijke leider. Hij vond macht nooit vanzelfsprekend. ‘Als je het karakter van een mens wil kennen, moet je hem macht geven,’ zei hij. Misschien is dat de beste weerstand tegen de sirenenzang van de dictatuur: niet te snel onder de indruk zijn van je eigen werk en nederig blijven.